In deze zaak vorderen eisers, de rechtsopvolgende eigenaren van percelen grond, een vergoeding van pachtersvoordeel van gedaagde, die als pachter gebruik heeft gemaakt van zijn voorkeursrecht bij de aankoop van de percelen. De eisers stellen dat gedaagde het land heeft vervreemd en dat zij recht hebben op een vergoeding van € 168.532,31 op basis van artikel 7:384 van het Burgerlijk Wetboek. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van vervreemding en stelt dat hij enkel heeft deelgenomen aan een kavelruil waarbij meerdere grondeigenaren betrokken waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de levering van de percelen heeft plaatsgevonden op 22 december 2017, en dat gedaagde de gronden pas op dat moment heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vervreemding na verkrijging, zoals vereist door artikel 7:384 BW. Aangezien niet is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel, wordt de vordering van eisers afgewezen. Daarnaast worden eisers veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld.
De uitspraak is gedaan door de pachtkamer van de sectie kanton in Alkmaar, waarbij de rechters de argumenten van beide partijen hebben gewogen en tot de conclusie zijn gekomen dat de vordering niet kan worden toegewezen.