Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoekster
3.Het standpunt van de rechter
De rechter merkt op dat hij verplaatsing van de zitting, waarom verzoekster verzocht heeft in haar e-mail van 5 april 2019, overeenkomstig artikel 10.2 van het procesreglement zonder meer zou hebben toegestaan nu aan haar geen verhinderdata zijn gevraagd, maar dat is nu niet mogelijk omdat de rechter tegelijkertijd gewraakt is en geen (proces)beslissingen kan nemen zolang het wrakingsverzoek in behandeling is.
Ten aanzien van de kwestie uitstel merkt ze op dat haar telefonisch door de griffie van de sector kanton is medegedeeld dat ze alleen uitstel zou kunnen krijgen als de wederpartij in de hoofdzaak daarvoor toestemming zou geven maar dat duidelijk was dat die er niet zou komen omdat de wederpartij in de dagvaarding reeds had vermeld dat uitstel niet mogelijk was. Verzoekster stelt dat de medewerker van de griffie heeft bevestigd dat ze deze mededelingen namens de rechter deed.
Ten aanzien van het feit dat de rechter heeft toegestaan dat een zitting werd gepland op basis van de inhoud van een conceptdagvaarding merkt verzoekster op dat de rechter met zijn verweer de wederpartij in de hoofdzaak indekt en bedoelingen weergeeft die niet blijken uit de dagvaarding.