ECLI:NL:RBNHO:2019:3283

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C /15/287368/ HA RK 19/82
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door verzoekster. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een schriftelijke mededeling van de griffier over een aanstaande uitspraak in een hoofdzaak waarin verzoekster als eiseres optrad. Verzoekster had op 15 april 2019 een brief ingediend waarin zij haar wrakingsverzoek kenbaar maakte. De wrakingskamer heeft echter besloten geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen, omdat het verzoek kennelijk niet gemotiveerd was.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn, en dat het verzoek van verzoekster niet voldeed aan deze eis. Bovendien was het verzoek gericht aan een onbekende kantonrechter, wat in strijd is met de wet. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een nog onbekende rechter te wraken, aangezien de gronden voor wraking moeten zijn gebaseerd op de onpartijdigheid van een specifieke rechter.

De rechtbank heeft daarom het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/287368/ HA RK 19/82
datum uitspraak : 16 april 2019
BESLISSINGop het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoekster]
gevestigd te [vestigingsplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
tegen
de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Op 15 april 2019 heeft verzoekster bij de sectie kanton van de rechtbank Noord-Holland een brief ingediend. Deze brief bevat een reactie naar aanleiding van een schriftelijke mededeling van de griffier, dat in een zaak waarin verzoekster als eiseres optrad (zaaknummer 7418950, hierna: de hoofdzaak) vonnis zal worden gewezen.
Tevens bevat deze brief een wrakingsverzoek.
Het dossier is op 15 april 2019 in handen gesteld van de wrakingskamer van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Ter beoordeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer de beschikking gekregen over onder meer de volgende stukken:
  • de dagvaarding van verzoekster d.d. 13 november 2018;
  • een schriftelijke mededeling van 12 maart 2019 van de curator van verzoekster, waarin hij verklaart dat verzoekster bij vonnis van 11 december 2018 in staat van faillissement is verklaard en waarin de curator tevens verklaart dat hij de procedure van verzoekster bij deze rechtbank (de hoofdzaak) niet zal overnemen;
  • een brief van 8 februari 2019, waarin de advocaat van gedaagde in de hoofdzaak verzoekt om ontslag van instantie.
2.2.
Bij brief van 22 maart 2019 heeft de griffier aan verzoekster meegedeeld dat de kantonrechter op 17 april 2019 vonnis zal wijzen.
2.3.
In haar brief van 15 april 2019 schrijft verzoekster dat haar niet bekend is of door de gedaagde verweer is gevoerd en dat zij ook niet in de gelegenheid is gesteld om op een eventueel verweer te reageren, terwijl er ook geen comparitie heeft plaatsgevonden.
2.4.
Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek gelden de volgende uitgangspunten.
2.4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
2.4.2.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
2.4.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 37 Rv dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn. Dat betekent dat het verzoek de gronden voor de verzochte wraking moet bevatten.
2.5.
Verzoekster stelt in haar verzoekschrift het volgende:
“(…)De hiervoor beknopt omschreven gang van zaken is in strijd met een ordelijke procesgang.
Wrakingsverzoek
Wij zien in bedoelde gang van zaken aanleiding om door middel van deze brief een wrakingsverzoek gericht tegen u in te dienen. (…)”
2.6.
Aangezien het verzoek aldus niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
Het onderhavige verzoek tot wraking is bovendien gericht tot “de kantonrechter”. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een nog onbekende rechter te wraken. Het instrument van wraking is immers gegeven om te gebruiken in een zaak, waarin een verzoeker meent dat de desbetreffende rechter niet onpartijdig is of op zijn minst de schijn van vooringenomenheid opwekt. Bij een nog niet bekende rechter kan dat uiteraard niet het geval zijn.
2.7.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen – zal de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar van de rechtbank Noord-Holland.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. D.D.M. Hazeu en mr. S. Jongeling, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van N. Houtenbos, griffier, ter openbare terechtzitting van 16 april 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.