ECLI:NL:RBNHO:2019:3047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
7460510 EJ VERZ 19-6
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap na zuivere aanvaarding

In deze zaak heeft verzoekster op 10 januari 2019 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om machtiging tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van de overleden erflaatster, mevrouw [erflaatster]. De erflaatster is op 10 april 2017 overleden en heeft bij testament verzoekster benoemd tot executeur en enig erfgenaam. Verzoekster heeft de nalatenschap aanvankelijk niet beneficiair aanvaard, maar vreest nu voor mogelijke schulden die voortvloeien uit belastingaanslagen die door de belastingadviseur van de erflaatster zijn opgevoerd zonder voldoende bewijs.

De Belastingdienst heeft geen verweerschrift ingediend op het verzoek van verzoekster. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het verzoek binnen de wettelijke termijn van drie maanden na ontdekking van de mogelijke schulden heeft ingediend. De kantonrechter overweegt dat er sprake is van schulden die verzoekster niet kende en niet behoorde te kennen, en dat er geen bezwaar van de Belastingdienst is gebleken. Op basis van artikel 4:194a lid 1 BW heeft de kantonrechter het verzoek om machtiging tot beneficiaire aanvaarding toegewezen.

De beslissing is op 10 april 2019 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. J.S. Reid, en verleent verzoekster de machtiging om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 7460510 EJ VERZ 19-6 WD
Uitspraakdatum: 10 april 2019

Beschikking in de zaak van:

[naam 1] te [woonplaats 1] ,
Verzoekster,
belanghebbende:
de belastingdienst, kantoorhoudende te Heerlen.

Het procesverloop

Verzoekster heeft op 10 januari 2019 een verzoekschrift ingediend.
De griffier heeft het verzoekschrift doorgezonden naar De Belastingdienst en verzocht uiterlijk 27 februari 2019 een schriftelijke reactie/ verweerschrift in te dienen.
Van De Belastingdienst is geen verweerschrift of reactie ontvangen.
Tenslotte is heden uitspraak bepaald.

De uitgangspunten

Op 10 april 2017 is overleden mevrouw [erflaatster] , geboren op [geboortedatum] , laatstelijk wonende te [woonplaats 2] (hierna: de erflaatster).
De erflaatster heeft bij testament van 3 november 1992 over haar nalatenschap beschikt en daarbij verzoekster tot executeur en enig erfgenaam benoemd.
Verzoekster heeft de nalatenschap niet beneficiair aanvaard.

Het verzoek

Verzoekster verzoekt dat de kantonrechter haar machtigt om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden.
Ter toelichting op het verzoek voert verzoekster, kort gezegd, als volgt aan. Erflaatster heeft de laatste jaren voor haar overlijden de belastingaangifte inkomstenbelasting doen verzorgen door de heer [naam 2] , belastingadviseur bij [naam 3] . Uit de administratie van erflaatster blijkt dat alle belastingaangiftes tot en met 2015 zijn afgewikkeld met een definitieve aanslag. Deze belastingaanslagen gaven geen aanleiding voor zorgen. Verzoekster heeft genoemde heer [naam 2] opgedragen om de aangifte inkomstenbelasting 2016 te verzorgen, wat hij heeft gedaan. Op 16 oktober 2018 heeft verzoekster, naar aanleiding van de door de heer [naam 2] over 2016 gedane aangifte, een brief van De Belastingdienst ontvangen waarin werd gevraagd om nadere informatie omtrent persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten van erflaatster. Gebleken is dat de heer [naam 2] voor een bedrag van € 2.956,00 aan zorgkosten over 2016 heeft opgevoerd, zonder dat daarvoor bewijzen voorhanden zijn in de administratie van de erflaatster. Na kennisname daarvan heeft verzoekster moeten vernemen dat dit voorval niet op zichzelf staat, getuige een bericht in De Telegraaf van 21 maart 2017, waarin staat geschreven dat adviseurs als [naam 2] op grote schaal belastingaangiftes hebben vervalst. Verzoekster vreest dat De Belastingdienst het opgevoerde bedrag van € 2.956,00 niet zal accepteren en dat zij wordt geconfronteerd met een naheffing. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een terugvordering van verstrekte zorg- en huurtoeslag wordt opgelegd. Het is niet duidelijk of dit alles uit de nalatenschap kan worden betaald.

De beoordeling

De kantonrechter overweegt als volgt.
Verzoekster heeft het verzoek gedaan binnen de wettelijke termijn van drie maanden na ontdekking.
Van enig bezwaar van De Belastingdienst is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is sprake van het bestaan of ontstaan van schulden die verzoekster niet kende, noch behoorde te kennen.
Het op de voet van artikel 4:194a lid 1 BW gedane verzoek om te worden gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden, ligt daarmee voor toewijzing gereed.

De beslissing

De kantonrechter:
Wijst het verzoek toe.
Verleent verzoekster machtiging om voormelde nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 10 april 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter