ECLI:NL:RBNHO:2019:3131

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
7422108 KG EXPL 18-147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in arbeidszaak met een werknemer woonachtig in Andorra

In deze zaak heeft Pipelife Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die in Andorra woont. De kantonrechter in Alkmaar is bevoegd om kennis te nemen van de vordering, omdat in de arbeidsovereenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen dat de kantonrechter Alkmaar aanwijst als bevoegde rechter. De gedaagde is opgeroepen maar is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. Pipelife Nederland vordert nakoming van een concurrentiebeding en een voorschot op een boete van € 50.000,00 wegens schending van dit beding. De kantonrechter oordeelt dat de vordering spoedeisend is en toewijsbaar, omdat de gedaagde in strijd handelt met het concurrentiebeding door een concurrerende onderneming op te zetten. De kantonrechter wijst de vordering toe en legt een dwangsom op voor verdere overtredingen van het concurrentiebeding. Tevens worden de proceskosten aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 7422108 \ KG EXPL 18-147 KB
Uitspraakdatum: 9 april 2019
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap
Pipelife Nederland B.V.
gevestigd te Enkhuizen
eiseres
verder te noemen: Pipelife Nederland
gemachtigde: mr. S. van Ketel
tegen
[gedaagde]
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wonende te Andorra, [adres]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Pipelife Nederland heeft [gedaagde] op 19 februari 2019 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2019. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Pipelife Nederland ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Pipelife Nederland bij brieven van 12 en 13 maart 2019 nog stukken toegezonden. Na de zitting heeft Pipelife Nederland zich bij brief van 1 april 2019 nog uitgelaten over de bevoegdheid van de kantonrechter en de betekening van de dagvaarding.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 1 december 2011 in dienst is getreden bij Pipelife Nederland in de functie van Area Sales Manager. [gedaagde] was verantwoordelijk voor het product Soluforce. Het werkgebied van [gedaagde] was gelegen in Latijns-Amerika, Afrika, Spanje, Italië, Frankrijk en Engeland.
2.2.
In de artikelen 9 en 12 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is een geheimhoudings- en concurrentiebeding opgenomen. Volgens artikel 13 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is een boete verschuldigd in geval van overtreding van de artikelen 9 en 12.
2.3.
In artikel 15 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat dat Nederlands recht op de overeenkomst van toepassing is en dat een geschil over de inhoud, interpretatie of reikwijdte van de arbeidsovereenkomst moet worden gebracht voor de rechtbank Alkmaar.
2.4.
[gedaagde] heeft met een brief van 11 mei 2018 de arbeidsovereenkomst met Pipelife Nederland met ingang van 30 mei 2018 opgezegd.
2.5.
Bij brief van 18 mei 2018 heeft Pipelife Nederland de opzegging van het dienstverband door [gedaagde] bevestigd. Pipelife Nederland heeft [gedaagde] in deze brief gewezen op het tussen partijen bestaande geheimhoudings- en concurrentiebeding en benadrukt dat zij strikte naleving daarvan verlangt. Dit heeft Pipelife Nederland in een brief aan [gedaagde] van 20 september 2018 herhaald.

3.De beoordeling

3.1.
Pipelife Nederland vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, [gedaagde] verbiedt werkzaamheden in strijd met dit concurrentiebeding uit te voeren op straffe van een dwangsom, en [gedaagde] veroordeelt om een voorschot te betalen op een opeisbare boete van € 50.000,00.
3.2.
Pipelife Nederland legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] in strijd handelt met het overeengekomen concurrentiebeding doordat hij een met Pipelife Nederland concurrerende onderneming heeft opgezet en daarvoor actief is, dan wel direct of indirect bij een dergelijke onderneming betrokken is, en dat hij die onderneming en de betrokkenheid daarbij tot op heden heeft voortgezet. Pipelife Nederland stelt dat zij door de schending van het concurrentiebeding grote schade oploopt en ook al heeft opgelopen, en dat zij een spoedeisend belang heeft om daartegen in kort geding op te treden.
3.3.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
3.4.
Met Pipelife Nederland is de kantonrechter van oordeel dat hij bevoegd is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.5.
In de (herschikte) EEX-Verordening (EU) 1215/2012 van 12 december 2012 zijn regels neergelegd betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I
bis-Vo).
3.6.
Op grond van artikel 6 lid 1 Brussel I
bis-Vo wordt, indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat, onverminderd artikel 18, lid 1, artikel 21, lid 2, en de artikelen 24 en 25.
3.7.
[gedaagde] heeft geen woonplaats op het grondgebied van een lidstaat, omdat hij in Andorra woont. Andorra is geen lidstaat van de Europese Unie. Gelet op artikel 6 lid 1 Brussel I
bis-Vo moet de bevoegdheid van de kantonrechter dus worden beoordeeld aan de hand van de wetgeving van Nederland, te weten het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
3.8.
Volgens artikel 8 lid 1 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, bij overeenkomst een Nederlandse rechter of de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van die rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, tenzij daarvoor geen redelijk belang aanwezig is.
3.9.
In artikel 15 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben partijen een Nederlandse rechter aangewezen als de rechter om kennis te nemen van een geschil met betrekking tot de arbeidsovereenkomst, te weten de rechtbank Alkmaar, thans de rechtbank Noord-Holland. Volgens artikel 93, aanhef en onder c, Rv, worden door de kantonrechter behandeld en beslist zaken betreffende een arbeidsovereenkomst. Op grond van artikel 15 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is de kantonrechter Alkmaar van de rechtbank Noord-Holland dus aangewezen als de rechter om kennis te nemen van het geschil tussen partijen.
3.10.
Pipelife heeft ook een redelijk belang als bedoeld in artikel 8 lid 1 Rv, om de zaak aanhangig te maken bij de kantonrechter Alkmaar, alleen al omdat zij in Nederland is gevestigd en partijen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben gekozen voor de toepassing van Nederlands recht.
3.11.
De conclusie is daarom dat de kantonrechter Alkmaar bevoegd is van deze zaak kennis te nemen en daarin een beslissing te nemen.
3.12.
De kantonrechter overweegt nog dat het zogenoemde forumkeuzebeding van artikel 15 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst niet overeenstemt met de eisen van artikel 23 Brussel I
bis-Vo, waarin regels zijn neergelegd voor de geldigheid van een forumkeuzebeding in een arbeidsovereenkomst. Volgens artikel 23 Brussel I
bis-Vo is een forumkeuzebeding immers alleen geldig als dit beding is gesloten na het ontstaan van het geschil. Echter, artikel 23 Brussel I
bis-Vo is hier niet van toepassing, omdat [gedaagde] niet in een lidstaat woont, zoals hiervoor is overwogen. Artikel 23 Brussel I
bis-Vo staat dus niet in de weg aan de bevoegdheid van de kantonrechter Alkmaar.
3.13.
Wel van toepassing is artikel 25 lid 1 Brussel I
bis-Vo, waarin regels zijn neergelegd voor de geldigheid van een forumkeuzebeding in zijn algemeenheid. Uit artikel 6 lid 1 Brussel I
bis-Vo volgt namelijk dat artikel 25 lid 1 Brussel I
bis-Vo ook geldt als een verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat. Het forumkeuzebeding van artikel 15 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst voldoet echter aan de eisen van artikel 25 lid 1 Brussel I
bis-Vo. Het forumkeuzebeding is namelijk op grond van Nederlands recht geldig en niet nietig, en het beding is gesloten bij een schriftelijke overeenkomst. Ook artikel 25 Brussel I bis-Vo staat daarom niet in de weg aan de bevoegdheid van de kantonrechter Alkmaar.
3.14.
De oproeping van [gedaagde] is geschied overeenkomstig artikel 55 Rv. [gedaagde] is ondanks de geldige oproeping niet verschenen op de zitting van 19 maart 2019.
3.15.
Nu [gedaagde] niet is verschenen en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, moet de kantonrechter op grond van artikel 139 Rv verstek verlenen tegen [gedaagde] en de vordering toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.16.
De kantonrechter heeft gelet op de dagvaarding en de daarbij overgelegde stukken geen reden om te oordelen dat de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Die vordering is naar zijn aard ook spoedeisend. De vordering zal dus worden toegewezen.
3.17.
[gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een voorschot op de boete van € 50.000,00. De gevorderde wettelijke rente over de boete zal worden toegewezen over een bedrag van € 10.000,00, omdat in de dagvaarding de vordering van wettelijke rente tot dit bedrag is beperkt. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd op € 500.000,00.
3.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van het met hem overeengekomen concurrentiebeding en verbiedt hem met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis de werkzaamheden van welke aard ook in strijd met dit concurrentiebeding uit te voeren, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 voor iedere dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van € 500.000,00;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een voorschot te betalen op de direct opeisbare boete van € 50.000,00 wegens handelen in strijd met het overeengekomen concurrentiebeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over een voorschot van € 10.000,00 vanaf de datum van dagvaarding tot gehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de
kant van Pipelife Nederland tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 81,00
griffierecht € 121,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter