ECLI:NL:RBNHO:2019:2732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
6660968 \ CV FORM 18-1238
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en weersomstandigheden als buitengewone omstandigheid

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Tarom wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam-Schiphol naar Boekarest op 20 september 2017, met aansluitend een vlucht naar Larnaca. Door een vertraging van de eerste vlucht miste hij zijn aansluitende vlucht, wat resulteerde in een vertraging van circa 12 uur bij aankomst op de eindbestemming. De passagier heeft Tarom verzocht om compensatie van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

Tarom heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van slechte weersomstandigheden, wat hen zou ontslaan van de verplichting tot compensatie. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Tarom niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging daadwerkelijk door deze omstandigheden is veroorzaakt. De rechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht RO364 slechts 20 minuten bedroeg en dat Tarom niet heeft aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging rechtvaardigden.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente over het toegekende bedrag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagier niet had aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan een enkele aanmaning. De proceskosten zijn voor rekening van Tarom, omdat deze merendeels ongelijk kreeg. De beslissing is genomen door kantonrechter L.M. de Vries en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6660968 \ CV FORM 18-1238
Uitspraakdatum: 13 februari 2019
Beschikking in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.J.C. Oltmans (Claimingo B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
compania Naţionalã de Transporturi Aeriene Romane TAROM S.A.
gevestigd te Otopeni (Roemenië)
verwerende partij
verder te noemen: Tarom

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 19 februari 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 26 april 2018.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan hij vervoerd diende te worden van Amsterdam-Schiphol naar Boekarest (Roemenië) op 20 september 2017 met vluchtnummer RO364 en aansluitend van Boekarest naar Larnaca (Cyprus) met vluchtnummer 0B1137.
2.2.
De geplande vertrektijd van vlucht 0B1137 was op 21 september 2017 00:30 uur. De geplande aankomsttijd op Larnaca was om 02:45 uur.
2.3.
Vlucht RO364 was gepland te arriveren op Boekarest op 20 september 2017 om 23.45 uur, maar is daadwerkelijk geland om 23.59 uur. Als gevolg van deze vertraging heeft de passagier zijn aansluitende vlucht naar Larnaca gemist. Aan de passagier zijn vervangende vluchten aangeboden naar Larnaca (via Athene). De passagier is uiteindelijk op 21 september 2017 om 15:01 uur met een vertraging van circa 12 uur aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft bij brief van 18 oktober 2017 en bij e-mail van 15 december 2017 compensatie van Tarom gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Tarom heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Tarom te veroordelen tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat Tarom vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Tarom van buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
3.4.
Tarom betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Larnaca. Gelet hierop is Tarom verplicht de passagier te compenseren, tenzij Tarom ingevolge artikel 5, lid 3, van de Verordening kan aantonen dat de vertraging is ontstaan is gevolg van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
4.4.
Tarom voert aan dat de vlucht in dit geval is vertraagd als gevolg van slechte weersomstandigheden. Ter onderbouwing van de gestelde slechte weersomstandigheden verwijst Tarom naar een weerrapport. De kantonrechter oordeelt dat Tarom hiermee niet heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden. Het is immers zonder nadere toelichting niet duidelijk waar en wanneer de slechte weersomstandigheden zich voordeden en om welke slechte weersomstandigheden het ging. Het lijkt erop dat bedoeld wordt weersomstandigheden boven Boekarest, terwijl uit de overgelegde stukken van de passagier volgt dat vlucht RO364 met een vertraging uit Amsterdam is vertrokken. Dat sprake was van slechte weersomstandigheden op de dag van de vlucht betekent daarnaast nog niet per definitie dat vlucht RO364 ten gevolge daarvan was vertraagd. Niet alleen ontbreekt een toelichting, Tarom heeft evenmin specifieke informatie over vlucht RO364 overgelegd (zoals bijvoorbeeld een NOTAM betreffende deze vlucht). De kantonrechter beschikt al met al over onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen of voldaan is aan de vereisten van overweging 14 van de Considerans van de Verordening en derhalve of sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat vaststaat dat de vertraging van vlucht RO364 hooguit 20 minuten bedroeg. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2011 (Eglitis/Air Baltic C-294/10) en het meermalen in vergelijkbare zaken neergelegde beginsel van consumentenbescherming vloeit voort dat de passagiers mogen aannemen dat de overstap haalbaar is. De luchtvaartmaatschappij is gehouden om alle redelijke maatregelen te treffen om buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen, zij moet in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Daarom dient zij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat naast de minimum connecting time die voor Boekarest geldt, sprake was van reservetijd. Indien zich omstandigheden voordoen die de geplande overstap verhinderen, moet dat in beginsel voor rekening van de vervoerder komen, tenzij hem een beroep op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening toekomt.
4.6.
Uit het hiervoor is overwogen, volgt dat de door Tarom aangevoerde buitengewone omstandigheid niet is komen vast te staan, zodat zij zich niet kan disculperen. Nu Tarom voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Blijkens de toelichting bij het formulier A maakt de passagier aanspraak op een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft niet aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Tarom omdat deze merendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 31 december 2017, omdat Tarom ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen of een gerechtelijke schikking in de Roemeense taal aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Tarom tot betaling aan de passagier van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Tarom tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 79,00 aan griffierecht en € 72,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open