ECLI:NL:RBNHO:2019:2709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
15.248341.18 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke vrijheidsberoving van een peuter met ontoerekeningsvatbaarheid als gevolg van geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke vrijheidsberoving van een peuter. Het incident vond plaats op 4 december 2018 in Haarlem, waar de verdachte het meisje, dat met haar grootouders op de markt was, vastgreep en met haar wegrende. Gealarmeerde omstanders hebben de verdachte achtervolgd en het kind uit zijn armen kunnen bevrijden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.A. Colijn, en de verdediging van de raadsman, mr. F.W. Huizinga, in overweging genomen. Zowel een psychiater als een psycholoog hebben geadviseerd om de verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten, wat de rechtbank heeft overgenomen. Hierdoor is de verdachte niet strafbaar voor het bewezen geachte feit en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel gelast dat de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, gezien de ernst van het feit en het gevaar dat hij voor anderen kan vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een hoog recidiverisico bestaat als de verdachte geen behandeling krijgt voor zijn schizofrenie. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting op 19 maart 2019, waar de verdachte zijn schuld heeft bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit opzettelijke vrijheidsberoving oplevert. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.248341.18 (P)
Uitspraakdatum: 2 april 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Colijn en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.W. Huizinga, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Haarlem
opzettelijk een kind (van 1, bijna 2 jaar oud) genaamd [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- (terwijl het kind bij haar grootouder(s) liep/zich bevond)
dat kind plotseling vast te pakken en/of (vervolgens) op te tillen en/of
- (vervolgens met) dat kind in zijn arm(en) (enige afstand) weg te
rennen en/of haar met zich mee te voeren/dragen en/of
- dat kind daardoor te beletten bij haar grootouder(s) te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Haarlem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
een kind (van 1, bijna 2 jaar oud) genaamd [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- (terwijl genoemd kind bij haar grootouder(s) liep/zich bevond)
dat kind heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft opgetild en/of
- (vervolgens met) dat kind in diens arm(en) (enige afstand) is
weggerend en/of met zich mee heeft gevoerd/gedragen en/of
- dat kind daardoor heeft belet bij haar grootouder(s) te zijn,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 4 december 2018 (p. 1-2);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 december 2018 (p. 3-4);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 4 december 2018 (p. 7)
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de hoofdagent van politie [verbalisant] d.d. 4 december 2018 (p. 12).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 december 2018 te Haarlem opzettelijk een kind (van 1, bijna 2 jaar oud) genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door (terwijl het kind bij haar grootouders liep/zich bevond) dat kind plotseling vast te pakken en op te tillen en met dat kind in zijn armen weg te rennen en dat kind daardoor te beletten bij haar grootouders te zijn.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar de opgemaakte Pro Justitia-rapportages op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het plegen van het strafbare feit hem niet kan worden toegerekend vanwege de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
5.2
Standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft onder verwijzing naar de opgemaakte Pro Justitia-rapportages ontslag van rechtsvervolging bepleit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek van I.T.M. Nurmohamed, (kinder- en jeugd)psychiater d.d. 15 februari 2019, alsmede het psychologisch onderzoek van J.E.P. Kruikemeier, GZ-psycholoog d.d. 11 februari 2019.
Psychiater Nurmohamed heeft over verdachte onder meer het volgende gerapporteerd. Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (geestesstoornis) in de vorm van een (chronische) psychose in het kader van schizofrenie. Onderzochte heeft geen ziekte besef en geen ziekte inzicht. Hij gebruikte zodoende al ruim een halfjaar geen antipsychotica meer, want in zijn beleving ging het goed met hem. Onderzochte meende ook kort voor aanhouding, geen medicatie meer nodig te hebben. Onderzochte heeft een eigen visie op het gebruik en de noodzaak van antipsychotica. Hij hanteert een 'aanvallende' medicatie inname, als hij meent een psychose te voelen aankomen, maar weet helemaal niet hoe hij dat moet voelen. Onderzochte had voor zijn aanhouding al enige dagen meer last van zijn filosofische werelddenkbeelden en toenemend wereld reddende waan belevingen. Het verband tussen zijn (chronisch) psychotische problematiek (schizofrenie) en het ten laste gelegde (mits bewezen geacht) is zeer aannemelijk. De handelingen van onderzochte vonden plaats vanuit (chronische) psychose, hij volgde zijn waandenkbeelden. Zodoende handelde hij vanwege zijn oordeels- en kritiekstoornissen volledig irrationeel en inadequaat. Ten tijde van het ten laste gelegde was er dus, vanwege zijn waandenkbeelden, sprake van een gestoorde realiteitstoetsing en was hij zodoende in het geheel niet in staat zijn wil in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
Psycholoog Kruikemeier heeft onder meer het volgende gerapporteerd. Bij onderzochte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was verdachte door het feit dat hij, waar hij ‘in normale doen’ altijd al een psychotische ideeënwereld ervaarde, nu ook door het al enkele weken niet ingenomen hebben van zijn anti-psychotische medicatie, forser psychotisch gedecompenseerd, niet in staat om sturing te geven aan zijn gedachtes en gedrag. Hij leefde in een psychotische waan, waarin hij ervaarde signalen te krijgen en vervolgens de opdracht kreeg om het kind, dat hij buiten tegen kwam, in veiligheid te brengen. Omdat deze psychotische waan dwingend heeft doorgewerkt in zijn gedrag en zijn sturingsmogelijkheden daarmee nihil waren, wordt de rechtbank geadviseerd om onderzochte het hem ten laste gelegde feit in het geheel niet toe te rekenen.
Zowel de psychiater als de psycholoog heeft aldus de rechtbank geadviseerd om verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt dat advies over. Verdachte is dus niet strafbaar voor het bewezen geachte feit. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke vrijheidsberoving van een peuter. Het meisje was met haar grootouders op de markt in het winkelcentrum Schalkwijk te Haarlem, toen verdachte haar vastgreep, optilde en hard met haar wegrende. Verdachte is daarbij een drukke weg, de Europaweg overgestoken en is doorgerend. Gealarmeerde omstanders hebben verdachte achtervolgd en hebben het kind uit zijn armen kunnen trekken. Door zo te handelen heeft verdachte een bijzonder ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde. Uit de verklaringen van de familie van de peuter en andere omstanders volgt dat de gebeurtenis enorme impact heeft gehad op alle betrokkenen en onmiskenbaar tot grote maatschappelijke beroering heeft geleid. Uit de door de vader van het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen verklaring volgt dat de gevoelens van zorg en onveiligheid tot op heden voortduren.
De maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
Om de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 Sr op te kunnen leggen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
  • het strafbare feit kan niet worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens; en
  • er bestaat een gevaar voor verdachte zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Hiervoor onder 5.3. heeft de rechtbank al overwogen dat het bewezenverklaarde strafbare feit vanwege een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Ten aanzien van het zogeheten gevaar criterium heeft de psychiater Nurmohamed gesteld in haar rapport dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat als verdachte geen passende en afdoende behandeling voor zijn schizofrenie krijgt. Verwacht wordt dat een klinische behandeling van een jaar voldoende tijd moet kunnen bieden voor verdere stabilisatie van onderzochte, met mogelijk zelfs enige groei in ziektebesef en -inzicht, alsmede zodoende een positief effect op het recidiverisico. Zo nodig kan na afloop van de artikel 37-maatregel de klinische behandeling met civielrechtelijke maatregelen (Wet BOPZ) worden gecontinueerd.
De psycholoog Kurkemeier rapporteert eveneens dat er een hoog recidiverisico bestaat, wanneer verdachte terugkeert naar zijn voormalige woon- en begeleidingssituatie. Het ontbreekt verdachte aan ziektebesef- en inzicht, waardoor hij niet goed in kan schatten welke risico’s hij daarmee kennelijk kan vormen voor de mensen in zijn omgeving. Verdachte zal gedurende langere tijd klinisch opgenomen moeten worden om hem beter in te stellen op anti-psychotische medicatie en om te onderzoeken wat een passende woon- en begeleidingssituatie is voor daarna en om vervolgens daar naar toe te werken.
Gelet op hetgeen uit voornoemde deskundigenrapportages is gebleken is de rechtbank van oordeel dat er gevaar bestaat voor anderen, zodat aan het gevaarcriterium is voldaan.
De reclassering heeft in haar rapport van 6 maart 2019 aangegeven geen mogelijkheden te zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en conformeert zich daarom aan het advies van de gedragsdeskundigen tot klinische opname in het kader van de juridische maatregel artikel 37-plaatsing, waarbij het wenselijk wordt geacht de uitvoering hiervan te doen plaatsvinden in de huidige verblijfplaats GGZ InGeest afdeling Zuiderpoort.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij inziet dat hij behandeling dient te ondergaan. Hij stemt in met de geadviseerde maatregel en hij zegt gemotiveerd te zijn voor behandeling.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de criteria van artikel 37 Sr. Gelet op de ernst van het feit en de situatie van verdachte acht de rechtbank plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte daarom de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 Sr opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 37, 282 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.3. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte voor de termijn
van 1 (één) jaar in een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Goedhuis-Visser, voorzitter,
en mr. J.C. van den Bos en mr. B. de Wilde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2019.
mr. De Wilde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.