3.3.1Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank zijn niet wettig en overtuigend bewezen de ten laste gelegde verkrachting en mishandeling van [aangeefster 1] (parketnummer 15/871911-16) en de verkrachtingen van [aangeefster 2] en [aangeefster 3] (feit 1 primair en feit 2 parketnummer
15/700046-17). Evenmin is wettig en overtuigend bewezen de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [aangeefster 2] (feit 1 subsidiair van parketnummer 15/700046-17). Verdachte moet van deze feiten worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verkrachting en mishandeling [aangeefster 1] (parketnummer 15/871911-16):
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster 1] op 18 en 19 september 2015. Eveneens staat vast dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden zijn aangevangen en dat het wederzijds de bedoeling was dat deze handelingen gepaard zouden gaan met enige mate van geweld (BDSM).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [aangeefster 1] wilde stoppen met de seks en het geweld omdat haar grenzen werden overschreden.
Ter beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Op 5 en 6 september 2015 heeft een eerdere ontmoeting plaatsgevonden tussen [aangeefster 1] en verdachte, waarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ook tijdens deze eerdere ontmoeting gingen de seksuele handelingen gepaard met geweld, zo volgt uit de verklaringen van zowel [aangeefster 1] als verdachte. [aangeefster 1] stuurde de middag na deze ontmoeting om 13.15 uur een whatsappbericht aan verdachte met de tekst “alleen volgende x iets meer buiten het zicht meppen?? Mn kaak is dik mn kin is blauw… beter onder mn kleren. Heb wel je tanden in mn benen staan 2x en dat vind ik zoooo geil”.
Vervolgens spreken [aangeefster 1] en verdachte nogmaals af om elkaar te ontmoeten, te weten op 18 september 2015. In de tussenliggende periode hebben ze veelvuldig contact via whatsapp over de seks die ze dan zullen hebben. Uit deze whatsappberichten volgt dat het wederom gaat om seksuele handelingen met geweld. De handelingen zoals ten laste gelegd komen in deze berichten gedetailleerd naar voren.
Voorafgaand aan de ontmoeting op 18 september 2015, om 06.14 uur, stuurt [aangeefster 1] een bericht aan verdachte, waarin zij aangeeft dat zij de woorden van verdachte over het geweld tijdens de seks wat beangstigend vindt, dat ze wel een grens heeft en dat het voor beide partijen leuk moet zijn tijdens de seks.
Nadat op 18 en 19 september 2015 de ten laste gelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden stuurt [aangeefster 1] de volgende morgen om 10.17 uur aan verdachte een whatsappbericht met de tekst “Ik vond het fijn dat je bij me was. Hoop tot snel.” Na meerdere berichten over en weer stuurt [aangeefster 1] om 12.20 uur het bericht “Ik ben helemaal niet boos. Verwijt je niks… ik wil gewoon samen uitvinden waar die grens is.. vanmorgen dacht ik nog gaat wel. Is op t randje.. maar het is over het randje… (…)”.
Naderhand, te weten op 21 september 2015, heeft [aangeefster 1] bij de politie verklaard dat zij de seks op 18 en 19 september 2015 te ver vond gaan en dat zij door verdachte is verkracht en mishandeld. Verdachte heeft verklaard dat alles met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, dat zij als stopwoord “stop” hadden afgesproken en dat [aangeefster 1] dat woord niet heeft gebruikt.
De rechtbank begrijpt uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende whatsappberichten dat [aangeefster 1] van te voren op de hoogte was van de details van zowel de seksuele- als de geweldshandelingen die zouden kunnen plaatsvinden. Uit het whatsappcontact – waarvan zij overigens zelf heeft verklaard dat ze dat niet heel serieus nam – heeft verdachte in elk geval niet kunnen afleiden dat [aangeefster 1] deze vorm van seks niet wilde. Weliswaar heeft zij voorafgaand aan de ontmoeting op 18 september 2015 een bericht gestuurd waarin ze aangeeft dat ze een grens heeft, maar uit het dossier valt verder niet af te leiden wat deze grens dan was en of zij deze grens duidelijk kenbaar heeft gemaakt aan verdachte. Evenmin biedt het proces-verbaal van bevindingen van de filmopnames van de seksuele handelingen op 18 en 19 september 2015 hiervoor enige houvast. In elk geval hebben verbalisanten niet vermeld dat [aangeefster 1] het woord “stop” zou hebben gebruikt. Dat door verbalisanten seksuele handelingen met fors geweld worden beschreven en dat [aangeefster 1] fors letsel hieraan heeft overgehouden blijkens de letselverklaring, maakt het voorgaande niet anders. Dit zou immers kunnen passen bij seksueel contact op basis van BDSM, zoals verdachte – en tot op zekere hoogte ook [aangeefster 1] – heeft verklaard.
Gelet op de signalen die [aangeefster 1] voor de ontmoeting op 18 september 2015 heeft doen uitgaan naar verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte erop mocht vertrouwen dat [aangeefster 1] ook deze vorm van seks wilde. Hoewel de rechtbank de verklaring van [aangeefster 1] geloofwaardig acht, waar zij aangeeft dat haar grenzen vervolgens zijn overschreden, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat en vanaf welk moment verdachte had kunnen en moeten weten dat de aanvankelijk vrijwillige seks niet langer vrijwillig was. Daarbij betrekt de rechtbank ook het bericht dat [aangeefster 1] na afloop aan verdachte heeft gestuurd, waarin ze schrijft dat ze die ochtend had gedacht dat het wel ging en dat de seks ‘op het randje’ was. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij kennelijk – in ieder geval volgens haar berichtgeving aan verdachte – die ochtend van 19 september 2015 nog niet vond dat verdachte over haar grens was gegaan.
Aldus kan de rechtbank niet uitsluiten dat het vooral na afloop voor [aangeefster 1] duidelijk is geworden dat haar grenzen waren overschreden en dat zij dat tijdens de seks niet of in elk geval niet voldoende kenbaar heeft gemaakt aan verdachte.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de verkrachting, nu onvoldoende is komen vast te staan dat [aangeefster 1] is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Nu evenmin is komen vast te staan dat het geweld tegen haar wil heeft plaatsgevonden, ontbreekt de voor de (cumulatief / alternatief) ten laste gelegde mishandeling vereiste wederrechtelijkheid en zal verdachte ook voor dit feit worden vrijgesproken.
Poging verkrachting subsidiair poging zware mishandeling [aangeefster 2] (parketnummer 15/700046-17, feit 1 primair en subsidiair):
Met de officier van justitie en de raadslieden is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van [aangeefster 2] op 5 juli 2013 te Grootebroek. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte – blijkens de verklaringen van [aangeefster 2] en haar dochter [getuige] , alsmede uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting – die nacht terwijl zij in bed lagen zijn arm om de nek van [aangeefster 2] heeft geklemd en haar benen vastgeklemd heeft gehouden. Hoewel verdachte aanvankelijk wellicht de bedoeling had seks met [aangeefster 2] te hebben, blijkt ook uit de verklaring van [aangeefster 2] bij de politie van 2 december 2016 dat hij dit idee op het moment van de geweldshandelingen had laten varen. Onder de geschetste omstandigheden vormen deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm dan ook geen handelingen waaruit zou blijken dat verdachte heeft gepoogd het lichaam van die [aangeefster 2] seksueel binnen te dringen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangeefster 2] , evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de situatie zoals deze door [aangeefster 2] en verdachte is geschetst komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren dat verdachte handelingen zou hebben verricht om [aangeefster 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag die vervolgens resteert, is of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangeefster 2] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, met andere woorden of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte op dit gevolg. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte de benen van [aangeefster 2] heeft vastgeklemd, dat hij zijn arm om de nek van [aangeefster 2] heeft geklemd en dat hij in de keel van [aangeefster 2] heeft geknepen. Uit het dossier blijkt niet met welke kracht deze handelingen hebben plaatsgevonden. Wel verklaart [aangeefster 2] dat zij nog kon ademen. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een door verdachte aanvaarde aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangeefster 2] en spreekt hem dan ook van dit feit vrij.
Verkrachting [aangeefster 3] (parketnummer 15/700046-17, feit 2):
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [aangeefster 3] in de periode van 1 april 2016 tot en met 15 november 2016 in Grootebroek. In deze periode hadden [aangeefster 3] en verdachte een affectieve relatie. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte wist of kon hebben geweten dat de seksuele handelingen tijdens deze relatie tussen verdachte en [aangeefster 3] op enig moment ongewenst/onvrijwillig waren. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit feit.