ECLI:NL:RBNHO:2019:2663
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslagen en loonvorderingen van een directeur-grootaandeelhouder
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een directeur-grootaandeelhouder van [A] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014, opgelegd door de Belastingdienst. De rechtbank diende te beoordelen of het niet-uitbetaalde loon van eiser vorderbaar en inbaar was, en of dit loon als genoten kon worden aangemerkt. Eiser stelde dat het nettoloon voor de jaren 2013 en 2014, alsmede zijn pensioen, niet vorderbaar en inbaar was, en dat verrekening met zijn rekening-courantschuld aan de werkgever uitgesloten was op grond van artikel 7:632 BW. De rechtbank oordeelde echter dat de niet-uitbetaalde bedragen wel degelijk vorderbaar en inbaar waren, omdat deze deel uitmaakten van het overeengekomen loon tussen eiser en [A] B.V. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen voor de jaren 2013 en 2014 moesten worden verminderd, en dat eiser recht had op een proceskostenvergoeding van € 1.024. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.