ECLI:NL:RBNHO:2019:2950

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
15/871911-16 en 15/700046-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en mishandeling, veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die was gedagvaard wegens verkrachting en mishandeling van drie aangeefsters. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde verkrachtingen en mishandelingen van de eerste aangeefster, waarbij de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en de eerste aangeefster plaatsvonden op basis van wederzijds goedvinden, waarbij BDSM-praktijken een rol speelden. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de aangeefster gedwongen was tot de seksuele handelingen of dat het geweld tegen haar wil was toegepast.

De verdachte werd ook vrijgesproken van de poging tot verkrachting en zware mishandeling van de tweede aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet bewezen konden worden als poging tot verkrachting of als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk handelingen had verricht die de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor de mishandeling van de tweede aangeefster, waarvoor hij een gevangenisstraf van twee weken kreeg opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster had mishandeld door haar te klemmen en haar keel dicht te knijpen, wat leidde tot letsel en pijn. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de schade niet voldoende kon worden bewezen in relatie tot de vrijgesproken feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/871911-16 + 15/700046-17 (ttz gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 26 maart 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 maart 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd ter terechtzitting van 20 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden (voor wat betreft parketnummer 15/871911-16 zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Purmerend, en voor wat betreft parketnummer 15/700046-17 zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat te Hoorn) naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/871911-16, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 september 2015 en/of 19 september 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn, verdachtes, penis in de mond en/of keel en/of anus en/of vagina van die [aangeefster 1] geduwd en/of gebracht en
bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte (telkens):
- die [aangeefster 1] (vele, althans meermalen) in haar gezicht en/of elders op/tegen haar lichaam heeft geslagen, en/of (vervolgens)
- die [aangeefster 1] heeft opgedragen zijn speeksel op te likken en/of over de grond te kruipen en/of (vervolgens) een honden(slip)ketting om de nek van die [aangeefster 1] heeft gedaan, en/of (vervolgens) over/in het gezicht en/of hoofd van die [aangeefster 1] heeft geplast, (door welke vernederingen die [aangeefster 1] zeer angstig werd en/of haar wil werd gebroken) en/of (vervolgens)
- zijn penis zeer diep in de keel van die [aangeefster 1] heeft geduwd (waardoor die [aangeefster 1] heel benauwd werd en/of geen adem kon halen) en/of is doorgegaan (terwijl die [aangeefster 1] huilend riep dat hij moest stoppen en dat zij astmatisch is en/of geen lucht kreeg), en/of
- die [aangeefster 1] aan een/die honden(slip)ketting aan haar nek omhoog heeft getrokken, zodat zij alleen nog op haar tenen stond, waardoor die [aangeefster 1] zeer benauwd werd, en/of (vervolgens)
- die [aangeefster 1] meermalen heeft gebeten in/op haar armen en/of benen, en/of (vervolgens)
- met een zweep op de borst(en) van die [aangeefster 1] heeft geslagen, en/of (vervolgens)
- met kracht aan de haren van die [aangeefster 1] heeft getrokken, en/of
aldus voor die [aangeefster 1] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
en/of
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 september 2015 en/of 19 september 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, opzettelijk [aangeefster 1] heeft mishandeld, immers heeft hij:
- die [aangeefster 1] (vele, althans meermalen) in haar gezicht en/of elders op/tegen haar lichaam geslagen, en/of
- die [aangeefster 1] aan een/die honden(slip)ketting aan haar nek omhoog getrokken (waardoor die [aangeefster 1] zeer benauwd werd) en/of
- die [aangeefster 1] meermalen gebeten in/op haar armen en/of benen.
Parketnummer 15/700046-17:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 05 juli 2013, te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] , die [aangeefster 2] heeft medegedeeld dat zij seks gingen hebben en/of vervolgens (toen zijn aangaf dat zij dit niet wilde) tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd : “Ik houd van je maar ik ben de baas, je moet het op mijn manier doen. Ik laat je even los en je blijft stil liggen” en/of (met zijn benen) de benen van die [aangeefster 2] heeft vastgeklemd, en/of zijn arm/elleboog strak om de nek van die [aangeefster 2] heeft geklemd/gehouden en/of met zijn hand (in) de keel van die [aangeefster 2] heeft (dicht)geknepen en/of de borsten van die [aangeefster 2] heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 juli 2013 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangeefster 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met zijn benen) de benen van die [aangeefster 2] heeft vastgeklemd, en/of zijn arm/elleboog strak om de nek van die [aangeefster 2] heeft geklemd/gehouden en/of met zijn hand (in) de keel van die [aangeefster 2] heeft (dicht)geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 05 juli 2013 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [aangeefster 2] ) mishandeld, immers heeft hij, verdachte: (met zijn benen) de benen van die [aangeefster 2] vastgeklemd, en/of zijn arm/elleboog strak om de nek van die [aangeefster 2] geklemd/gehouden en/of met zijn hand (in) de keel van die [aangeefster 2] (dicht)geknepen, waardoor deze [aangeefster 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 november 2016 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, althans in Nederland,(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 3] immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn, verdachtes, penis in de mond en/of keel en/of anus en/of vagina van die [aangeefster 3] geduwd en/of gebracht, en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte (telkens):
- die [aangeefster 3] bij haar keel/hals heeft vastgepakt en/of
- die [aangeefster 3] hard in haar gezicht heeft geslagen en/of
- het hoofd van de [aangeefster 3] naar achter heeft getrokken en/of
- zijn penis (zeer) diep in de keel van die [aangeefster 3] heeft geduwd en/of is doorgegaan (terwijl die [aangeefster 3] aangaf dat hij moest stoppen).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de ten laste gelegde verkrachtingen van [aangeefster 2] en [aangeefster 3] (feit 1 primair en feit 2 van parketnummer 15/700046-17). Voorts heeft zij gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting en mishandeling van [aangeefster 1] en de poging tot zware mishandeling van [aangeefster 2] (parketnummer 15/871911-16 en feit 1 subsidiair van parketnummer 15/700046-17).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden van verdachte hebben bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank zijn niet wettig en overtuigend bewezen de ten laste gelegde verkrachting en mishandeling van [aangeefster 1] (parketnummer 15/871911-16) en de verkrachtingen van [aangeefster 2] en [aangeefster 3] (feit 1 primair en feit 2 parketnummer
15/700046-17). Evenmin is wettig en overtuigend bewezen de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [aangeefster 2] (feit 1 subsidiair van parketnummer 15/700046-17). Verdachte moet van deze feiten worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verkrachting en mishandeling [aangeefster 1] (parketnummer 15/871911-16):
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster 1] op 18 en 19 september 2015. Eveneens staat vast dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden zijn aangevangen en dat het wederzijds de bedoeling was dat deze handelingen gepaard zouden gaan met enige mate van geweld (BDSM).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [aangeefster 1] wilde stoppen met de seks en het geweld omdat haar grenzen werden overschreden.
Ter beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Op 5 en 6 september 2015 heeft een eerdere ontmoeting plaatsgevonden tussen [aangeefster 1] en verdachte, waarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ook tijdens deze eerdere ontmoeting gingen de seksuele handelingen gepaard met geweld, zo volgt uit de verklaringen van zowel [aangeefster 1] als verdachte. [aangeefster 1] stuurde de middag na deze ontmoeting om 13.15 uur een whatsappbericht aan verdachte met de tekst “alleen volgende x iets meer buiten het zicht meppen?? Mn kaak is dik mn kin is blauw… beter onder mn kleren. Heb wel je tanden in mn benen staan 2x en dat vind ik zoooo geil”.
Vervolgens spreken [aangeefster 1] en verdachte nogmaals af om elkaar te ontmoeten, te weten op 18 september 2015. In de tussenliggende periode hebben ze veelvuldig contact via whatsapp over de seks die ze dan zullen hebben. Uit deze whatsappberichten volgt dat het wederom gaat om seksuele handelingen met geweld. De handelingen zoals ten laste gelegd komen in deze berichten gedetailleerd naar voren.
Voorafgaand aan de ontmoeting op 18 september 2015, om 06.14 uur, stuurt [aangeefster 1] een bericht aan verdachte, waarin zij aangeeft dat zij de woorden van verdachte over het geweld tijdens de seks wat beangstigend vindt, dat ze wel een grens heeft en dat het voor beide partijen leuk moet zijn tijdens de seks.
Nadat op 18 en 19 september 2015 de ten laste gelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden stuurt [aangeefster 1] de volgende morgen om 10.17 uur aan verdachte een whatsappbericht met de tekst “Ik vond het fijn dat je bij me was. Hoop tot snel.” Na meerdere berichten over en weer stuurt [aangeefster 1] om 12.20 uur het bericht “Ik ben helemaal niet boos. Verwijt je niks… ik wil gewoon samen uitvinden waar die grens is.. vanmorgen dacht ik nog gaat wel. Is op t randje.. maar het is over het randje… (…)”.
Naderhand, te weten op 21 september 2015, heeft [aangeefster 1] bij de politie verklaard dat zij de seks op 18 en 19 september 2015 te ver vond gaan en dat zij door verdachte is verkracht en mishandeld. Verdachte heeft verklaard dat alles met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, dat zij als stopwoord “stop” hadden afgesproken en dat [aangeefster 1] dat woord niet heeft gebruikt.
De rechtbank begrijpt uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende whatsappberichten dat [aangeefster 1] van te voren op de hoogte was van de details van zowel de seksuele- als de geweldshandelingen die zouden kunnen plaatsvinden. Uit het whatsappcontact – waarvan zij overigens zelf heeft verklaard dat ze dat niet heel serieus nam – heeft verdachte in elk geval niet kunnen afleiden dat [aangeefster 1] deze vorm van seks niet wilde. Weliswaar heeft zij voorafgaand aan de ontmoeting op 18 september 2015 een bericht gestuurd waarin ze aangeeft dat ze een grens heeft, maar uit het dossier valt verder niet af te leiden wat deze grens dan was en of zij deze grens duidelijk kenbaar heeft gemaakt aan verdachte. Evenmin biedt het proces-verbaal van bevindingen van de filmopnames van de seksuele handelingen op 18 en 19 september 2015 hiervoor enige houvast. In elk geval hebben verbalisanten niet vermeld dat [aangeefster 1] het woord “stop” zou hebben gebruikt. Dat door verbalisanten seksuele handelingen met fors geweld worden beschreven en dat [aangeefster 1] fors letsel hieraan heeft overgehouden blijkens de letselverklaring, maakt het voorgaande niet anders. Dit zou immers kunnen passen bij seksueel contact op basis van BDSM, zoals verdachte – en tot op zekere hoogte ook [aangeefster 1] – heeft verklaard.
Gelet op de signalen die [aangeefster 1] voor de ontmoeting op 18 september 2015 heeft doen uitgaan naar verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte erop mocht vertrouwen dat [aangeefster 1] ook deze vorm van seks wilde. Hoewel de rechtbank de verklaring van [aangeefster 1] geloofwaardig acht, waar zij aangeeft dat haar grenzen vervolgens zijn overschreden, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat en vanaf welk moment verdachte had kunnen en moeten weten dat de aanvankelijk vrijwillige seks niet langer vrijwillig was. Daarbij betrekt de rechtbank ook het bericht dat [aangeefster 1] na afloop aan verdachte heeft gestuurd, waarin ze schrijft dat ze die ochtend had gedacht dat het wel ging en dat de seks ‘op het randje’ was. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij kennelijk – in ieder geval volgens haar berichtgeving aan verdachte – die ochtend van 19 september 2015 nog niet vond dat verdachte over haar grens was gegaan.
Aldus kan de rechtbank niet uitsluiten dat het vooral na afloop voor [aangeefster 1] duidelijk is geworden dat haar grenzen waren overschreden en dat zij dat tijdens de seks niet of in elk geval niet voldoende kenbaar heeft gemaakt aan verdachte.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de verkrachting, nu onvoldoende is komen vast te staan dat [aangeefster 1] is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Nu evenmin is komen vast te staan dat het geweld tegen haar wil heeft plaatsgevonden, ontbreekt de voor de (cumulatief / alternatief) ten laste gelegde mishandeling vereiste wederrechtelijkheid en zal verdachte ook voor dit feit worden vrijgesproken.
Poging verkrachting subsidiair poging zware mishandeling [aangeefster 2] (parketnummer 15/700046-17, feit 1 primair en subsidiair):
Met de officier van justitie en de raadslieden is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van [aangeefster 2] op 5 juli 2013 te Grootebroek. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte – blijkens de verklaringen van [aangeefster 2] en haar dochter [getuige] , alsmede uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting – die nacht terwijl zij in bed lagen zijn arm om de nek van [aangeefster 2] heeft geklemd en haar benen vastgeklemd heeft gehouden. Hoewel verdachte aanvankelijk wellicht de bedoeling had seks met [aangeefster 2] te hebben, blijkt ook uit de verklaring van [aangeefster 2] bij de politie van 2 december 2016 dat hij dit idee op het moment van de geweldshandelingen had laten varen. Onder de geschetste omstandigheden vormen deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm dan ook geen handelingen waaruit zou blijken dat verdachte heeft gepoogd het lichaam van die [aangeefster 2] seksueel binnen te dringen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangeefster 2] , evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de situatie zoals deze door [aangeefster 2] en verdachte is geschetst komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren dat verdachte handelingen zou hebben verricht om [aangeefster 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag die vervolgens resteert, is of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangeefster 2] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, met andere woorden of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte op dit gevolg. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte de benen van [aangeefster 2] heeft vastgeklemd, dat hij zijn arm om de nek van [aangeefster 2] heeft geklemd en dat hij in de keel van [aangeefster 2] heeft geknepen. Uit het dossier blijkt niet met welke kracht deze handelingen hebben plaatsgevonden. Wel verklaart [aangeefster 2] dat zij nog kon ademen. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een door verdachte aanvaarde aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangeefster 2] en spreekt hem dan ook van dit feit vrij.
Verkrachting [aangeefster 3] (parketnummer 15/700046-17, feit 2):
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [aangeefster 3] in de periode van 1 april 2016 tot en met 15 november 2016 in Grootebroek. In deze periode hadden [aangeefster 3] en verdachte een affectieve relatie. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte wist of kon hebben geweten dat de seksuele handelingen tijdens deze relatie tussen verdachte en [aangeefster 3] op enig moment ongewenst/onvrijwillig waren. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit feit.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair, ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair, ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 juli 2013 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, opzettelijk een persoon, te weten [aangeefster 2] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, met zijn been de benen van die [aangeefster 2] vastgeklemd, zijn arm strak om de nek van die [aangeefster 2] geklemd en met zijn hand in de keel van die [aangeefster 2] geknepen, waardoor deze [aangeefster 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair, meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van een contactverbod als bijzondere voorwaarde.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben wat betreft de strafmaat gewezen op het overschrijden van de redelijke termijn en gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten en gesteld dat de strafeis van de officier van justitie dient te worden gematigd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [aangeefster 2] . [aangeefster 2] was op dat moment zijn partner. Hij heeft haar benen vastgeklemd, zijn arm strak om haar nek geklemd en met zijn hand in haar keel geknepen. [aangeefster 2] heeft ten gevolge hiervan een blauwe plek opgelopen en pijn ondervonden. Door op deze manier te handelen heeft verdachte pijn maar ook angstgevoelens bij haar teweeggebracht. Hij heeft voor haar een situatie gecreëerd waardoor zij zich niet meer veilig kon voelen in haar eigen huis. Uit de slachtofferverklaring blijkt welke gevolgen deze gebeurtenis heeft gehad voor [aangeefster 2] en ook dat zij nog steeds bang is voor verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte aanvullend reclasseringsadvies van 6 november 2018 van J.P. Wouda, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het psychologisch rapport gedateerd 5 januari 2017, opgesteld door R. Brandsma, Gezondheidszorgpsycholoog.
De rechtbank heeft voorts gelet op het tijdsverloop in deze zaak. Er is wat betreft het bewezenverklaarde feit echter geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn, nu deze termijn is aangevangen met de dagvaarding in juni 2017.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie
leidt dit tot oplegging van een korte vrijheidsbenemende straf van na te melden duur.

7.Vordering benadeelde partij [aangeefster 1]

De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 43.121,20 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/871911-16 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15/871911-16 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Vordering benadeelde partij [aangeefster 2]

De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.336,91 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/700046-17, feit 1, ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit inkomstenderving (€ 3.386,91) en therapiekosten (€ 450,-), alsmede immateriële schade (€ 3.500,-).
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair, bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft aangegeven dat de tien jaar durende relatie met verdachte, waarin zij op meerdere momenten problemen hebben gekend, haar psychisch uit balans heeft gebracht en dat zij daarom niet heeft kunnen werken en in therapie is geweest. Nu de rechtbank alleen een ‘eenvoudige mishandeling’ bewezen verklaart, en het causale verband tussen deze mishandeling en de materiële schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren is gekomen, zal de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet in de vordering worden ontvangen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegekend voor een ‘eenvoudige mishandeling’. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal wat betreft de immateriële schade voor het overige niet in de vordering worden ontvangen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair, bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vordering benadeelde partij [aangeefster 3]

De benadeelde partij [aangeefster 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.039,49 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/700046-17, feit 2, ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15/700046-17, feit 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 63, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/871911-16 en onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 primair en subsidiair en feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro) ter vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangeefster 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
10 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[aangeefster 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[aangeefster 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2019.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 15/700046-17, feit 1 meer subsidiair:
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
[aangeefster 2] en ik zijn die avond in een worsteling terecht gekomen. Ik probeerde haar rustig te houden en ik heb haar daarom in een nekklem vastgehouden.
Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina’s 215 tot en met 217). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 6 juli 2013 door aangever [aangeefster 2] ten overstaan van verbalisant D.M.C.G. Kool afgelegde verklaring:
Op 5 juli 2013 omstreeks 02.15 uur kwam [verdachte] naar onze slaapkamer op de [adres] . Ik lag in bed met mijn pyjama aan en werd wakker van [verdachte] . Hij sloeg zijn been om mijn benen heen en ik kwam daardoor vast te liggen. Hij klemde zijn ene arm strak om mijn nek heen en met zijn andere hand pakte hij mijn haren vast en trok naar achteren. Met zijn ene hand kneep hij mijn keel dicht. Ik kon nog wel ademen, maar het deed wel zeer. Door de worsteling begon mijn pyjama in mijn oksel te trekken en dat deed venijnig veel pijn. Hier was later ook een blauwe plek ontstaan.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 oktober 2017 door getuige [getuige] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Ik weet nog dat ik op 5 juli 2013 met mijn moeder thuis was. Ik werd op enig moment wakker door mijn moeders geschreeuw. Onze slaapkamers bevonden zich naast elkaar. Ze schreeuwde mijn naam en klonk angstig. Ik ben naar hun kamer gegaan. Daar lag mijn moeder met [verdachte] op bed. Hij had haar in een soort wurggreep vast. Hij had mijn moeder bij de keel vast met zijn hand of hij had zijn arm rond haar keel. Hij had een been om mijn moeders been geslagen. De volgende dag zag ik dat mijn moeder een blauwe plek op haar keel had, welke blauwe plek ze daarvoor nog niet had.
Een schriftelijke bescheid (pagina 248) , inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift, inhoudende de geneeskundige verklaring omtrent aangeefster [aangeefster 2] d.d. 5 november 2013, ingevuld door dr. Bakker, houdt onder meer in:
Uitwendig waargenomen letsel: voorste rand rechteroksel bloeduitstorting, drukpijn hals, net onder kaak.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 7/7/13.