ECLI:NL:RBNHO:2019:3257

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C/15/285169 / JU RK 19-332
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die onder toezicht is gesteld en een machtiging voor gesloten jeugdhulp heeft gekregen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] al langere tijd in risicovolle situaties verkeert, waaronder alcohol- en drugsgebruik, en dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet effectief is gebleken. De ouders zijn overbelast en kunnen niet adequaat voor [minderjarige] zorgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de plaatsing van [minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon in strijd is geweest met de Jeugdwet, omdat de zorg en veiligheid daar onvoldoende waren afgestemd op haar specifieke problematiek. De rechtbank heeft besloten om [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de Jeugd- en Gezinsbeschermers en een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van één maand, met ingang van 20 april 2019. De rechtbank benadrukt dat jongeren nooit de dupe mogen worden van aanbestedings- en samenwerkingsproblemen binnen de gesloten jeugdhulp en dat het belang van [minderjarige] voorop moet staan. De rechtbank heeft ook zorgen geuit over de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in het behandeltraject van [minderjarige].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
zaakgegevens : C/15/285169 / JU RK 19-332 (mgj) + C/15/285171/ JU RK 19-334 (ots)
datum uitspraak: 17 april 2019
Beschikking ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen de Raad, gevestigd te Haarlem.
betreffende
[minderjarige] [achternaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder] ,hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
[vader] [achternaam minderjarige] ,hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,gecertificeerde instelling voor jeugdhulp, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 februari 2019;
  • de instemmingsverklaring d.d. 9 februari 2019 van een gekwalificeerde gedragswetenschapper;
  • de verklaring d.d. 19 maart 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
  • aanvullende producties (producties 5, 6 en 7) van mr. N.J.M. Plat, raadsvrouw van [minderjarige] , ingekomen op 14, 18 en 19 maart 2019;
  • het (aanvullende) verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad d.d. 26 maart 2019;
  • pleitaantekeningen, met bijlagen, van mr. N.J.M. Plat, ingekomen op 2 april 2019.
  • e-mail van mr. N.J.M. Plat van 1 april 2019 waarin het verzoek om benoeming van een bijzonder curator wordt ingetrokken.
1.2
Op 3 april 2019 heeft de meervoudige kamer de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] en de [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Keekstra;
- mr. N.J.M. Plat, raadsvrouw van [minderjarige] ;
- de vader;
- [gedragsdeskundige] , als gedragsdeskundige werkzaam op Transferium;
- [gedragsdeskundige] , als gedragsdeskundige werkzaam op Transferium;
- [gedragsdeskundige] , als gedragsdeskundige werkzaam bij Horizon, locatie Antonius;
- [eindverantwoordelijke] , als eindverantwoordelijke werkzaam bij Horizon, locatie Antonius.
1.3
[minderjarige] is, in bijzijn van haar raadsvrouw, op 2 april 2019 door de voorzitter van de meervoudige kamer afzonderlijk gehoord op het Transferium te Heerhugowaard.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2019 een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp verleend (met instemming van de gezaghebbende ouders), voor de duur van vier weken. In het kader van deze machtiging is [minderjarige] geplaatst op de locatie Antonius van Horizon, te Bakkum.
2.3
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [minderjarige] bij beschikking van
20 februari 2019 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, voor de duur van drie maanden, te weten tot 20 mei 2019, en heeft een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee maanden, te weten tot 20 april 2019. De beslissing op het verzoek van de Raad is voor het overige, te weten een periode van één maand, aangehouden.
2.4
[minderjarige] is op 21 maart 2019 overgeplaatst naar de gesloten instelling locatie Transferium van Parlan, te Heerhugowaard.

3.Het verzoek

3.1
De Raad heeft verzocht om [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder
toezicht te stellen. Daarnaast heeft de Raad haar verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van het meer verzochte, te weten een periode van één maand, gehandhaafd. De Raad heeft hiertoe in de rapportage en ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp
3.2
[minderjarige] wordt op vrijwel alle leefgebieden al langere tijd ernstig in haar
ontwikkeling bedreigd. Zij heeft zichzelf in de afgelopen maanden in onveilige en risicovolle situaties gebracht. Er is sprake van alcohol- en drugsgebruik, er bestaan zorgen over risicovolle contacten met andere jongeren (mogelijk binnen een loverboy-circuit), er is sprake van schoolverzuim en er bestaan zorgen over zelfbeschadiging. Het lukt [minderjarige] , mogelijk als gevolg van haar beneden gemiddelde intelligentie, niet om verstandige keuzes te maken. Ze onttrekt zich aan het gezag van moeder.
Hulpverlening in een vrijwillig kader is onvoldoende gebleken, omdat [minderjarige] hier onvoldoende gemotiveerd voor is. Daarbij is de moeder overbelast, waardoor zij de verantwoordelijkheid voor [minderjarige] moeilijk kan dragen. De vader speelt al langere tijd geen actieve rol meer in het leven van [minderjarige] . [minderjarige] wil geen contact met hem. Ook de communicatie tussen de ouders is verstoord geraakt. Tussen de ouders bestaat weinig wederzijds vertrouwen.
3.3
De ouders zijn bereid hulpverlening te accepteren, maar de complexiteit van de situatie overstijgt hun draagkracht en mogelijkheden. De Raad acht een ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk. Daarbij acht de Raad regievoering door een jeugd- en gezinsbeschermer van belang om de relatie tussen de ouders en [minderjarige] niet verder onder druk te zetten.
3.4
Voorts vindt de Raad het van belang dat de gesloten plaatsing van [minderjarige] wordt voortgezet. Gelet op de geringe motivatie van [minderjarige] om hulpverlening te accepteren en haar sterke wens om terug naar huis te gaan of bij een vriendin te gaan wonen, is het risico groot dat zij zich in een open setting aan de noodzakelijke hulpverlening zal onttrekken, terwijl er tegelijkertijd ernstige zorgen bestaan over haar veiligheid. Door de situatie in en
rondom Antonius, is [minderjarige] nog niet tot rust gekomen en is er nog weinig zicht op wat
zij nodig heeft. Het is van belang dat [minderjarige] in de komende periode op Transferium wordt gestabiliseerd en dat haar behandeling wordt opgestart.
Ten aanzien van de tenuitvoerlegging machtiging gesloten jeugdhulp
3.5
In de afgelopen weken is er veel onduidelijkheid en onrust geweest over de plaatsing van [minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon. Antonius heeft volgens de Raad niet aan de verwachtingen voldaan, omdat het pand nog niet klaar is en het behandelaanbod, in ieder geval op dit moment, ontoereikend is voor wat [minderjarige] nodig heeft. Ook bestonden er ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige] op Antonius. [minderjarige] heeft door alle omstandigheden veel ruimte gekregen om te ageren tegen haar plaatsing. De Raad acht het zorgelijk dat het lang heeft geduurd om een overplaatsing van [minderjarige] naar Transferium te realiseren, te meer omdat hiermee een onveilige en onacceptabele situatie voor [minderjarige] langer dan noodzakelijk in stand bleef. [minderjarige] heeft anderhalve maand binnen de geslotenheid verbleven zonder dat er stappen in het hulpverleningsproces zijn gezet. Wanneer er niet een door alle betrokkenen gedragen plan komt, blijft het risico onaanvaardbaar groot dat [minderjarige] niet weet waar zij aan toe is en blijft ageren tegen haar plaatsing in de gesloten jeugdhulp. Dit zal haar behandeling belemmeren.
3.6
De Raad acht de GI, als verantwoordelijke belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, de aangewezen partij om op basis van de inhoud en de zorgen over [minderjarige] , een zorgvuldige beslissing te maken over de locatie waar de machtiging gesloten jeugdhulp ten uitvoer moet worden gelegd. Aanbestedingsafspraken zouden hierin geen belemmering mogen vormen nu duidelijk is dat het zorgaanbod op Horizon, naar het oordeel van de Raad en in het specifieke geval van [minderjarige] , niet voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 4.1.1. van de Jeugdwet.
3.7
[vertegenwoordiger van de raad] heeft ter zitting namens de Raad op het voorgaande aangevuld
dat er verschillende politieke, zakelijke en financiële belangen in de onderhavige zaak spelen, maar het belang van [minderjarige] voorop dient te staan. De behandeling van [minderjarige] mag niet opnieuw stagneren als gevolg van de aanbestedingsproblematiek binnen de gesloten jeugdhulp. Gelet hierop acht de Raad het van wezenlijk belang dat, nu [minderjarige] op basis van onderaannemerschap op Transferium verblijft, waarbij Horizon de hoofdaannemer is, op korte termijn duidelijk wordt hoe haar behandelplan concreet wordt vormgegeven en wie hiervoor de eindverantwoordelijke is.

4.Visie van de GI

4.1
[vertegenwoordiger van de GI] heeft ter zitting namens de GI aangevoerd dat de behandeling
van [minderjarige] door alles wat zich in de afgelopen periode heeft afgespeeld, nog niet van de grond is gekomen. Hierdoor is er kostbare tijd verloren gegaan en ageert [minderjarige] nog steeds tegen haar gesloten plaatsing. [vertegenwoordiger van de GI] had graag gezien dat - toen duidelijk was dat [minderjarige] in Antonius niet op haar plek zat – de overplaatsing van [minderjarige] naar Transferium sneller was gegaan. De GI en Horizon verschilden echter van mening over het beste vervolgtraject. Hierdoor kreeg de GI in eerste instantie van de gemeente geen goedkeuring voor een plaatsing van [minderjarige] op Transferium. Een dag nadat de moeder een gesprek heeft gehad met de verantwoordelijke wethouder van de gemeente, kon [minderjarige] echter wel op Transferium worden geplaatst. De GI betreurt het dat er een gesprek tussen de moeder en de wethouder nodig is geweest om de plaatsing van [minderjarige] op Transferium te realiseren.
4.2
Voorts heeft [vertegenwoordiger van de GI] aangevoerd dat [minderjarige] op Transferium tot nu toe gedrag laat zien dat zij ook op Antonius heeft laten zien. Het is van belang om [minderjarige] in de komende periode te stabiliseren, zodat haar behandeling kan worden opgestart. Voorts moet op korte termijn duidelijk worden wie er (eind)verantwoordelijk is voor de behandeling van [minderjarige] , nu zij feitelijk op Transferium van Parlan verblijft, maar Horizon de hoofdaannemer is.

5.Visie van Parlan, locatie Transferium

5.1
[gedragsdeskundige] , gedragsdeskundige, heeft ter zitting aangevoerd dat [minderjarige]
nu op Meent 2 (de startgroep) verblijft. Het is de bedoeling om haar binnen een paar weken te stabiliseren en diagnostiek en behandeling op te starten. [minderjarige] krijgt een volledig dagprogramma aangeboden. In het begin van haar plaatsing deed zij hier goed aan mee, maar de laatste dagen gaat het wisselend. Mogelijk heeft dit te maken met de aanloop naar de zitting. Zij gaat wel vanaf de eerste dag naar school. [minderjarige] verwacht nog steeds dat zij weer naar huis mag en is moeilijk van dit idee af te brengen. [minderjarige] geeft aan wel behandeling te willen, maar alleen als zij naar huis mag. [minderjarige] is echter nog niet toe aan een thuisplaatsing of een open plaatsing. Wat betreft de verantwoordelijkheid voor de behandeling van [minderjarige] , heeft [gedragsdeskundige] aangegeven dat zij binnen de constructie van hoofd- en onderaannemerschap gewend is dat voor het inzetten van interventies in het kader van de behandeling van een minderjarige, geen toestemming nodig is van de hoofdaannemer. Transferium is in die visie dus (eind-)verantwoordelijk voor de behandeling van [minderjarige] . Gelet op het verloop van de zitting merkt [gedragsdeskundige] op dat hier blijkbaar geen consensus over bestaat met Horizon.
5.2
[gedragsdeskundige] heeft ter zitting namens Transferium aangevoerd dat de constructie van hoofd- en onderaannemerschap niet nieuw is binnen de gesloten jeugdhulp> Transferium werkt soms in deze constructie met andere gesloten instellingen indien een minderjarige een specifieke behandeling nodig heeft die Transferium niet kan bieden. Zo’n constructie vindt altijd plaats op basis van samenwerking tussen de instellingen en heeft nimmer tot problemen geleid. Het belang van het kind staat hierbij altijd voorop en de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een kind ligt bij de instelling die de behandeling feitelijk uitvoert. Hierover bestaat in het geval van [minderjarige] tussen de verschillende partijen echter discussie. Wat betreft Transferium dient er maar ‘1 kapitein op het schip’ te zijn en dat is in dit geval Transferium, de instelling die de behandeling van [minderjarige] feitelijk uitvoert.

6.Visie van Horizon, locatie Antonius

6.1
[gedragsdeskundige] en [eindverantwoordelijke] hebben ter zitting namens Horizon wat betreft de plaatsing van [minderjarige] op Antonius en de zorgen die in dit kader naar voren zijn gebracht, het volgende aangevoerd.
6.2
De start van Antonius is niet optimaal geweest, gelet op de korte termijn waarop
de locatie open moest. De groep waar [minderjarige] verbleef was echter zo goed als af. Ook is Antonius wat betreft de veiligheidsvereisten op orde. Er wordt ‘s nachts toezicht gehouden
op de kamers van de jongeren en de deuren zijn voorzien van deursignalering. Het klopt dat [minderjarige] zich een aantal keer heeft onttrokken, waarvan ook eenmaal door een raam, maar onttrekkingen komen vaker voor binnen de gesloten jeugdhulp. Dit maakt dan ook niet dat
de locatie Antonius onvoldoende veilig was. Daarbij zijn de beugels op de ramen inmiddels vervangen door een stevigere constructie, waardoor de ramen niet meer open kunnen. Aanvullend op de huidige veiligheidsmaatregelen wordt in samenwerking met een hiertoe gespecialiseerd beveiligingsbedrijf nog wel bekeken op welke manier er in de toekomst ook beveiliging op persoonsniveau kan worden geboden.
6.3
Ten aanzien van het scholingsaanbod is aangevoerd dat het onderwijs thans
wordt verzorgd door Stichting Ronduit, door bevoegde leerkrachten die ook lesgeven
op de Spinaker van Transferium. De jongeren staan ook ingeschreven bij deze stichting.
De financiering voor de scholing zal per 1 augustus 2019 rond zijn. Tot die tijd staat Horizon garant voor de financiering van het onderwijs. Doordat er nu nog een beperkt aantal jongeren op de locatie Antonius verblijft, is het mogelijk om onderwijs op maat te bieden. Dit onderwijs gaat verder dan alleen het kleuren van mandala’s, zoals [minderjarige] heeft aangegeven. [minderjarige] heeft theoretisch en praktijkonderwijs aangeboden gekregen, maar heeft hiervan niet altijd gebruik gemaakt.
6.4
Over de behandeling van [minderjarige] is door [eindverantwoordelijke] aangegeven dat Horizon hier als hoofdaannemer eindverantwoordelijk voor is. De behandelaar van Transferium dient beslissingen over de behandeling van [minderjarige] dan ook in overleg met Horizon te nemen. Er vindt tussen de betrokken partijen nog overleg plaats over de financiën, maar [eindverantwoordelijke] verwacht hierin geen problemen.

7.Het standpunt van [minderjarige]

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
7.1
[minderjarige] heeft, mede bij monde van haar raadsvrouw, in een afzonderlijk gesprek
met de voorzitter van de rechtbank op 2 april 2019, aangegeven dat haar verblijf op Antonius veel stress heeft opgeleverd. [minderjarige] heeft zich meerdere malen onttrokken, omdat zij zich op Antonius onveilig voelde. [minderjarige] kreeg op Antonius geen behandeling, er was nauwelijks scholing en er werd veelvuldig te hardhandig en onnodig ingegrepen. Daarnaast was de fysieke leefomgeving tot aan het einde van de plaatsing nog steeds niet op orde. Er werd nog verbouwd, met veel geluids- en stankoverlast tot gevolg. Ook was het chaotisch op de groep als gevolg van de uiteenlopende problematiek van de jongeren. Het beveiligingsniveau op Antonius was te laag. De beveiliging op de ramen kon makkelijk worden geforceerd en er lagen onder andere medicijnen, telefoons en aanstekers voor het grijpen.
7.2
Voorts heeft [minderjarige] aangegeven dat zij het niet eens is met een gesloten plaatsing, ook niet nu zij op Transferium verblijft. [minderjarige] staat open voor behandeling, maar dit lukt haar niet vanuit een gesloten plaatsing. [minderjarige] wil naar huis. De band met haar moeder is verbeterd en kan nog verder worden verbeterd als [minderjarige] samen met haar moeder therapie krijgt. Als [minderjarige] niet naar huis mag, dan wil zij bij een vriendin, een familielid of in een pleeggezin wonen. Over haar vader heeft [minderjarige] aangegeven dat zij geen enkele bemoeienis van hem wenst, omdat hij onwaarheden over haar vertelt.
7.3
Mr. Plat heeft ter zitting van 3 april 2019 namens [minderjarige] bepleit om het verzoek
van de Raad tot ondertoezichtstelling af te wijzen. [minderjarige] is van mening dat haar moeder goed in staat is om beslissingen over haar te nemen en ziet dan ook geen meerwaarde in
een ondertoezichtstelling.
Ook ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp is namens [minderjarige] afwijzing van het verzoek bepleit. Er is niet voldaan aan de gronden van artikel 6.1.2 van de Jeugdwet, omdat de plaatsing in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel, subsidiariteitsbeginsel en doelmatigheidsbeginsel. [minderjarige] herkent zich niet in de beschreven zorgen en is bereid om vanuit de thuissituatie hulpverlening te aanvaarden. Een gesloten plaatsing is niet noodzakelijk om behandeling van de grond te krijgen. Sinds de afgifte van de spoedmachtiging heeft [minderjarige] zich bovendien niet onttrokken aan hulpverlening. Hier komt bij dat er vanuit Antonius geen behandeling is opgestart en tot op heden geen definitief behandelplan is opgesteld. Het is dan ook niet duidelijk met welk doel de gesloten plaatsing van [minderjarige] is ingezet.
Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdhulp
7.4
De plaatsing van [minderjarige] op Antonius, is in strijd geweest met artikel 4.1.1. van
de Jeugdwet, de artikelen 3, 6, 28 en 37 van het IVRK en artikel 5, eerste lid sub d, van het EVRM. De zorgen over Antonius die reeds aan het begin van de plaatsing van [minderjarige] naar voren zijn gebracht, zijn in de afgelopen periode niet weggenomen, maar zelfs toegenomen. De behandeling van [minderjarige] is niet van de grond gekomen en veel vragen in dit kader zijn tot op heden onbeantwoord gebleven. Op Antonius zijn veel incidenten geweest, waarbij fysiek is ingegrepen. [minderjarige] is te vaak en te lang in afzondering geplaatst, in een kamer die hiervoor niet geschikt was. [minderjarige] heeft op Antonius nauwelijks scholing gehad. Voor de scholing die sinds kort wordt gegeven zou bovendien geen ministeriële goedkeuring zijn. Daarnaast is het pand niet gereed voor de opvang van jongeren, omdat er nog wordt verbouwd, met geluids- en stankoverlast tot gevolg. Ook is het veiligheidsniveau onvoldoende. [minderjarige] heeft zich meerdere malen kunnen onttrekken, heeft bij andere jongeren op de kamer geslapen en de nachtwaker kwam ’s nachts langs bij [minderjarige] om te controleren (door met de hand op de dekens te voelen) of er iemand bij haar in bed lag. Dit heeft [minderjarige] een onveilig gevoel gegeven. Ook kon [minderjarige] haar mobiele telefoon zonder toezicht gebruiken.
7.5
Het heeft ondanks de ernstige zorgen lang geduurd om de overplaatsing van
[minderjarige] naar Transferium te realiseren. Politieke belangen hebben een te grote rol gespeeld
in het besluitvormingsproces rondom [minderjarige] . De verschillende betrokken partijen hebben de verantwoordelijkheid op elkaar afgeschoven en [minderjarige] is hiervan de dupe worden. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Jongeren mogen, zoals ook de Raad heeft aangegeven, nooit het slachtoffer worden van de aanbestedingsproblematiek binnen de gesloten jeugdhulp.
7.6
Gelet op het vorenstaande heeft mr. Plat subsidiair, bij toewijzing van het
verzoek, verzocht om de machtiging gesloten jeugdhulp specifiek te verlenen voor Transferium, dan wel in de overwegingen van de beschikking op te nemen dat de behandeling van [minderjarige] vanuit Transferium dient plaats te vinden.
De rechtbank heeft deze bevoegdheid volgens de raadsvrouw op grond van de Memorie van Toelichting op de Jeugdwet en blijkens een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 (ECLI:NLRBBNE:2019:498).

8.Het standpunt van de ouders

8.1
Door en namens de moeder is ter zitting aangevoerd dat zij het eens is met
een ondertoezichtstelling en de gesloten plaatsing van [minderjarige] . De moeder is opgelucht
dat [minderjarige] nu op Transferium verblijft, omdat zij grote zorgen had over het verblijf van [minderjarige] op Antonius. De moeder sluit zich in dit kader aan bij de zorgen die door de raadsvrouw van [minderjarige] naar voren zijn gebracht. De moeder is met de raadsvrouw van [minderjarige] en de Raad van mening dat de plaatsing van [minderjarige] op Antonius in strijd is geweest met artikel 4.1.1. van de Jeugdwet en de door de raadsvrouw van [minderjarige] genoemde artikelen uit het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Ondanks het feit dat de zorgen meerdere malen zijn gemeld en werden gedeeld door de Raad en de GI, heeft het lang geduurd om de overplaatsing van [minderjarige] naar Transferium te realiseren. Zelfs een contact met de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd heeft het proces niet kunnen versnellen. De Inspectie zou pas zes maanden na opening van Antonius een bezoek brengen aan de locatie en kon geen uitspraken doen over individuele gevallen. Uit wanhoop is de moeder daarom naar de wethouder gestapt. Een dag na het gesprek met de wethouder kon [minderjarige] ineens wel worden overgeplaatst naar Transferium. De moeder betreurt deze gang van zaken.
8.2
Hoewel de moeder achter de huidige plaatsing op Transferium staat, heeft zij
nog wel de nodige zorgen. De moeder vraag zich af, gelet op de constructie van het hoofd-
en onderaannemerschap, hoe zeker de plaatsing van [minderjarige] op Transferium is en hoe de behandeling van [minderjarige] verder wordt vormgegeven. Gelet hierop verzoekt zij om de machtiging gesloten jeugdhulp expliciet voor Transferium te verlenen dan wel in de overwegingen van de beschikking op te nemen dat de behandeling van [minderjarige] op Transferium dient plaats te vinden.
8.3
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij zich aansluit bij het standpunt van
de moeder en haar raadsvrouw. Ook de vader heeft zich ernstige zorgen gemaakt over het verblijf van [minderjarige] op Antonius en is blij dat [minderjarige] nu op Transferium verblijft. De vader is van mening dat Transferium het goed aanpakt. In tegenstelling tot Antonius, wordt de vader nu wel betrokken bij de behandeling van [minderjarige] . De vader acht een gesloten plaatsing voor [minderjarige] nog steeds noodzakelijk. Het risico is groot dat [minderjarige] anders weer terugvalt in eerdere zorgelijke gedragspatronen.

9.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
9.1
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting,
van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en neemt hierbij het volgende in overweging.
9.2
Bij beschikking van 20 februari 2019 heeft de rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. In dit kader is overwogen dat er al langere tijd, op meerdere leefgebieden, ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] vertoont
zeer zelfbepalend gedrag, heeft moeite met het uiten van haar emoties en haar schoolgang verloopt zeer moeizaam. Voorts bestaat het vermoeden dat [minderjarige] onvrijwillige seksuele contacten heeft gehad. De relatie tussen de moeder en [minderjarige] is ernstig verstoord, waardoor de moeder thans niet bij machte is om haar gezag over [minderjarige] uit te oefenen. De verhouding tussen de draagkracht van moeder en haar draaglast is ernstig uit balans. De vader speelt, hoewel hij dit graag anders zou willen zien, op dit moment geen rol van betekenis in het leven van [minderjarige] . Hulpverlening in een vrijwillig kader heeft er niet toe geleid dat de zorgen over [minderjarige] zijn weggenomen. [minderjarige] erkent de zorgen niet en staat daarom niet open voor hulpverlening.
9.3
De Raad heeft in de afgelopen periode aanvullend onderzoek gedaan. Uit de
rapportage blijkt dat de hiervoor genoemde zorgen nog steeds actueel zijn. De Raad acht een
ondertoezichtstelling van een jaar daarom noodzakelijk. De rechtbank sluit zich, gelet op de
ernst, de duur en de complexiteit van de zorgen hierbij aan en zal [minderjarige] met ingang van
heden voor de duur van twaalf maanden onder toezicht stellen van de GI.
9.4
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
- het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] en de zorgen over haar gedrag in relatie tot seksualiteit, alcohol en drugs;
- de verstoorde schoolgang van [minderjarige] ;
- de verstoorde relatie tussen de moeder en [minderjarige] en in dit kader ook de beperkte draagkracht van de moeder;
- de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en haar vader en de onduidelijkheid over de rol die de vader in het leven van [minderjarige] kan vervullen;
- het gebrek aan vertrouwen en communicatie tussen de ouders.
Ten aanzien van de gronden voor de machtiging gesloten jeugdhulp
9.5
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp ligt thans nog een verzoek van de
Raad van een termijn van één maand ter beoordeling voor. De rechtbank zal deze termijn
toewijzen en neemt hierbij het volgende in overweging.
9.6
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient
de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
9.7
De rechtbank stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast
dat [minderjarige] vanaf 7 februari 2019 in een gesloten setting verblijft en dat de zorgen die tot
deze plaatsing hebben geleid, zoals beschreven onder 9.2 van deze beschikking, thans onverminderd aanwezig zijn. De rechtbank acht een gesloten plaatsing van [minderjarige] daarom nog steeds noodzakelijk.
De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat [minderjarige] vanuit de thuissituatie dan wel een open setting de noodzakelijke hulpverlening zal accepteren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [minderjarige] weliswaar aangeeft dat zij bereid is om hulpverlening te aanvaarden, maar zij de zorgen niet, althans onvoldoende, erkent. [minderjarige] lijkt dan ook weinig intrinsieke motivatie te hebben tot het aanvaarden van hulpverlening en lijkt deze bereidheid met name te tonen om terug te kunnen naar huis. Ook neemt de rechtbank mee dat [minderjarige] tijdens haar plaatsing op Antonius zorgelijk gedrag heeft laten zien dat niet alleen te maken heeft met de perikelen rondom Antonius, maar een dieperliggende oorzaak lijkt te hebben waarover tot op heden nog geen duidelijkheid bestaat. Dit zal in de komende periode verder moeten worden onderzocht. [gedragsdeskundige] heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige] op Transferium eveneens zorgelijk gedrag heeft laten zien en een thuis- of een open plaatsing op dit moment niet is geïndiceerd.
9.8
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de Raad ten aanzien van het meer verzochte toewijzen, in die zin dat er met ingang van 20 april 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp zal worden verleend voor de duur van één maand, tot 20 mei 2019.
Ten aanzien van de uitvoering van de machtiging gesloten jeugdhulp
9.9
De rechtbank ziet aanleiding hieronder nader in te gaan op de plaatsing van [minderjarige] op Antonius en de aanloop naar de overplaatsing van [minderjarige] op Transferium.
9.1
De Raad heeft in de rapportage en ter zitting het standpunt ingenomen dat de plaatsing van [minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon, in strijd is geweest met de kwaliteitseisen van artikel 4.1.1. van de Jeugdwet. Uit het eerste lid van dit artikel volgt
dat de jeugdhulpaanbieder en de GI verantwoorde hulp dienen te verlenen, waaronder
wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig
en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de
jeugdige. Uit het tweede lid volgt - kort weergegeven - onder meer dat er sprake
moet zijn van verantwoorde hulp. Volgens de Raad is niet aan deze voorwaarden voldaan, omdat het pand van Antonius niet op orde is, het veiligheidsniveau onvoldoende is en het behandelaanbod niet passend is geweest voor [minderjarige] .
9.11
De rechtbank is, mede gelet op de rapportage van de Raad en het verhandelde ter zitting, met de Raad van oordeel dat de plaatsing van [minderjarige] op Antonius, in haar specifieke geval, in strijd is geweest met artikel 4.1.1 van de Jeugdwet. De zorg en veiligheid op Antonius is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende afgestemd geweest op de specifieke en ernstige problematiek van [minderjarige] . Daarnaast heeft [minderjarige] in de periode dat zij op Antonius verbleef in onvoldoende mate scholing gehad, terwijl in dit kader door Antonius ter zitting van 19 februari 2019 wel de nodige toezeggingen zijn gedaan. Het scholingsaanbod op Antonius is sinds 1 april 2019 geïntensiveerd, maar hier heeft [minderjarige] niet meer van kunnen profiteren, omdat zij al was overgeplaatst naar Transferium. Voorts is er op Antonius geen behandeling van de grond gekomen. Antonius heeft uiteindelijk erkend dat zij [minderjarige] niet de zorg hebben kunnen bieden die zij nodig heeft.
9.12
De rechtbank is voorts van oordeel dat jongeren nooit de dupe mogen worden van aanbestedings- en samenwerkingsproblemen binnen de gesloten jeugdhulp. Het besluit om veelal zeer kwetsbare jongeren gesloten te plaatsen wordt niet lichtvaardig genomen, gelet op het ingrijpende karakter van zo’n beslissing en dient om verantwoorde jeugdhulp mogelijk te maken. De rechtbank moet helaas constateren dat de aanbestedings- en samenwerkingsproblemen binnen de gesloten jeugdhulp in het geval van [minderjarige] een onaanvaardbare belemmering hebben gevormd in de voortgang van haar noodzakelijke behandeltraject. De verschillende belangen van de diverse betrokken professionele partijen lijken in de afgelopen periode leidend te zijn geweest en het belang van [minderjarige] is hierbij te veel uit het oog verloren. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat uit de stukken blijkt dat al op 5 maart jl. is geconcludeerd dat aan [minderjarige] op Antonius geen passende zorg kon worden geboden en een overplaatsing noodzakelijk was. Vervolgens bleek geen overeenstemming tussen de GI en Horizon over de vervolgplek van [minderjarige] . De GI wilde plaatsing van [minderjarige] in de regio en derhalve op Transferium; Horizon wilde plaatsing van [minderjarige] buiten de regio en werd daarin gesteund door de gemeente. [minderjarige] is vervolgens pas op 21 maart jl. - ruim twee weken later - op Transferium geplaatst. Deze overplaatsing vond plaats een dag nadat de moeder van [minderjarige] uit grote onvrede en ongerustheid naar de wethouder is gestapt om haar zorgen te uiten. Het lijkt er dus op dat met name door de druk van de moeder een overplaatsing van [minderjarige] naar Transferium is gerealiseerd, terwijl juist de betrokken instanties voor een spoedige overplaatsing hadden kunnen en moeten zorgen. De rechtbank acht dit buitengewoon zorgelijk. Op alle betrokken instanties rust immers de (in de Jeugdwet vastgelegde) verantwoordelijkheid om kwetsbare minderjarigen zoals [minderjarige] verantwoorde jeugdhulp te bieden.
Ook het feit dat er thans discussie bestaat over de verantwoordelijkheid voor het verdere behandeltraject van [minderjarige] , baart de rechtbank grote zorgen.
Verantwoordelijkheid voor het verdere behandeltraject van [minderjarige]
9.13
Na een openbare aanbestedingsprocedure is de uitvoering van de gesloten jeugdhulpmaatregelen in Noord-Holland door een aantal gemeentes gegund aan zorgaanbieder Horizon. Daarvoor was zorgaanbieder Parlan hiervoor verantwoordelijk. Omdat Transferium onderdeel is van Parlan, is bij de plaatsing van [minderjarige] op Transferium gekozen voor een constructie waarbij Horizon als hoofdaannemer fungeert en Parlan als onderaannemer. Ter zitting is gebleken dat Horizon en Parlan tegengestelde standpunten innemen met betrekking tot de vraag wie eindverantwoordelijk is voor de behandeling van [minderjarige] . Omdat de rechtbank vreest dat deze discussie opnieuw negatieve gevolgen gaat hebben voor het behandeltraject van [minderjarige] , ziet de rechtbank aanleiding zich hierover uit te laten.
9.14
De rechtbank is van oordeel dat het belang van [minderjarige] te allen tijde voorop moet staan en benadrukt in dit kader nogmaals dat politieke, zakelijke en/of financiële belangen geen enkele belemmering mogen vormen in het behandeltraject van [minderjarige] . Nu Transferium belast is met de feitelijke uitvoering van de machtiging gesloten jeugdhulp, is de rechtbank van oordeel dat Transferium ook verantwoordelijk is voor het behandelproces van [minderjarige] en beslissingen in dit kader zelfstandig kan nemen. Het is in het belang van [minderjarige] , zeker gelet op al hetgeen hiervoor is beschreven, dat er slechts ‘1 kapitein op het schip zit’ zodat de behandeling van [minderjarige] voortvarend kan plaatsvinden.
De rechtbank gaat er vanuit dat de GI, die immers verantwoordelijk is voor een adequate uitvoering van de machtiging gesloten jeugdhulp, erop toeziet dat het behandeltraject van [minderjarige] bij Transferium adequaat gefaciliteerd wordt door Horizon en andere betrokkenen.
Overige verzoeken
9.15
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw van [minderjarige] en
de raadsvrouw van de moeder is verzocht, de machtiging gesloten jeugdhulp specifiek
te verlenen voor Transferium en zal dit verzoek dan ook afwijzen. Daargelaten het antwoord op de vraag of de rechtbank een dergelijke bevoegdheid heeft, stelt de rechtbank vast dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat de behandeling van [minderjarige] vanuit Transferium dient plaats te vinden en dat hiervoor ook door de desbetreffende gemeente een bepaling jeugdhulp is afgegeven. Wat de plaatsing van [minderjarige] op Transferium betreft bestaat er dan ook geen actueel geschilpunt meer dat noodzaakt tot een beslissing van de rechtbank.

10.De beslissing

De rechtbank:
10.1
stelt de minderjarige:
[minderjarige] [achternaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
onder toezicht van de Jeugd- en Gezinsbeschermers, voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 17 april 2020;
10.2
verleent ten aanzien van voornoemde jeugdige een machtiging gesloten jeugdhulp, met ingang van 20 april 2019, voor de duur van één maand, te weten tot 20 mei 2019;
10.3
verklaart deze beschikking wat betreft de ondertoezichtstelling uitvoerbaar bij voorraad;
10.4
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, en mr. M.M. van Weely
en mr. J.A.C.R.W. Verloren van Themaat-van der Hoeven, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam