ECLI:NL:RBNHO:2019:2569

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
C/15/278435 / FA RK 18-4938
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag, geslachtsnaamwijziging en voornaamswijziging na intrekking adoptieverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag, geslachtsnaamwijziging en voornaamswijziging. De verzoeker, die samen met de moeder van de minderjarigen [minderjarige] en [minderjarige] een gezin vormt, heeft aanvankelijk een adoptieverzoek ingediend, maar dit verzoek is ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker en de moeder sinds eind 2013 samen met de minderjarigen in gezinsverband leven en dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de verzoeker en de minderjarigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden rondom het overlijden van de vader van de minderjarigen en de impact daarvan op de minderjarigen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253t BW kan worden toegewezen, omdat de verzoeker en de moeder gedurende een aaneengesloten periode van meer dan een jaar gezamenlijk de zorg voor de minderjarigen hebben gehad. Daarnaast heeft de rechtbank de geslachtsnaamwijziging toegewezen, omdat de minderjarigen de geslachtsnaam van de verzoeker willen dragen en dit in hun belang is. De rechtbank heeft ook de voornaamswijziging toegewezen, omdat de minderjarige [minderjarige] een zwaarwichtig belang heeft bij deze wijziging, gezien de moeizame band met de familie van de overleden vader.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijzigingen direct van kracht zijn, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de nodige wijzigingen in de akten van de minderjarigen aan te brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/278435 / FA RK 18-4938
beschikking van 27 maart 2019 betreffende éénouderadoptie (door de stiefouder), gezag, geslachtsnaamwijziging en voornaamswijziging
in de zaak van:

1.[verzoeker] ,

2.
[de moeder] ,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker respectievelijk de moeder,
advocaat: mr. J. de Haan, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 29 augustus 2018;
- de stukken van verzoeker, ingekomen op 14 september 2018 en op 5 november 2018;
- het (mail)bericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder; de Raad) van 30 november 2018.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 februari 2019 in aanwezigheid van verzoeker en de moeder, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman namens mr. J. de Haan. Als informanten zijn gehoord: [informant] (verder: oma vz) en [informant] (zus van na te noemen vader).
1.3
Verzoeker en de moeder hebben ter zitting mondeling het verzoek aangepast in die zin dat wordt verzocht de adoptie uit te spreken van [minderjarige] en [minderjarige] door verzoeker en subsidiair hen overeenkomstig artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW) gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] en [minderjarige] , alsmede om de geslachtsnaam van [minderjarige] en [minderjarige] te wijzigen in [geslachtsnaam] .
1.4
Op 7 maart 2019 is ingekomen een gecorrigeerd verzoekschrift van verzoeker en de moeder, waarbij onder meer het verzoek tot adoptie is ingetrokken.
1.5
De minderjarige [minderjarige] heeft haar mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechter.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en [de vader] (verder: de vader) zijn met
elkaar gehuwd geweest. Dit huwelijk is op [datum] door echtscheiding ontbonden.
2.2
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] .
2.3
De vader is overleden op [datum] in [plaats] .
2.4
In het gezagsregister is aangetekend dat op grond van een kennisgeving ex artikel
301 van Boek 1 van het BW het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder op
[datum] is beëindigd en dat de moeder, na het overlijden van de vader, is belast
met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en [minderjarige] .
2.5
Verzoeker en de moeder zijn op [datum] in [plaats] met elkaar
gehuwd.
2.6
Verzoeker, de moeder, [minderjarige] en [minderjarige] wonen sinds eind 2013 in gezinsverband met
elkaar samen.

3.Verzoek

3.1
Verzoeker heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de adoptie uit te spreken van [minderjarige] en [minderjarige] door verzoeker;
b. dat de geslachtsnaam van [minderjarige] en [minderjarige] zal komen te luiden: [geslachtsnaam] ;
c. de voornamen van [minderjarige] te wijzigen in: [voornamen] .
3.2
Ter onderbouwing van het inleidende verzoek heeft verzoeker het volgende
aangevoerd. Verzoeker en de moeder dragen sinds enkele jaren de zorg over [minderjarige] en [minderjarige] .
Verzoeker wil door middel van adoptie familierechtelijke betrekkingen tot stand brengen
tussen hem en [minderjarige] en [minderjarige] . Daardoor zal verzoeker ook (mede) het gezag krijgen, zodat
hij kan meebeslissen over (belangrijke) aangelegenheden. Voorts heeft hij inmiddels een
(sterke) emotionele band ontwikkeld met [minderjarige] en [minderjarige] en hij wil die band ook in juridische
zin bevestigd zien. [minderjarige] en [minderjarige] delen deze wens. In zijn hoedanigheid van (adoptief)ouder
heeft verzoeker [minderjarige] en [minderjarige] in alle opzichten vertrouwd gemaakt met zijn rol als
opvoeder en (wettelijke) vertegenwoordiger. Op grond van het vorenstaande en het feit dat
de vader is overleden, meent verzoeker dat het in het kennelijk belang van [minderjarige] en [minderjarige] is
als de adoptie wordt uitgesproken. Verzoeker en de moeder wensen dat [minderjarige] en [minderjarige] de
geslachtsnaam [geslachtsnaam] krijgen. Voorts wordt verzocht dat de voornaam “ [voornaam] ” van [minderjarige] zal
vervallen. Dit heeft te maken met de zeer slechte verhouding met de familie van de
overleden vader. Als gevolg daarvan heeft [minderjarige] negatieve associaties bij de voornaam [voornaam] ,
zijnde een vernoeming naar de voornaam van oma (vz).
3.3
Ter zitting is het verzoek (mondeling) aangepast in die zin dat wordt verzocht, voor
zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de adoptie uit te spreken van [minderjarige] en [minderjarige] door verzoeker;
b. subsidiair, op grond van artikel 1:253t BW, verzoeker en de moeder samen te belasten met het gezag over [minderjarige] en [minderjarige] en de geslachtsnaam van [minderjarige] en [minderjarige] te wijzigen in: [geslachtsnaam] ;
c. de voornamen van [minderjarige] te wijzigen in: [voornamen] .
3.4
Verzoeker en de moeder hebben in het op 7 maart 2019 ingekomen (gecorrigeerde) verzoekschrift verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. hen op grond van artikel 1:253t BW samen te belasten met het gezag over [minderjarige] en
;
b. de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in: [geslachtsnaam] ;
c. de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in (naar de rechtbank begrijpt): [geslachtsnaam] ;
d. de voornamen van [minderjarige] te wijzigen in: [voornamen] .

4.Beoordeling

4.1
Verzoeker, de moeder, [minderjarige] en [minderjarige] wonen in [plaats] , zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
4.2
Verzoeker, de moeder, [minderjarige] en [minderjarige] hebben allemaal de Nederlandse nationaliteit, zodat Nederlands recht van toepassing is op het onderhavige verzoek.
4.3
De Raad heeft in voormeld mailbericht meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het (oorspronkelijke) verzoek tot adoptie en geen aanleiding te zien om op de zitting aanwezig te zijn.
4.4
De rechtbank heeft oma vz opgeroepen om ter zitting te worden gehoord als informant. Oma vz is door de rechtbank niet aangemerkt als belanghebbende, omdat haar rechten of verplichtingen niet rechtstreeks betrekking hebben op de zaak, een en ander zoals is bepaald in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Oma vz en, hoewel niet formeel opgeroepen, de zus van de vader, zijn als informanten ter zitting verschenen en zijn gehoord.
4.5
Verzoeker en de moeder hebben ter zitting het volgende verklaard. Na de echtscheiding tussen de moeder en de vader zijn de verhoudingen redelijk geweest en hebben beide ouders een substantiële rol in de verzorging van [minderjarige] en [minderjarige] gehad. Eind 2013 hebben verzoeker en de moeder een relatie gekregen. Sinds eind 2013 wonen ze als gezin samen. Na het overlijden van de vader heeft de moeder samen met oma vz de crematie van de vader geregeld. Zonder dat daar overleg over is geweest, kreeg de moeder enkele maanden na het overlijden van de vader een brief over de asverstrooiing. Daarop is niet meteen gereageerd, omdat de moeder, [minderjarige] en [minderjarige] in een rouwproces zaten. De moeder heeft daarna zelf de uitvaartverzorger gebeld over de asverstrooiing. Mede omdat [minderjarige] en [minderjarige] dat ook niet meer wilden, is er daarna geen contact meer geweest met de familie van de vader. Voor [minderjarige] voelde de familie van de vader niet als een warm bad en zij voelde zich door hen behandeld als een buitenbeentje. Verzoeker heeft steeds tegen [minderjarige] en [minderjarige] gezegd dat hij niet hun vader is, maar dat hij er wel voor ze is. [minderjarige] en [minderjarige] hebben op hun eigen kamer een gedenkplek voor hun vader. Verzoeker en de moeder zullen de vader nooit uit het leven van [minderjarige] en [minderjarige] bannen. Naast [minderjarige] heeft ook [minderjarige] aangegeven geadopteerd te willen worden en de achternaam [geslachtsnaam] te willen dragen. De vader had last van dwangneuroses. [minderjarige] is daarvan getuige geweest. Drie weken voor zijn overlijden zijn de vader en [minderjarige] daarvoor in [plaats] in therapie geweest, waarbij ook een gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden. De vader trok [minderjarige] voor boven [minderjarige] . Verzoeker en de moeder zullen [minderjarige] en [minderjarige] nooit verbieden contact op te nemen en te onderhouden met de familie van de vader.
4.6
Oma vz en de zus van de vader hebben ter zitting het volgende verklaard. Na de verstrooiing van de as van de vader zijn de verhoudingen tussen de familie van de vader en de moeder en verzoeker vertroebeld geraakt. De moeder had zelf aangegeven dat ze niet aanwezig wilde zijn bij de asverstrooiing. De uitvaartverzorger heeft nadien een kleine hoeveelheid as naar de moeder gebracht. Dat was mede bestemd voor [minderjarige] en [minderjarige] . Over het algemeen is het contact met de moeder en met [minderjarige] en [minderjarige] goed geweest, zowel voor als na de scheiding van de moeder en de vader. Ook na de echtscheiding kwamen [minderjarige] en [minderjarige] nog regelmatig bij oma vz. Dan aten ze vaak samen met de andere kleinkinderen. Oma vz heeft tegen [minderjarige] en [minderjarige] gezegd dat ze altijd bij haar terecht kunnen en welkom zijn. Tijdens kerstmis 2014 is er voor het laatst contact geweest tussen [minderjarige] en [minderjarige] en de familie van de vader. Vanaf toen is het contact tijdelijk, en naar later bleek definitief, gestaakt. De reden daarvoor is niet duidelijk. Oma vz weet niet waarom [minderjarige] het idee heeft dat ze als een buitenbeentje werd behandeld, omdat oma vz haar altijd op dezelfde manier heeft behandeld als de andere kleinkinderen. Het zou mooi zijn geweest als de moeder, [minderjarige] , [minderjarige] en de familie van de vader het verdriet over het overlijden van de vader hadden kunnen delen. Oma vz en de zus van de vader hebben bij de verzoeken het gevoel dat [minderjarige] en [minderjarige] volledig afstand nemen van de familie van vaderszijde en dat die familie wordt uitgerangeerd.
Het is positief dat [minderjarige] en [minderjarige] verzoeker zien als vaderfiguur en opvoeder. Oma vz en de zus van de vader willen dat [minderjarige] en [minderjarige] niet ontnemen en ze willen de adoptie niet tegenhouden als dat in hun belang zou zijn. Ze vinden de huidige situatie waarbij er al lange tijd geen contact is tussen beide families heel naar. Oma vz stuurt [minderjarige] en [minderjarige] elk jaar een kaart met hun verjaardag. Oma vz zegt dat al haar kleinkinderen haar even lief zijn.
4.7
Tijdens de zitting heeft de rechtbank aan verzoeker en de moeder gevraagd of zij ook overwogen hebben om te kiezen voor een minder vergaande optie, namelijk door het gezamenlijk gezag aan te vragen en daarmee samenhangend een geslachtsnaamswijziging. De zitting is vervolgens korte tijd geschorst, waarna verzoekers deze minder vergaande vorm als subsidiair verzoek hebben toegevoegd. Daarna is de zitting verder gegaan en is onder andere de mogelijkheid besproken om een bijzondere curator te benoemen om te laten onderzoeken wat in de huidige situatie het beste voor [minderjarige] en [minderjarige] is.
4.8
Kennelijk naar aanleiding van het verhandelde ter zitting van 28 februari 2019
hebben verzoeker en de moeder een gecorrigeerd verzoek ingediend en daarover het
volgende opgemerkt. Verzoeker en de moeder dragen sinds enkele jaren de zorg over [minderjarige]
en [minderjarige] . [minderjarige] en [minderjarige] hebben een zeer traumatische ervaring gehad door de zelfmoord
van de vader in 2014. Mede gelet op deze plotselinge gebeurtenis en de problematische
verhouding tussen [minderjarige] en haar vader, hebben [minderjarige] en [minderjarige] therapiesessies gevolgd. De
verhouding met de familie van de vader was voor het overlijden al moeizaam en de houding
van die familie na het overlijden bemoeilijkte herstel van [minderjarige] en [minderjarige] in hoge mate. Er is
thans, na enkele moeizame jaren, eindelijk rust in het gezin. Als [minderjarige] en [minderjarige] te zijner tijd
zelf besluiten contact op te willen nemen met de familie van de vader, dan zullen verzoeker
en de moeder hen niets in de weg leggen.
Mede naar aanleiding van het verhandelde ter zitting van 28 februari 2019 hebben verzoeker
en de moeder besloten het oorspronkelijke verzoek tot adoptie van [minderjarige] en [minderjarige] door
verzoeker in te trekken. Zij achten echter gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging wel
aangewezen. [minderjarige] en [minderjarige] weten van wie zij afstammen. Het behoud van de geslachtsnaam
van de vader is voor hen minder bepalend voor de identiteitsvorming, omdat zij zich door
de verzochte geslachtsnaamwijziging aldus wensen te distantiëren van de familie van de
vader. Daarnaast draagt het gecorrigeerde verzoek, dat aldus minder ingrijpend moet worden
geacht omdat de familierechtelijke banden met de familie van de vader in stand blijven, bij
aan de gezinseenheid. Doordat verzoeker en de moeder het gezamenlijk gezag verkrijgen en
[minderjarige] en [minderjarige] de achternaam van verzoeker zullen dragen, kunnen zij voortaan door het
leven als één gezin. Voorts wordt verzocht dat de voornaam ‘ [voornaam] ’ van [minderjarige] zal vervallen.
Dit heeft te maken met de slechte verhouding met de familie van de overleden vader. Als
gevolg daarvan heeft [minderjarige] negatieve associaties bij de voornaam [voornaam] , zijnde een
vernoeming naar oma vz.
4.9
De rechtbank is van oordeel dat het na de zitting ingediende gecorrigeerde verzoek minder verstrekkend is dan het ter zitting besproken oorspronkelijke verzoek. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien de zaak te heropenen naar aanleiding van het indienen van het gecorrigeerde verzoek.
adoptie
4.1
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot adoptie is ingetrokken. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.
Gezag
4.11
De beoordeling van dit verzoek dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253t BW. Artikel 1:253t, eerste lid, BW bepaalt dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
Volgens lid 2 van voormeld artikel wordt, in het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad, en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Artikel 1:253t, derde lid, BW bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen, indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.12
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden en hetgeen de moeder en verzoeker ter onderbouwing van het verzoek hebben aangevoerd, moet worden aangenomen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking (family life) tussen verzoeker en [minderjarige] en [minderjarige] , zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Er is immers sinds eind 2013 sprake van samenleven in gezinsverband. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan het bepaalde in artikel 1:253t, eerste lid, BW.
4.13
De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] en [minderjarige] nog steeds in een familierechtelijke betrekking staan tot de vader, maar dat door het overlijden van de vader het verzoek van verzoeker en de moeder getoetst dient te worden aan het eerste lid van artikel 1:253t BW.
Daarmee kan beoordeling van het verzoek op basis van het bepaalde in artikel 1:253t, tweede lid, BW achterwege blijven.
4.14
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek als op de wet gegrond toewijzen. Mede gelet op hetgeen oma vz en de zus van de vader hebben verklaard, is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van het verzoek in het belang van [minderjarige] en [minderjarige] is, zodat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 1:253t, derde lid, BW zich niet voordoet.
geslachtsnaamwijziging
4.15
Artikel 1:253t, vijfde lid, BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, of
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.16
[minderjarige] heeft bij haar gesprek met de kinderrechter verklaard dat zij graag de geslachtsnaam van verzoeker wil dragen. Volgens [minderjarige] wil [minderjarige] dit ook. Nu niet is voldaan aan hetgeen hierboven onder 4.15 onder a. en b. is weergegeven, is uitsluitend de vraag aan de orde of het belang van [minderjarige] en [minderjarige] zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van verzoeker en de moeder.
4.17
In beginsel dient terughoudend met een geslachtsnaamwijziging te worden omgegaan, gelet op de gevolgen van een dergelijke wijziging. De geslachtsnaam van een persoon behoort tot diens identiteit. Indien het verzoek om geslachtsnaamwijziging een minderjarig kind betreft, zijn de belangen van het gezin waarin dat kind opgroeit in beginsel ondergeschikt aan het belang van dat kind bij het behoud van zijn identiteit. Hoewel de identiteit van kinderen mede wordt gevormd door de verbondenheid met degenen die voor hen zorgen, is een ander belangrijk facet van die identiteit gelegen in de wortels van het kind. Het vorenstaande laat echter onverlet dat onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van [minderjarige] en [minderjarige] kan zijn. In het onderhavige geval acht de rechtbank daarbij de volgende omstandigheden van belang.
4.18
De rechtbank overweegt dat de moeder, verzoeker en [minderjarige] en [minderjarige] reeds gedurende een langere periode samen een gezin vormen, en dit ook voor henzelf en de buitenwereld zichtbaar willen maken. Van belang daarbij is dat de vader, wiens geslachtsnaam zij dragen, overleden is. Daarnaast stemt het verzoek tot geslachtsnaamswijziging overeen met de wens van [minderjarige] en, volgens verzoeker en de moeder, ook van [minderjarige] . Een geslachtsnaamswijziging doet verder niet af aan het feit dat [minderjarige] en [minderjarige] afstammen van hun overleden vader en zich daar ook van bewust zijn.
Voorts betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat oma vz en de zus van vader ter zitting hebben verklaard dat ook zij zien dat verzoeker een positieve en stabiele rol speelt in het leven van [minderjarige] en [minderjarige] en dat zij om die reden een adoptie door verzoeker niet in de weg willen staan. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat oma vz en de zus van vader evenmin onoverkomelijke bezwaren hebben tegen het thans voorliggende, minder verstrekkende, (gecorrigeerde) verzoek tot geslachtsnaamwijziging. De mening van oma vz en de zus van vader over het verzoek speelt in zoverre een rol in de afweging dat de rechtbank het voor de beoordeling van het belang van [minderjarige] en [minderjarige] relevant acht of door toewijzing van het verzoek de relatie met de familie van de vader ernstig wordt belast. Dat blijkt niet het geval te zijn.
4.19
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] en [minderjarige] zich niet verzet tegen de wijziging van hun geslachtsnaam, maar dat een dergelijke wijziging juist in hun belang moet worden geacht. Het verzoek op dit onderdeel wordt derhalve toegewezen en de geslachtsnaam van [minderjarige] en [minderjarige] zal dan ook worden gewijzigd in de geslachtsnaam van verzoeker, zijnde [geslachtsnaam] .
Voornaamswijziging [minderjarige]
4.2
Op grond van de stukken en hetgeen aan dit verzoek ten grondslag is gelegd, is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat er - in ieder geval in de beleving van [minderjarige] zelf - sprake is van een moeizame band tussen [minderjarige] en oma vz, waar [minderjarige] (veel) last van heeft. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [minderjarige] een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de verzochte voornaamswijziging. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.
Overweging ten overvloede
4.21
De rechtbank spreekt de hoop uit dat er met deze beschikking rust ontstaat bij iedereen en dat er in de loop der tijd ruimte ontstaat voor herstel van de relatie tussen [minderjarige] en [minderjarige] en de familie van de vader. Het is immers in het belang van [minderjarige] en [minderjarige] dat zij zich ook op een goede manier kunnen verhouden tot die familie, die mede hun identiteit vormt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat de moeder, [de moeder] , en verzoeker, [verzoeker] , gezamenlijk belast worden met het gezag over de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
5.2
wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarigen [geslachtsnaam] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in die zin dat de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” zal zijn in plaats van “ [geslachtsnaam] ”;
5.3
gelast wijziging van de voornamen van de minderjarige [voornamen] in: [voornamen] ;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar over 2004 in die zin dat de geslachtsnaam van de in 5.2 genoemde minderjarige [minderjarige] wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
5.6
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar over 2008 in die zin dat de geslachtsnaam van de in 5.2 genoemde minderjarige [minderjarige] wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
5.7
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar teneinde de hiervoor in 5.3, 5.5 en 5.6 vermelde latere vermeldingen toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. M.E. Allegro en mr. W.M. Schrama, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.