ECLI:NL:RBNHO:2019:2575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
C/15/277431 / FA RK 18-4417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2019 een beschikking gegeven betreffende het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2010. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. Mulder, heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een wijziging van de omgangsregeling, waarbij hij eenmaal per maand onder begeleiding van een professionele instantie contact wil hebben met zijn dochter. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.S. Zomers, heeft verweer gevoerd en verzocht om het recht op omgang van de vader te ontzeggen, verwijzend naar een gewelddadige relatie en de negatieve impact daarvan op de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze zaak en heeft geadviseerd over de omgangsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen de ouders geen communicatie plaatsvindt en dat er een belaste voorgeschiedenis is. De vader heeft ter zitting zijn verzoek om gezamenlijk gezag ingetrokken. De rechtbank heeft besloten dat de Raad een onderzoek moet instellen naar de omgangsregeling en de statusvoorlichting van de minderjarige. De moeder is voorlopig verplicht om de vader elke twee maanden schriftelijk te informeren over de minderjarige, vergezeld van een recente foto. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van het rapport en advies van de Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/277431 / FA RK 18-4417
beschikking van 27 maart 2019 betreffende gezag, omgangsregeling en informatievoorziening
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.E. Mulder, kantoorhoudende te Putten,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.S. Zomers, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 30 juli 2018;
- de stukken van de vader, ingekomen op 4 februari 2019;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 6 februari 2019.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 februari 2019 in aanwezigheid van de vader bijgestaan door mr. C.E. Mulder en de moeder bijgestaan door mr. L.S. Zomers. Voorts is verschenen mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad). Ook is verschenen de begeleider van de vader, de heer [B] .

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] .
De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder is van rechtswege belast het gezag over de minderjarige. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder.
2.3
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 februari 2014:
a. bepaald dat de minderjarige eens per maand omgang met haar vader zal hebben onder begeleiding van een medewerker van Esdégé-Reigersdaal, waarbij Esdégé-Reigersdaal de plaats, de dag en het tijdstip van de omgang in overleg met de ouders zal bepalen;
b. bepaald dat de omgang op de navolgende wijze zal worden opgebouwd: de eerste drie omgangsmomenten zullen maximaal een uur duren, de omgangsmomenten die daarop volgen maximaal twee uur en nadat bovengenoemde minderjarige de leeftijd van vier jaar heeft bereikt kunnen de omgangsmomenten worden uitgebreid tot maximaal drie uur;
c. het meer of anders verzochte (waaronder het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige) afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over de minderjarige;
b. en met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 12 februari 2014, een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader omgang heeft met de minderjarige eenmaal per maand onder begeleiding van een medewerker van de Opvoedpoli, dan wel een andere professionele instantie, waarbij de Opvoedpoli of de professionele instantie de plaats, de dag, de duur en het tijdstip van de omgang in overleg met de ouders zal bepalen en waarbij een eventuele opbouw eveneens in samenspraak met de Opvoedpoli of de professionele instantie zal geschieden.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vader het volgende aangevoerd. In voormelde beschikking is vastgesteld dat de omgang begeleid zou worden door een medewerker van Esdégé-Reigersdaal. Als gevolg van de verhuizing van de vader buiten de gemeente Alkmaar kan aan die regeling geen uitvoering meer worden gegeven. Nadien zijn er andere instanties geweest bij het begeleiden van de omgang, maar dat heeft niet geleid tot een structureel contact tussen de minderjarige en de vader. De gezinscoach heeft in mei 2018 geadviseerd dat zij de minderjarige contact gunt met de vader, maar dat contact wel onder begeleiding van professionals moet plaatsvinden. Zij heeft ook aangegeven zich zorgen te maken over de manier waarop de omgang in het verleden is gelopen, hetgeen mede is gelegen in de wisselende begeleiders en de houding van de moeder ten opzichte van de omgang. Volgens de gezinscoach heeft de vader laten zien dat hij thans beter in staat is het contact met de minderjarige positief vorm te geven. De vader heeft daar in de afgelopen periode samen met zijn begeleiding vanuit Puur Persoonlijk hard aan gewerkt. De begeleider van de vader heeft aangegeven op welke wijze de vader is gegroeid in zijn rol als vader. Uit zijn huidige relatie heeft de vader nog twee kinderen, [kind 1] en [kind 2] . De opvoeding van deze kinderen gaat goed. De vader heeft de minderjarige sinds augustus 2017 niet meer gezien en wil heel graag weer contact. Hij meent dat gezocht dient te worden naar een professionele instantie die de omgang kan begeleiden. De Opvoedpoli zou hierin kunnen begeleiden en partijen zouden zich tot de Opvoedpoli kunnen wenden om door hen de omgang van eenmaal per maand een paar uur te laten begeleiden. Daarbij kan de Opvoedpoli bekijken op welke wijze de omgang vorm gegeven kan worden, waar de omgang kan plaatsvinden en hoe er opbouw kan plaatsvinden.
De vader wil gezamenlijk gezag. Aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Het contact tussen partijen kan weliswaar beter, maar er bestaat geen onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders, terwijl ook afwijzing van het verzoek anderszins niet noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen. De moeder heeft van haar kant verzocht de vader het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.
4.2
De moeder heeft ter onderbouwing van haar standpunt het volgende naar voren gebracht. Partijen hebben een zeer turbulente latrelatie achter de rug, waarbij de moeder meermalen slachtoffer is geweest van geweld. De minderjarige is met regelmaat getuige geweest van de mishandelingen van de moeder door de vader en de zeer extreme ruzies. Na beëindiging van de relatie hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen partijen, de vader van de moeder en de persoonlijk begeleidster van de vader. Het is echter niet gelukt om daarbij afspraken te maken over de omgangsregeling, omdat de vader zijn zelfbeheersing verloor en zijn agressie niet in de hand had. Er zijn diverse procedures geweest, waarbij ook de Raad betrokken is geweest. De Raad heeft destijds geadviseerd om de omgang langdurig te laten begeleiden tijdens een regelmatige maar kortdurende omgangsregeling. Voorts werd gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige geacht wegens gebrek aan communicatie en de persoonlijke problematiek van partijen. Omdat het voor de vader moeilijk was om de afspraken over de omgang na te komen, hebben er in een periode van zes jaar ongeveer 14 omgangsmomenten plaatsgevonden. Inmiddels is gebleken dat de minderjarige een belast verleden heeft en tegen meerdere problemen aanloopt. De advocaat van de moeder heeft de vader op de hoogte gebracht van het advies van De Praktijk en de Jeugd- en Gezinscoach. De vader was echter niet van plan de verzoeken in te trekken, omdat hij op opvoedkundig vlak grote stappen zou hebben gezet.
De vader dient het recht op omgang te worden ontzegd. In het verleden heeft de Raad al aangegeven dat de vader kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat werd geacht tot volwaardige omgang. Daarnaast is thans ook sprake van de situatie dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige. Ook al zou de vader zelf stappen hebben gemaakt, dan laat dit onverlet dat de minderjarige thans geen draagvlak heeft voor omgang.
Er is tussen partijen niets veranderd over het ontbreken van communicatie sinds voormelde beschikking van 12 februari 2014. Daarom dient het verzoek van de vader op dit punt te worden afgewezen.
Standpunt Raad
4.3
De Raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. In zijn algemeenheid is het goed als kinderen zo spoedig mogelijk wordt verteld wie hun biologische vader is. De moeder heeft veel emotionele weerstand tegen omgang. De minderjarige heeft emotionele toestemming van de moeder nodig voor omgang met de vader. De Raad is er niet mee bekend of de minderjarige weet wie haar biologische vader is. Statusvoorlichting is heel belangrijk voor de minderjarige, omdat zij voor de helft van de moeder en voor de helft van de vader afstamt. Afstemming van alle hulp voor de moeder en de minderjarige is nodig. De Raad heeft aangeboden een onderzoek doen. Daarbij zal de statusvoorlichting worden meegenomen. De hulpverlening zal in kaart worden gebracht en onderzocht zal worden of omgang tussen de minderjarige en de vader in het belang van de minderjarige is.

5.De beoordeling

Gezag
5.1
De vader heeft ter zitting het verzoek op dit punt ingetrokken. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.
omgangsregeling
5.2
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat er tussen partijen geen enkele communicatie plaatsvindt. Gelet hierop en mede gelet op de belaste voorgeschiedenis van partijen, alsmede de uiteenlopende standpunten van partijen acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om een weloverwogen beslissing te kunnen geven. De Raad wordt verzocht een onderzoek in te stellen, zoals de Raad ook heeft aangeboden, en de rechtbank te adviseren omtrent de hieronder geformuleerde vraag. De Raad dient bij het onderzoek ook aandacht te besteden aan de statusvoorlichting van de minderjarige, evenals aan het in kaart brengen van de hulpverlening aan de moeder en de minderjarige. De zaak wordt aangehouden zoals hieronder is bepaald.
Informatievoorziening
5.3
De vader heeft ter zitting het verzoek aangevuld in die zin dat hij verzoekt dat de moeder hem één maal per twee maanden schriftelijk informeert over de minderjarige.
5.4
De moeder heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek van de vader op dit onderdeel en dat zij bereid is elke maand een foto van de minderjarige aan de vader te sturen.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat de moeder op grond van het bepaalde in artikel 1:377b BW gehouden is de vader te informeren over de minderjarige. De rechtbank ziet aanleiding een voorlopige beslissing te geven op dit onderdeel. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden zoals hieronder is bepaald.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt, voorlopig totdat nader wordt beslist, dat de vader met betrekking tot de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
als volgt wordt geïnformeerd:
- de moeder zal per mail aan de begeleider van de vader, de heer [B] , één maal per twee maanden schriftelijk, vergezeld van een recente foto, de vader op de hoogte stellen van de ontwikkelingen van de minderjarige op school en omtrent haar gezondheid evenals over de voortgang van de hulpverlening;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
stelt de stukken in handen van de Raad voor onderzoek naar de vraag of, en zo ja op welke wijze, een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
in het belang van de minderjarige is te achten,
en de rechtbank dienaangaande te adviseren.
Indien door de Raad begeleiding noodzakelijk wordt geacht, wordt verzocht te adviseren wie aan die begeleiding uitvoering zal kunnen geven, voor welke periode, met welke frequentie en op welke locatie.
6.4
houdt de zaak over de omgangsregeling
PRO FORMAaan tot
24 juli 2019, in afwachting van rapport en advies van de Raad;
6.5
houdt iedere verdere beslissing over de informatievoorziening eveneens
PRO FORMAaan tot
24 juli 2019, in afwachting van rapport en advies van de Raad over de omgangsregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.