Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure in de zaak met zaaknummer 272172
2.De procedure in de zaak met zaaknummer 274918
3.De feiten
5 december 2016 en daaraan het volgende toegevoegd:
“daar de huidige verkoopvoorwaarden die u hanteert het moeilijk(er) maken voor een kandidaat-koper om een (financieel) verantwoorde exploitatie te laten voeren na een eventuele overname.”AHF heeft FCB ook gesommeerd om de volledige betalingsachterstand van op dat moment € 1.163.796,98 in te lossen.
24 januari 2017 (bedoeld zal zijn 2018) voor 12:00 uur schriftelijk te verklaren aansprakelijk te zijn voor de schade die is ontstaan en ontstaat ten gevolge van het dwarsbomen van de verkoop van de onderneming aan [B.], de leveringsstop en verboden media uitingen. FCB heeft verder aan de orde gesteld dat de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte waarin de onderneming is gevestigd uiterlijk per 24 januari 2018 moet worden opgezegd tegen 25 januari 2019, omdat de huurovereenkomst anders met een periode van vijf jaar zou worden verlengd.
29 januari 2018 iedere aansprakelijkheid afgewezen. Volgens AHF heeft zij er belang bij dat de onderneming wordt verkocht en heeft [B.] zelf besloten om van de koop af te zien. Ook de stelling van FCB dat de leveringsstop onrechtmatig zou zijn geweest en dat er onjuiste mediaberichtgeving door AHF zou hebben plaatsgevonden heeft AHF betwist.
4.Het geschil
in de zaak met zaaknummer 272172 in conventie
I. voor recht verklaart dat AHF:
a. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming, althans in verzuim is geraakt, althans onrechtmatig heeft gehandeld, ter zake:
1. de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst, waaronder de verplichtingen uit artikel 23A, in de zin dat:
i) de weigering niet heeft plaatsgevonden op basis van objectieve gronden en/of
ii) er geen sprake is geweest van een (vooraf) gevoerd goed overleg met de VAHFR,
2. de schending van de zorgplicht als franchisegever, door zich onvoldoende in te spannen ter bewerkstelliging van de verkoop van de supermarktonderneming te [adres] waaronder ter zake:
i) de verkoop aan [B.] (voor desnoods een andere prijs voor de goodwill dan € 1,9 miljoen), en/of
ii) het achterhouden van de klaarblijkelijk getoonde concrete interesse van Van Doormalen, en/of
iii) het niet opstellen en/of verstekken van een normatieve begroting (LTP) en/of vestigingsplaatsonderzoek (VPO) voor de situatie na relocatie van de Jumbo,
iv) het schenden van de overeengekomen maximale inspanningsplicht tot verkoop van de onderneming te [adres], in het bijzonder ook door FCB niet te informeren over de interesse c.q. voornemens van [B.] in het “geruisloos” overnemen/voortzetten van de exploitatie aldaar,
3. de contractuele geheimhoudingsplicht (op grond van artikel 30 van de franchiseovereenkomst), althans op grond van het handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (artikel 6:162 lid 2 BW),
b. gehouden is de bestaande franchiseovereenkomst te verlengen overeenkomstig artikel 32 van de franchiseovereenkomst, althans deze als zijnde verlengd te verklaren, onder de voorwaarde dat FCB de huurovereenkomst ter plaats kan verlengen,
II. AHF veroordeelt tot nakoming van diverse verplichtingen, zoals bedoeld onder vordering I sub b, steeds op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 20.000,00 per dag of dagdeel per overtreding dat de niet nakoming voortduurt, tot een maximum van € 200.000,00, althans dwangsommen door de rechtbank te bepalen,
III. voor recht verklaart dat AHF verplicht is de (vervolg)schade te vergoeden die het gevolg is van de het onder I en/of II gevorderde, op te maken bij staat,
IV. AHF veroordeelt om bij wijze van voorschot op de aan (één of alle) eiseres(sen) te vergoeden schade, zoals gevorderd onder II, een bedrag te voldoen van € 1.900.000,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
V. AHF veroordeelt tot vergoeding van:
a. de buitengerechtelijke kosten van deze procedure,
b. de proceskosten,
c. de nakosten
telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de volledige voldoening.
Primair:voor recht verklaart dat de overeenkomst van 8 september 2017 ten aanzien van de artikelen 10 (derde zin) en 11 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden bij brief van 13 maart 2018,
Primair:voor recht verklaart dat de franchiseovereenkomst tussen AHF en FCB rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden bij brief van 29 oktober 2018,
I. [gedaagde(274918)] veroordeelt om aan AHF te betalen een bedrag van € 1.474.668,14, althans het bedrag dat openstaat uit hoofde van de betalingsverplichtingen met betrekking tot de franchiseovereenkomst op de dag dat vonnis wordt gewezen, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag,
II. [gedaagde(274918)] primair veroordeelt om aan AHF te betalen de contractuele rente uit hoofde van de franchiseovereenkomst over € 1.163.796,98 vanaf 25 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, althans [gedaagde(274918)] subsidiair veroordeelt om aan AHF te betalen de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over alle aan het bedrag onder I van dit petitum onderliggende facturen (behalve de rentefacturen) vanaf de vervaldata van de betreffende facturen, althans Van Nooit meer subsidiair veroordeelt om aan AHF te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over alle aan het bedrag onder I van dit petitum onderliggende facturen (behoudens de rentefacturen) vanaf de vervaldata van de betreffende facturen, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag,
5.De beoordeling in conventie in de zaak met zaaknummer 272172
11.568,00(3,0 punt × tarief € 3.856,00)
6.De beoordeling in reconventie in de zaak met zaaknummer 272172
7.712,00(2,0 punt × tarief € 3.856,00)
8.De beoordeling in de zaak met zaaknummer 274918
“zoveel meer als AHF van FCB te vorderen heeft of zal krijgen uit hoofde van de uit de franchiseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen”is gelet op de expliciete vermelding van de omvang van de borgtocht onderaan de overeenkomst geen plaats. Dit betekent ook dat alle nevenvordering zullen worden afgewezen, behoudens de vordering tot betaling van de wettelijke rente. Deze zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding.
7.712,00(2,0 punt × tarief € 3.856,00)