ECLI:NL:RBNHO:2019:3503

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
6987901 \ CV EXPL 18-3956
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en tegenvordering tot schadevergoeding in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft [eiser], h.o.d.n. OmniCLES, een vordering ingesteld tegen Schenkeveld Advocaten N.V. wegens onbetaald gelaten facturen voor werkzaamheden verricht in het kader van een rapportage. De vordering betreft een bedrag van € 24.923,68, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Schenkeveld heeft de factuur betwist en een tegenvordering ingesteld van € 80.000,00, stellende dat het rapport niet voldeed aan de verwachtingen en dat er schade is ontstaan door tekortkomingen van [eiser]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] zijn werkzaamheden heeft verricht in opdracht van Schenkeveld en dat het rapport op 28 november 2017 bij het gerechtshof is ingediend. De kantonrechter oordeelt dat Schenkeveld de factuur moet betalen, omdat zij niet heeft aangetoond dat [eiser] tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De tegenvordering van Schenkeveld wordt afgewezen, omdat er geen tekortkoming van [eiser] is vastgesteld. De proceskosten komen voor rekening van Schenkeveld, die ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6987901 \ CV EXPL 18-3956 BL
Uitspraakdatum: 3 april 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. OmniCLES
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R. van Viersen
tegen
de naamloze vennootschap
Schenkeveld Advocaten N.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: Schenkeveld
gemachtigde: mr. F. Hoppe

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 8 juni 2018 een vordering tegen Schenkeveld ingesteld. Schenkeveld heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 5 maart 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Schenkeveld bij brief van 18 februari 2019 nog stukken toegezonden en heeft [eiser] schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.

2.De feiten

2.1.
[eiser] voert een eenmanszaak, waarin hij zich bezighoudt met het verstrekken van economische adviezen, in het bijzonder op het gebied van mededingingsrecht.
2.2.
Schenkeveld exploiteert een advocatenkantoor.
2.3.
Prijsvrij is een Online Travel Agent, die sinds enkele jaren verwikkeld is in een (mededingingsrechtelijk) juridisch conflict met touroperators Corendon en Thomas Cook.
2.4.
In de procedure tegen Corendon werd Prijsvrij aanvankelijk bijgestaan door mr. L.E.J. Jonker van Holla Advocaten. In deze zaak is Prijsvrij in eerste aanleg bij vonnis van 26 juli 2017 in het ongelijk gesteld.
2.5.
Tegen die uitspraak heeft Prijsvrij hoger beroep ingesteld. De appeldagvaarding is uitgebracht door mr. Jonker. Vervolgens heeft Prijsvrij zich op 4 september 2017 gewend tot mr. J. van Rhijn, werkzaam bij Schenkeveld, met het verzoek haar verder juridisch bij te staan in de hoger beroepsprocedure tegen Corendon. Toen Schenkeveld de zaak overnam stond deze bij het gerechtshof te Amsterdam op de rol voor het indienen van de memorie van grieven. Schenkeveld heeft hiertoe uitstel gevraagd en verkregen tot 28 november 2017.
2.6.
Schenkeveld heeft Prijsvrij geadviseerd om ten behoeve van de procedure in hoger beroep een economisch rapport te laten opstellen. Prijsvrij heeft hiermee ingestemd. Schenkeveld heeft hiertoe vervolgens [eiser] benaderd. In een e-mail van 31 oktober 2017 met onderwerp ‘Prijsvrij/Corendon’ schrijft mr. Van Rhijn – voor zover relevant – het volgende aan [eiser] :
“(…) Laten we de vraagstelling samen bepalen. In ieder geval is in eerste instantie onze vraag:1. Wat is de relevante markt in deze zaak (aanbieden van pakketreizen in Nederland?) met een globale schets van de mogelijke submarkten. Het betreft de periode 2012/2013.
Is het juist dat het gaat om 2 te definiëren markten? (in de verticale relatie tussen reisagent en touroperator als contractspartijen en in de horizontale relatie tussen reisagent en touroperator als direct seller aan consumenten);
Is het mogelijk een ‘grof’ marktaandeel te bepalen van de betrokken partijen? Of is dit erg arbeidsintensief met grote tijds- en kostenimpact (eventueel nog mogelijk in een later stadium).
2. Hoe kwalificeert de contractuele verhouding tussen partijen zich? Is sprake van eigenlijke of oneigenlijke agentuur?
Als gezegd, wij moeten eind november dienen van grieven in de zaak Corendon. Uiterlijk 15 november zouden wij de eerste bevindingen tegemoet willen zien, zodat wij deze nog kunnen verwerken. (…)
Een min of meer vergelijkbare kwestie speelt richting Thomas Cook Nederland B.V. zodat een eventueel rapport mogelijkerwijs ook bruikbaar zal moeten zijn in die kwestie. (…)”
2.7.
In reactie daarop schrijft [eiser] diezelfde dag aan mr. Van Rhijn:
“(…) Ik ben momenteel behoorlijk druk en kan pas volgende week echt meters maken. Ik heb dus feitelijk 1 week de tijd. Ik denk dat het mogelijk is om al iets op te leveren maar ik vermoed dat dit niet voldoende is als zelfstandig OmniCLES rapport. Voor veel opdrachten lever ik teksten aan die rechtstreeks door de advocaat in de documenten kunnen worden opgenomen, ik heb de indruk dat in deze zaak behoefte is aan een zelfstandig rapport? Indien dit juist is kan ik niet garanderen dat ik een stuk kan produceren waarvan ik vind dat ik dit kan verstrekken.Ik stel voor dat we donderdagavond om 19:30 in Baarn afspreken. (…) Ik kan dan in week 45 een vliegende start maken met het onderzoek. Misschien moeten we alvast een afspraak plannen voor vrijdag 10 november zodat we dan weten waar we staan, wat we hebben en wat nog niet. Ik verwacht tot de bespreking op 10 november ongeveer 40 uren te hebben gewerkt aan dit project. (…)”
2.8.
Schenkeveld werkte in deze kwestie samen met mr. Hoppe van AT Lawyers. Op 2 november 2017 heeft op het kantoor van mr. Hoppe te Baarn een bespreking plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren mr. Van Rhijn, mr. Hoppe en [eiser] .
2.9.
In een e-mail van 6 november 2017 schrijft mr. Van Rhijn aan [eiser] :
“Inmiddels is Prijsvrij akkoord met het verzorgen door jouw kantoor van een rapportage zoals tussen Fanauw Hoppe en ondergetekende met jou besproken op het kantoor van AT Lawyers donderdagavond jl. Dat betekent dat jij aan de slag kunt tegen de tarieven zoals tussen ons besproken. De inschatting is dat er in ieder geval 40 uur met deze rapportage gemoeid zal zijn.”
2.10.
In reactie hierop schrijft [eiser] aan mr. Van Rhijn:
“Nog even om onduidelijkheden achteraf te voorkomen: mijn contract is met jou en de factuur moet naar Schenkeveld advocaten? Ik ontvang hier graag even een bevestiging van.”
2.11.
Daarop schrijft mr. Van Rhijn aan [eiser] :
“Ja [voornaam eiser] dat klopt. Jij contracteerde met Schenkeveld advocaten NV en ik belast eea door aan Prijsvrij.”
2.12.
Op 13 november 2017 heeft [eiser] zijn eerste concept rapport aan mr. Van Rhijn en mr. Hoppe gezonden. In zijn begeleidende e-mail schrijft [eiser] :
“Ik ben over het weekend en vandaag druk bezig geweest om het concept rapport op een zo goed mogelijk niveau te krijgen. Het is een hele klus geweest om de informatie door te nemen, er was eigenlijk geen tijd om alles even rustig te laten bezinken. Ik hoop en denk dat dit uiteindelijke rapport nuttig zal zijn in het geschil.Ik stuur jullie vandaag dit concept. Het verzoek is om dit op feitelijke onjuistheden te controleren maar ook zijn andere opmerkingen natuurlijk welkom. (…)Ik zit nu op 43 uren gewerkt. Ik kan niet voorzien hoe lang ik morgen nog bezig zal zijn, dit hangt ook af van de eventuele opmerkingen die ik van jullie zal krijgen. (…)”
2.13.
In een e-mail van 14 november 2017 schrijft mr. Van Rhijn aan Prijsvrij dat [eiser] nog 32 uur extra nodig denkt te hebben om tot afronding van het rapport te komen, en vraagt daarvoor het akkoord van Prijsvrij. Nadat Prijsvrij hierover haar ongenoegen heeft geuit, en [eiser] een nadere toelichting op zijn uren heeft gegeven, heeft Prijsvrij ingestemd met aanvullend door [eiser] te besteden uren.
2.14.
Ook mr. Braeken van Maverick Advocaten, de advocaat van Prijsvrij in de zaak tegen Thomas Cook, heeft (via Schenkeveld) kennis genomen van het conceptrapport van [eiser] . Mr. Braeken deelt in een e-mail van 16 november 2017 zijn observaties over dit rapport met mr. Hoppe. Daarbij vraagt mr. Braeken zich af of het niet effectiever is om een andere onderzoeksvraag aan [eiser] voor te leggen, om – samengevat – een voldoende zorgvuldige marktafbakening te kunnen geven bezien in het licht van het zogenoemde IATA-arrest van de Hoge Raad. Daarnaast maakt mr. Braeken ‘nog een aantal andere meer praktische observaties over de inhoud van het rapport’.
2.15.
Op 17 november 2017 heeft [eiser] een aangepast conceptrapport verstrekt, dat op 20 november 2017 is besproken in een telefonisch overleg tussen mr. Van Rhijn, mr. Hoppe, mr. Braeken en [eiser] . Op basis van dit gesprek heeft [eiser] diezelfde dag een aangepast concept van het rapport per e-mail aan mr. Van Rhijn en mr. Hoppe gezonden. Daarbij schrijft [eiser] dat hij heeft getracht
“om zo ver mogelijk te gaan in zijn uitspraken over de relevante markt op grond van de beperkte informatie die beschikbaar/onderzocht is.”
2.16.
Deze versie van het rapport is door mr. Van Rhijn doorgestuurd aan mr. Braeken en Prijsvrij, die in de gelegenheid zijn gesteld commentaar te geven, en van die gelegenheid vervolgens ook gebruik hebben gemaakt.
2.17.
Op 26 november 2017 stuurt [eiser] de volgens hem definitieve versie van het rapport aan mr. Van Rhijn, mr. Hoppe, mr. Braeken en Prijsvrij. In zijn begeleidende e-mail schrijft [eiser] :
“Ik ben dit weekend nogmaals door het rapport heengegaan om alle opmerkingen en suggesties nauwkeurig te bekijken. Ik heb het grootste deel van jullie gezamenlijke suggesties overgenomen, voor een deel was dit niet mogelijk omdat ik bepaalde stellingen niet kan onderbouwen. (…)Ik heb zoveel mogelijk meegedacht met jullie belangen maar binnen een rapport zijn de mogelijkheden beperkter dan het meedenken hoe jullie dit het best kunnen vertalen. Ik heb trouwens niets gedaan met de opmerking die verwees naar marktafbakeningen in NMa rapporten over het jaar 2000 en daarvoor, ik vind deze vanuit economische perspectief en gezien de ontwikkelingen irrelevant. (…)”
2.18.
Op 27 november 2017 om 11.27 uur schrijft mr. Braeken in een e-mail met onderwerp ‘Laatste opmerkingen t.a.v. rapport’ aan [eiser] dat hij nog steeds een aantal stellingen ziet terugkomen die naar zijn mening niet bevorderlijk zijn voor de positie van Prijsvrij. Vervolgens wordt besloten dat Maverick Advocaten het rapport gaat bewerken. In dat verband schrijft Prijsvrij om 11.46 uur aan mr. Braeken, mr. Hoppe en mr. Van Rhijn dat het voor haar
“van doorslaggevend belang is dat het rapport haar positie krachtig ondersteunt”en
“Als er einde dag geen rapport ligt dat aan onze eisen voldoet wil ik t niet opnemen en de tijd tot de zitting gebruiken om een andere partij een wel duidelijk en sterk rapport te laten maken”.
2.19.
Op 27 november 2017 om 17.25 uur levert mr. Braeken de wat hem betreft finale versie van het rapport. In reactie daarop laat [eiser] om 17.56 uur weten dat het proces geen schoonheidsprijs verdient, maar ermee te kunnen leven als het rapport in deze vorm voor Schenkeveld en Prijsvrij beter bruikbaar is. Daarop stuur mr. Van Rhijn nog een e-mail met ‘wat kleine puntjes’ en laat [eiser] om 18.02 uur weten nog één opmerking te hebben gevonden en dat de rest volgens hem okay is. Ten slotte schrijft mr. Van Rhijn die dag om 18.08 uur in een e-mail aan [eiser] :
“Lijkt mij goed zo. Wil jij tekenen en deze digitaal toesturen?”
