ECLI:NL:RBNHO:2019:2766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
C/15/280559 / JU RK 18-1953
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 20 maart 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende verzoeken tot ondertoezichtstelling van vijf minderjarigen. De Raad had in oktober 2018 verzocht om ondertoezichtstelling van de kinderen, omdat er zorgen waren over de situatie van de alleenstaande moeder met een belast verleden die zorg droeg voor vijf jonge kinderen. De moeder had een kleine woning en er waren twijfels over haar vermogen om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen, vooral gezien de spanningen met de vader van twee van de kinderen en de mogelijkheid van een woninguitzetting. Tijdens de zitting op 14 november 2018 gaf de moeder aan dat zij voldoende hulp had en dat een ondertoezichtstelling niet nodig was. Na aanvullend onderzoek door de Raad, dat de zorgen niet had weggenomen, werd de zaak opnieuw behandeld op 20 maart 2019. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de moeder en de kinderen was verbeterd. De moeder had zelf hulp gezocht bij Queeste en er was geen dreiging van uitzetting meer. De kinderrechter concludeerde dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen waren afgenomen en dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk was. De verzoeken van de Raad werden afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
zaakgegevens : C/15/280559 / JU RK 18-1953 (verzoek ots [minderjarige] en [minderjarige] )
C/15/280564 / JU RK 18-1954 (verzoek ots [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] )
datum uitspraak: 20 maart 2019

beschikking afwijzing verzoeken tot ondertoezichtstelling

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Haarlem.
betreffende
in de zaak met nummer C/15/280559 / JU RK 18-1953:
- [minderjarige]geboren op [geboortedatum] te [plaats]
,
- [minderjarige]geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
in de zaak met nummer C/15/280564 / JU RK 18-1954:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Op 25 oktober 2018 heeft de Raad een verzoekschrift met bijlagen ingediend, gedateerd
22 oktober 2018, strekkende tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] en [minderjarige] . Op 25 oktober 2018 heeft de Raad tevens een verzoekschrift met bijlagen ingediend, gedateerd 22 oktober 2018, strekkende tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] .
Op 14 november 2018 heeft de kinderrechter beide verzoeken afzonderlijk ter zitting met
gesloten deuren behandeld. Tijdens deze zittingen zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. E. Boskma,
- [medewerker de Raad] namens de Raad,
- [medewerker GI] namens De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna: GI),
- [biologische vader] , biologische vader van [minderjarige] en [minderjarige] , als informant, en
- [de vader] , de vader van [minderjarige] en [minderjarige] , bijgestaan door mr. J.A.M. Koorn-Harkema.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de kinderrechter op voorstel van de Raad de behandeling van de verzoeken pro forma aangehouden om de Raad in de gelegenheid te stellen aanvullend onderzoek te doen en naar aanleiding daarvan te beoordelen of de verzoeken worden gehandhaafd.
Op 5 maart 2019 is een e-mail ontvangen van de raadsvrouw van [de vader] , vader van [minderjarige] en [minderjarige] , waaruit blijkt dat hij is overleden.
Op 7 maart 2019 zijn twee aanvullende rapporten met bijlagen ontvangen van de Raad, beide gedateerd 5 februari 2019, waarin de Raad aangeeft de verzoeken tot ondertoezichtstelling van de vijf minderjarigen te handhaven.
De kinderrechter heeft ter zitting met gesloten deuren van 20 maart 2019 de behandeling van de beide verzoeken tot ondertoezichtstelling voortgezet.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Boskma,
- [medewerker de Raad] namens de Raad,
- [medewerker GI] namens de GI, en
- [medewerker Queeste] namens Queeste, centrum voor antroposofische gezondheidszorg.
Opgeroepen als informant en niet verschenen is [biologische vader] , de biologische vader van [minderjarige] en [minderjarige] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] , [minderjarige] , [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
De vijf minderjarigen wonen bij de moeder.

Het verzoek

In oktober 2018 heeft de Raad de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , [minderjarige] , [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] verzocht voor de duur van een jaar. De zorgen bestonden er onder meer uit dat sprake is van een alleenstaande jonge moeder met een belast verleden die de zorg heeft over vijf jonge kinderen. Het gezin woont in een kleine woning waarbij het bovendien onzeker is of het gezin daar kan blijven omdat er een uitzettingsprocedure zou lopen. Daarnaast is de moeder verwikkeld in een gezag/omgangsprocedure met de vader van [minderjarige] en [minderjarige] , [de vader] , wat veel spanningen veroorzaakt in het gezin. De moeder heeft een sterk wantrouwen tegenover de hulpverlening en doordat zij niet open is en niet wil meewerken, is er geen zicht op de opvoedsituatie bij de moeder thuis.
Tijdens de zitting van 14 november 2018 heeft de moeder, ook bij monde van haar advocaat, aangegeven dat er geen zorgen meer zijn om de woonsituatie, dat zij voldoende hulp heeft, onder meer van Queeste, en dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. De behandeling van de verzoeken is aangehouden voor aanvullend onderzoek door de Raad.
De Raad handhaaft thans, ook na het aanvullend onderzoek, haar verzoeken. De Raad is van mening dat de zorgen rondom de huisvesting door moeder niet zijn weggenomen omdat de Raad niet bevestigd heeft gekregen van de verhuurder dat er geen gevaar meer is voor uitzetting. Daarnaast zijn er nog steeds zorgen om de forse belasting die het grote gezin voor moeder met zich brengt en is de Raad van mening dat moeder daarbij ondersteuning nodig heeft. Het wijkteam heeft aangegeven dat het voor hen niet mogelijk is om die ondersteuning te bieden en acht een verplicht kader noodzakelijk vanwege de ervaringen die het wijkteam sinds 2017 met de moeder heeft. De moeder blijft erbij dat zij geen bemoeienis van jeugdzorg wil. Ze heeft, behalve in de hulpverleners van Queeste, weinig vertrouwen in hulpverleners.
De Raad is zich bewust van de weerstand die een ondertoezichtstelling bij de moeder zal teweegbrengen en dat dit de samenwerking met de hulpverlening mogelijk onder druk zal zetten. In hulpverlening binnen het vrijwillig kader ziet de Raad echter geen mogelijkheden, ook omdat het wijkteam heeft aangegeven de regiefunctie niet op zich te kunnen nemen.
Namens de Raad zijn de verzoeken ter zitting toegelicht. De ontwikkelingsbedreigingen bestaan er volgens de Raad uit dat er sprake is van een 22-jarige moeder met vijf jonge kinderen in een te kleine woning waarvan onduidelijk is of ze die kan behouden. De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis en er zijn zorgen vanuit het wijkteam. De moeder krijgt weliswaar hulp van Queeste, maar de regie mist en gebleken is dat het wijkteam die regie niet op zich kan nemen. Tenslotte leert de geschiedenis dat de moeder in conflict kan komen met de hulpverlening en het is de vraag of Queeste wel de juiste weg weet om een melding te doen wanneer de samenwerking tussen Queeste en de moeder niet meer gaat zoals het zou moeten. De Raad heeft zich uiteindelijk gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.

De standpunten

De moeder blijft bij haar standpunt dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. Hoewel de woning klein is, is deze huisvesting gewaarborgd omdat zij aanspraak kan maken op huurbescherming. Het gaat goed thuis. De woning is netjes en ook in financieel opzicht heeft moeder geen problemen. De kinderen hebben allemaal een eigen bed en ze krijgen goed te eten. Hoewel de kinderen volgens moeder niet in hun ontwikkeling worden belemmerd door de kleine woning, is ze wel op zoek naar een grotere woning wat lastig is omdat ze geen urgentie krijgt.
Door het overlijden van de vader van [minderjarige] en [minderjarige] is een groot deel van de spanningen thuis weggevallen, ook voor de kinderen die nu niet meer bang hoeven te zijn. Het gaat goed met de kinderen zowel in lichamelijk als geestelijk opzicht. Er is voldoende hulp voor de kinderen. Ze krijgen therapie, school kijkt mee en ook het consultatiebureau komt op huisbezoek. Moeder erkent dat ze problemen heeft met jeugdzorg. Ze is zelf een jeugdzorgkind geweest en is daarom kritisch op die hulpverlening. Moeder heeft zelf hulp gezocht bij Queeste en is blij met de hulp die Queeste haar biedt, zowel voor zichzelf als voor de kinderen. Wanneer er toch iets mis mocht gaan, dan gaat moeder ervan uit dat Queeste daar melding van zal doen en anders school.
Mr. Boskma bepleit afwijzing van de verzoeken tot ondertoezichtstelling. Er waren aanvankelijk wel zorgen die vooral gelegen waren in de mogelijke huisuitzetting en de spanningsvolle situatie met de vader van [minderjarige] en [minderjarige] . Deze zorgen zijn thans echter niet meer aan de orde. De raadsman bevestigt dat een mogelijke uitzetting van het gezin uit de woning van de baan is. Daarnaast is er veel stress weggevallen door het overlijden van [de vader] . Dat de moeder een belaste voorgeschiedenis heeft, is een feit dat niet terug te draaien is, maar ze heeft inmiddels wel laten zien dat zij in staat is om haar verantwoordelijkheid te nemen door zelf hulp te zoeken bij Queeste. Deze hulpverlening verloopt goed en moeder werkt goed mee.
De hele situatie rondom de verzoeken tot ondertoezichtstelling levert nu eigenlijk vooral meer stress op en gebleken is dat de regierol die de GI zou krijgen bij een ondertoezicht-stelling, eigenlijk dezelfde is als wat [medewerker Queeste] van Queeste op dit moment doet.
[medewerker Queeste] heeft onder meer naar voren gebracht dat zij vanuit Queeste zorgverantwoordelijke en het aanspreekpunt voor de moeder is en dat zij alle zorg coördineert die in het gezin betrokken is. Queeste is tweeëneenhalf jaar geleden op verzoek van de moeder betrokken geraakt in het gezin. Toen zij voor het eerst bij Queeste kwam, had de moeder eigenlijk zelf al bedacht wat er allemaal moest gebeuren. Moeder wordt gezien als een krachtige vrouw en niet als iemand die hulpverlening afhoudt. Hoewel ze veel hulpverleningscontacten heeft, werkt ze goed mee en houdt ze zich goed aan afspraken. Queeste werkt regelmatig samen met de jeugdbescherming en wanneer dit nodig mocht zijn dan weet Queeste welke wegen er moeten worden bewandeld om een zorgmelding te doen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen als deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de minderjarige of zijn ouder(s) met gezag. Voorts is vereist dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Op het moment dat de verzoeken werden ingediend, was er sprake van een zorgelijke situatie. De kinderrechter acht het begrijpelijk dat de Raad toen heeft besloten om te verzoeken om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Moeder heeft een belast verleden en de dreiging van een woninguitzetting en de spanningsvolle situatie met de vader van [minderjarige] en [minderjarige] , [de vader] , veroorzaakten veel stress in het gezin. Dat alles had een negatief effect op het welzijn van de kinderen.
In de periode tussen het opstellen van de rapportages door de Raad en de huidige behandeling van de verzoeken, is die situatie echter aanzienlijk veranderd. Hoewel de moeder aangeeft weerstand te voelen als het om hulpverlening gaat, heeft zij op eigen initiatief gezocht naar hulpverlening voor haarzelf en haar kinderen en die gevonden bij Queeste. Uit de informatie van Queeste blijkt dat er inmiddels een goede samenwerkingsrelatie is opgebouwd met de moeder en dat de moeder door Queeste gezien wordt als een sterke vrouw die het belang van haar kinderen voorop stelt. Ter zitting is die indruk door [medewerker Queeste] bevestigd. Aannemelijk is dat van een dreigende uitzetting van het gezin uit de woning geen sprake meer is. Verder is [de vader] inmiddels overleden. Hoe tragisch dit ook is, het betekent ook dat daarmee een bron van spanningen in het gezin van de moeder is weggevallen. Op grond van dit alles is de kinderrechter van oordeel dat de zorgen over het gezin zijn afgenomen ten opzichte van de rapportage van de Raad van 19 oktober 2018 en dat aannemelijk is dat de moeder haar verantwoordelijkheid zal blijven nemen en in het belang van haar kinderen zal blijven meewerken aan de vrijwillige hulpverlening
Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat op dit moment geen sprake is van zodanig ernstige ontwikkelingsbedreigingen van de vijf kinderen dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter acht zelfs aannemelijk dat de weerstand van moeder tegen een ondertoezichtstelling en hulpverlening van jeugdzorg ervoor kan zorgen dat het uitspreken van een ondertoezichtstelling contraproductief zal werken voor de effectiviteit van de hulpverlening in het gezin.
De kinderrechter zal de verzoeken tot ondertoezichtstelling daarom afwijzen.
De kinderrechter vertrouwt erop dat de betrokken hulpverleners van Queeste een zorgmelding zullen doen als de moeder niet langer zou meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken van de Raad tot ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Woudman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 maart 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam