Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door verzoekster. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een schriftelijke mededeling van de griffier over een aanstaande uitspraak in een hoofdzaak waarin verzoekster als eiseres optrad. Verzoekster had op 15 april 2019 een brief ingediend waarin zij haar wrakingsverzoek kenbaar maakte. De wrakingskamer heeft echter besloten geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen, omdat het verzoek kennelijk niet gemotiveerd was.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn, en dat het verzoek van verzoekster niet voldeed aan deze eis. Bovendien was het verzoek gericht aan een onbekende kantonrechter, wat in strijd is met de wet. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een nog onbekende rechter te wraken, aangezien de gronden voor wraking moeten zijn gebaseerd op de onpartijdigheid van een specifieke rechter.
De rechtbank heeft daarom het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.