2.20.
Deze definitieve versie van het rapport is op 28 november 2017 door Schenkeveld bij de memorie van grieven ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam in de procedure tegen Corendon.
2.21.
Bij factuur van 1 december 2017 met referentie ‘PrijsVrij – Corendon’ heeft [eiser] een bedrag van € 23.141,25 (inclusief btw) aan Schenkeveld in rekening gebracht. Dit bedrag ziet op werkzaamheden verricht in de periode van 2 tot en met 27 november 2017, in totaal 85 uren tegen een uurtarief van € 225,00 (exclusief btw).
2.22.
Schenkeveld heeft deze factuur onbetaald gelaten. In dat verband schrijft mr. Van Rhijn op 5 december 2017 aan [eiser] dat Prijsvrij problemen heeft met de nota’s van Schenkeveld, die van OmniCLES daaronder begrepen.
2.23.
Bij dagvaarding van 20 april 2018 heeft Schenkeveld een vordering ingesteld tegen Prijsvrij tot betaling van haar facturen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Schenkeveld veroordeelt tot betaling van € 24.923,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 23.141,25 vanaf 8 juni 2018. Hij legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Schenkeveld heeft ten onrechte de factuur van [eiser] onbetaald gelaten, ondanks herhaalde sommatie. Daarom is Schenkeveld ook wettelijke handelsrente (tot dagvaarding berekend op € 776,02) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.006,41) verschuldigd.
3.2.
[eiser] is zijn uit de overeenkomst met Schenkeveld voortvloeiende verplichtingen volledig nagekomen. [eiser] is gevraagd om als onafhankelijk deskundige een rapport op te stellen, niet om als partijdeskundige de resultaten van zijn onderzoek in een bepaalde richting te schrijven, zodat bevindingen die minder positief uitpakken voor Prijsvrij niet aan [eiser] te verwijten zijn. Er was sprake van een grote tijdsdruk. Doelstelling was om binnen de beperkte tijd een zo goed mogelijk rapport op te leveren, dat in de procedure tegen Corendon als anker kon dienen voor het voeren van een economische discussie. De opdracht zag niet op de zaak van Prijsvrij tegen Thomas Cook. In de periode van 13 tot en met 27 november 2017 zijn concepten van het door [eiser] opgestelde rapport becommentarieerd. Niet alleen door mr. Van Rhijn en mr. Hoppe. Ook mr. Braeken, de CEO van Prijsvrij en mr. Knotter van LXA The Law Firm gingen zich ermee bemoeien. [eiser] ontving regelmatig dubbele of irrelevante informatie en zelfs conflicterende instructies. Dit heeft veel extra tijd gekost. [eiser] heeft tussentijds toestemming van Schenkeveld gevraagd en gekregen voor het declareren van extra tijd. De aanpassingen aan het rapport zijn vooral strategisch geweest. De kwantitatieve analyse van [eiser] is niet gewijzigd. Schenkeveld heeft het rapport gedurende 14 dagen kunnen bestuderen en becommentariëren, daarvan volledig gebruik gemaakt en vervolgens besloten op 27 november 2017 de definitieve versie van het rapport vast te stellen en dit op 28 november 2017 in te dienen bij het gerechtshof. Daarmee heeft Schenkeveld het resultaat geaccepteerd. Schenkeveld kan zich niet verschuilen achter standpunten van Prijsvrij, die geen partij is in de relatie met [eiser] .

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Schenkeveld betwist de vordering en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het rapport van [eiser] voldoet niet aan hetgeen Prijsvrij daarvan mocht verwachten. Er stonden feitelijke onjuistheden in, de resultaten waren ongunstig voor Prijsvrij en relevante vraagstukken werden niet behandeld. Kernvraag was te komen tot een marktafbakening. Verder bevat het rapport zoveel disclaimers dat het nauwelijks zeggingskracht heeft. Bovendien heeft [eiser] niet de overeengekomen 40 uur aan het rapport besteed, maar 85 uur, en zijn de eerste 43 uur besteed aan de verkeerde onderzoeksvraag. Ook kan het rapport niet worden gebruikt in de procedure van Prijsvrij tegen Thomas Cook, in tegenstelling tot hetgeen was overeengekomen. Prijsvrij claimt aanzienlijke schade te hebben geleden als gevolg van het handelen van [eiser] en stelt Schenkeveld daarvoor aansprakelijk. De schade bestaat uit kosten voor door Maverick Advocaten verrichte herstelwerkzaamheden (€ 10.000,00), voor het opstellen van een volledig nieuw rapport voor de procedure tegen Thomas Cook (€ 40.000,00) en voor uiteindelijke vervanging van het rapport in de procedure tegen Corendon (€ 30.000,00). De schade waarvoor Schenkeveld door Prijsvrij aansprakelijk wordt gehouden claimt Schenkeveld op haar beurt van [eiser] . In dat verband beroept Schenkeveld zich op opschorting respectievelijk verrekening. Omdat nakoming van de verplichtingen door [eiser] blijvend onmogelijk is, roept Schenkeveld de (partiële) ontbinding in van haar overeenkomst met [eiser] .
4.2.
Schenkeveld vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van het hierboven gespecificeerde bedrag van in totaal € 80.000,00, onder verwijzing naar hetgeen in de zaak van de vordering is aangevoerd.
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering gemotiveerd.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat [eiser] zijn werkzaamheden heeft verricht in opdracht van Schenkeveld. Verder staat vast dat [eiser] een rapport heeft opgeleverd dat Schenkeveld op 28 november 2017 bij de memorie van grieven in de hoger beroepsprocedure tegen Corendon voor Prijsvrij heeft overgelegd. [eiser] heeft zijn werkzaamheden gefactureerd op basis van een urenspecificatie. Schenkeveld heeft feitelijk niet betwist dat [eiser] de gespecificeerde uren heeft gemaakt. Ook het door [eiser] in rekening gebrachte tarief wordt op zichzelf niet door Schenkeveld weersproken. Daarmee moet Schenkeveld in beginsel de factuur van [eiser] betalen. Schenkeveld betwist echter haar betalingsverplichting en stelt daartoe dat het rapport van [eiser] niet voldoet aan hetgeen Prijsvrij c.q. Schenkeveld daarvan mocht verwachten.
5.2.
De overeenkomst die partijen zijn aangegaan is een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiser] moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen (artikel 7:401 BW). Dit betekent dat [eiser] moet hebben gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval betrokken worden. Bij beoordeling van de vraag of [eiser] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen tegenover Schenkeveld is bepalend of hij zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen partijen zijn overeengekomen, en of [eiser] daarbij de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot verwacht mag worden.
5.3.
Anders dan Schenkeveld benadrukt, moet die beoordeling mede worden bezien in het licht dat de rapportage op heel korte termijn opgeleverd moest worden ten behoeve van de memorie van grieven. Dat het rapport tot is stand gekomen onder behoorlijk grote tijdsdruk, blijkt voldoende uit de overgelegde correspondentie. Schenkeveld wilde uiterlijk op 15 november 2017 de eerste bevindingen van [eiser] ontvangen en het eerste inhoudelijk contact tussen partijen was op 31 oktober 2017. Al in de onder de feiten geciteerde e-mailwisseling van 31 oktober 2017 heeft [eiser] aangegeven dat het gezien de korte termijn vermoedelijk niet mogelijk zou zijn een rapport op te leveren dat als zelfstandig OmniCLES rapport voldoet, en dat hij niet kon garanderen een zelfstandig rapport te kunnen produceren dat aan zijn eisen voldeed. Vervolgens heeft mr. Van Rhijn pas op 6 november 2017 aan [eiser] bevestigd dat hij aan de slag kon, waarna [eiser] op 13 november 2017 zijn eerste conceptrapport heeft geleverd. In zijn begeleidende e-mail schrijft [eiser] dat hij druk bezig is geweest dit rapport op een ‘zo goed mogelijk niveau’ te krijgen en dat er eigenlijk geen tijd was om alle informatie rustig te laten bezinken. Ook uit de uitlatingen van Schenkeveld zelf blijkt dat zij zich bewust was van de tijdsdruk waaronder gewerkt werd. Zo schrijft Schenkeveld op 2 november 2017 aan haar opdrachtgever Prijsvrij dat zij niet het risico wil nemen dat de rechter bezwaar maakt tegen het overleggen van stukken in een te laat stadium (bij pleidooi), en om die reden ook aan [eiser] gevraagd kan worden een verkorte versie te maken die ingediend kan worden bij de memorie van grieven. Verder zegt Schenkeveld bij herhaling dat zij zelf in een heel laat stadium bij de zaak Prijsvrij / Corendon betrokken is. Het was dus letterlijk en figuurlijk een haastklus.
5.4.
Nadat [eiser] op 13 november 2017 zijn eerste conceptrapport had verstrekt zijn hierop commentaren geleverd, niet alleen door Schenkeveld maar ook door derden. Uit de onder de feiten weergegeven gang van zaken blijkt dat het een proces is geweest waarin voortdurend (strategische) aanpassingen werden voorgesteld, die [eiser] steeds in zijn rapport heeft verwerkt, voor zover dit voor hem als onafhankelijk economisch deskundige acceptabel was. Ook kort voor indiening van het rapport bij de memorie van grieven vindt nog een e-mailwisseling en aanpassingen plaats, eindigend met de e-mail van mr. Van Rhijn van 27 november 2017 om 18.08 uur waarin hij aan [eiser] schrijft:
“Lijkt mij goed zo. Wil je tekenen en deze digitaal toesturen?”. Dit is geen vrijblijvende mededeling, omdat het een reactie is die moet worden bezien in het perspectief van genoemd proces waarin het conceptrapport uitvoerig door Schenkeveld (en derden) is beoordeeld en aanpassingen aan het rapport zijn doorgevoerd. Het akkoord van mr. Van Rhijn was het sluitstuk van dit proces. Bij dit akkoord heeft mr. Van Rhijn geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van de inhoud van het rapport of de (on)bruikbaarheid daarvan in de procedure tegen Thomas Cook. Als mr. Van Rhijn vond dat [eiser] met de oplevering van dit uiteindelijke rapport is tekortgeschoten in zijn verplichtingen tegenover Schenkeveld, dan had het op zijn weg als advocaat gelegen om dit op dat moment kenbaar te maken aan [eiser] . Dit geldt te meer nu mr. Van Rhijn op 27 november 2017 om 11.46 uur nog uitdrukkelijk van Prijsvrij te horen heeft gekregen dat als het rapport van [eiser] aan het eind van die dag niet zou voldoen aan de eisen van Prijsvrij, dit rapport niet bij de memorie van grieven overgelegd mocht worden. Mr. Van Rhijn heeft het aangepaste rapport zonder voorbehoud tegenover [eiser] geaccepteerd zoals het is opgeleverd, en ingediend bij zijn memorie van grieven. Daarmee is het oordeel gerechtvaardigd dat [eiser] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover Schenkeveld.
5.5.
Daarbij komt dat los van de vraag of sprake is van een tekortkoming van [eiser] , hij niet in de gelegenheid is gesteld deze te herstellen, niet in gebreke is gesteld en niet in verzuim is geraakt. Voor Schenkeveld is ook om die reden geen bevoegdheid ontstaan tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst.
5.6.
Het beroep van Schenkeveld op opschorting dan wel verrekening ziet alleen op de situatie dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten en daarom schade moet betalen. Dit heeft geen zelfstandige betekenis, want ook dan draait het om de vraag of sprake is van een tekortkoming van [eiser] . Zoals hiervoor overwogen is daarvan naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
5.7.
Ten aanzien van de door [eiser] gefactureerde uren betwist Schenkeveld niet dat deze daadwerkelijk zijn besteed. Ook staat vast dat Schenkeveld (en Prijsvrij) ermee akkoord is gegaan dat [eiser] , in aanvulling op de 43 uren die zijn besteed aan het eerste conceptrapport, een substantieel aantal extra uren zou werken aan afronding van het rapport. Schenkeveld stelt zich echter op het standpunt dat niet al deze uren in redelijkheid aan haar in rekening gebracht mogen worden, omdat – samengevat – Maverick Advocaten veel herstelwerk heeft verricht en [eiser] zich de eerste 43 uur niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Dit verweer slaagt niet en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.
5.8.
Maverick Advocaten is niet de opdrachtgever van [eiser] . Ook is niet gesteld of gebleken dat vooraf met [eiser] is afgesproken dat hij ook alle opmerkingen van Maverick Advocaten in zijn rapport moest verwerken. Daar is in de loop van het proces toe besloten door Schenkeveld c.q. Prijsvrij. Juist de uitvoerige inmenging van Maverick Advocaten heeft ertoe geleid dat [eiser] meer tijd aan het rapport heeft moeten besteden, zodat dit niet afdoet aan de redelijkheid van de door [eiser] gemaakte uren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat sprake was van een haastklus. Daarbij komt dat Schenkeveld niet heeft geconcretiseerd op welk deel van de factuur [eiser] geen aanspraak zou kunnen maken vanwege het door Maverick Advocaten verrichte werk.
5.9.
De eerste 43 uur die [eiser] in rekening heeft gebracht zien op de periode tot oplevering van het eerste conceptrapport op 13 november 2017. Schenkeveld stelt nu dat [eiser] zich in dit eerste concept niet aan de opdracht heeft gehouden, zoals die is gegeven en omschreven in de onder de feiten geciteerde e-mail van 31 oktober 2017. Kernvraag was te komen tot een voldoende zorgvuldige marktafbakening bezien in het licht van eerdergenoemd IATA-arrest, aldus Schenkeveld. Dit blijkt echter niet duidelijk uit genoemde e-mail. Bovendien was deze e-mail niet allesbepalend. Daar staat immers uitdrukkelijk in dat de onderzoeksvraag in overleg geformuleerd zal worden. Op deze e-mail zijn besprekingen gevolgd, waaronder die in Baarn, waar partijen nader hebben gesproken over de invulling van de opdracht. De onderzoeksvraag is in de verschillende versies van het rapport aangepast. Als het al zo zou zijn dat [eiser] in zijn eerste versie van het rapport niet exact heeft gedaan wat hem was opgedragen dan rechtvaardigt dit niet de conclusie dat hij 43 uren onnodig heeft gewerkt. Dit heeft immers de basis gevormd van het op 27 november 2017 opgeleverde definitieve rapport. Bovendien heeft mr. Van Rhijn desgevraagd niet kunnen aangeven welke uren [eiser] onnodig zou hebben gemaakt.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter het door [eiser] gevorderde factuurbedrag van € 23.141,25 zal toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente daarover zal worden toegewezen zoals gevorderd, nu Schenkeveld daartegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd.
5.11.
Verder vordert [eiser] een bedrag van € 1.006,41 voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.12.
Ten slotte overweegt de kantonrechter nog het volgende. Artikel 22b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat door partijen verschafte gegevens en bescheiden door de rechter buiten beschouwing kunnen worden gelaten indien niet wordt aangegeven ter toelichting of staving van welke stelling deze zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is. Bij brief van 18 februari 2019 heeft Schenkeveld het omvangrijke procesdossier van de lopende procedure tussen Schenkeveld en Prijsvrij (C/15/273455/HA ZA 18-296) integraal overgelegd. Ter zitting heeft de kantonrechter bij herhaling uitdrukkelijk aan Schenkeveld gevraagd wat daarvan de bedoeling is. In antwoord daarop heeft Schenkeveld expliciet productie 10 benoemd en daarop een toelichting gegeven. De rest van de bij brief van 18 februari 2019 overgelegde stukken zal buiten beschouwing worden gelaten, omdat de relevantie daarvan niet is toegelicht, met dien verstande dat productie 12 gezien de aard en omvang daarvan wel bij de beoordeling is betrokken. Mede gelet op de uitkomst van de zaak hoeft [eiser] dus niet meer in de gelegenheid te worden gesteld om op de door Schenkeveld overgelegde stukken te reageren.
5.13.
De proceskosten, die van het door Schenkeveld opgeworpen incident tot oproeping van Prijsvrij in vrijwaring daaronder begrepen, komen voor rekening van Schenkeveld, omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
5.14.
Schenkeveld vordert een bedrag van € 80.000,00 betreffende schade waarvoor zij door Prijsvrij aansprakelijk wordt gesteld, voortvloeiend uit een toerekenbare tekortkoming van [eiser] . Nu in de zaak van de vordering is overwogen en beslist dat [eiser] tegenover Schenkeveld niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de hem opgedragen werkzaamheden, kan de tegenvordering van Schenkeveld niet worden toegewezen.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van Schenkeveld, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt Schenkeveld tot betaling aan [eiser] een bedrag van € 24.923,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 23.141,25 vanaf 8 juni 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Schenkeveld tot betaling van de proceskosten, die van het incident tot oproeping in vrijwaring daaronder begrepen, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,79
griffierecht € 476,00
salaris gemachtigde € 1.200,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt Schenkeveld tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser] ;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter