Op 20 maart 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende verzoeken tot ondertoezichtstelling van vijf minderjarigen. De Raad had in oktober 2018 verzocht om ondertoezichtstelling van de kinderen, omdat er zorgen waren over de situatie van de alleenstaande moeder met een belast verleden die zorg droeg voor vijf jonge kinderen. De moeder had een kleine woning en er waren twijfels over haar vermogen om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen, vooral gezien de spanningen met de vader van twee van de kinderen en de mogelijkheid van een woninguitzetting. Tijdens de zitting op 14 november 2018 gaf de moeder aan dat zij voldoende hulp had en dat een ondertoezichtstelling niet nodig was. Na aanvullend onderzoek door de Raad, dat de zorgen niet had weggenomen, werd de zaak opnieuw behandeld op 20 maart 2019. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de moeder en de kinderen was verbeterd. De moeder had zelf hulp gezocht bij Queeste en er was geen dreiging van uitzetting meer. De kinderrechter concludeerde dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen waren afgenomen en dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk was. De verzoeken van de Raad werden afgewezen.