ECLI:NL:RBNHO:2019:2556

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
C/15/274943 / FA RK 18-3182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door voormalige pleegouders van een minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2019 uitspraak gedaan over het verzoek tot adoptie van een minderjarige door zijn voormalige pleegouders. De verzoekers, een echtpaar, hebben het kind sinds zijn geboorte in hun gezin opgenomen, nadat de moeder, die lijdt aan schizofrenie, niet in staat was om voor hem te zorgen. De minderjarige heeft zijn mening over de adoptie kenbaar gemaakt aan de kinderrechters en heeft aangegeven zich al als familie te voelen bij de verzoekers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische vader onbekend is en dat de moeder niet in staat is om een ouderlijke rol te vervullen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van het kind is, gezien de langdurige hechting aan de verzoekers en het feit dat de minderjarige al sinds zijn geboorte bij hen woont. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal toezenden aan het gezagsregister. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Zaak-/rekestnr.: C/15/274943 / FA RK 18-3182
beschikking van 27 maart 2019 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
en
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
echtelieden,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. B.T.A. Visser, kantoorhoudende te Purmerend.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 6 juni 2018;
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) ingekomen op 11 februari 2019.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 februari 2019 in aanwezigheid van verzoekers, bijgestaan door mr. B.T.A. Visser. De hierna te noemen [de moeder] heeft geen bekende woon- en/of verblijfplaats in en buiten Nederland. [de moeder] is opgeroepen middels een advertentie in de Staatscourant van [datum] . [de moeder] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3
De minderjarige [minderjarige] heeft zijn mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechters.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Op [geboortedatum] is in [plaats] uit [de moeder] (geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Somalië, verder: de moeder) geboren de minderjarige [minderjarige] . Blijkens een op 3 juni 2013 aan de geboorteakte toegevoegde latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam kind, is op grond van een Koninklijk Besluit van 11 april 2013 (nr. [nr] ) de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in: [geslachtsnaam] . Blijkens een op 7 maart 2014 aan de geboorteakte toegevoegde latere vermelding betreffende wijziging voornamen kind, zijn op grond van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2013 de voornamen gewijzigd in: [voornamen] .
2.2
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 31 januari 2002 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor drie maanden met benoeming van Werkstichting Jeugdbescherming van het Bureau Jeugdzorg Amsterdam, tot gezinsvoogdij-instelling. [minderjarige] is vervolgens onder toezicht gesteld van gemelde gezinsvoogdij-instelling voor één jaar bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2002. Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd, laatstelijk voor de duur van één jaar ingaande 17 april 2006 bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam.
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2006 is de moeder, met haar instemming, ontheven van het gezag over [minderjarige] en is verzoekster [verzoekster] benoemd tot voogdes over hem.
2.4
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd.
2.5
[minderjarige] verblijft volgens het uittreksel BRP van de gemeente [plaats] sinds 19 mei 2003 in het gezin van verzoekers.
2.6
Uit het huwelijk van verzoekers zijn drie, inmiddels meerderjarige, kinderen geboren, tot wie zij in familierechtelijke betrekking staan, zodat [minderjarige] het vierde kind is tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.

3.Verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de adoptie uit te spreken van [minderjarige] , als zoon van de moeder en een onbekende vader, door verzoekers.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek hebben verzoekers het volgende aangevoerd. Sinds acht dagen na zijn geboorte woont [minderjarige] bij verzoekers, aanvankelijk op grond van een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing. Zijn biologische vader is niet bekend en zijn moeder is niet in staat gebleken voor hem te zorgen. Zij bleek aan schizofrenie te lijden. Bij de ontheffing van de moeder van het gezag in 2006 is verzoekster [verzoekster] benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
Verzoekers hebben [minderjarige] altijd al willen adopteren, maar hebben het moment afgewacht waarop [minderjarige] zijn eigen gefundeerde mening over de adoptie kon vormen. Dat moment is nu.
Er is tot 2010 met regelmaat contact geweest tussen [minderjarige] en zijn moeder. Eénmaal per zes weken bezocht de moeder [minderjarige] in het gezin van verzoekers. Deze contacten zijn in 2010 gestopt, omdat de moeder onder invloed van een nieuwe psychose plotseling is teruggekeerd naar haar moederland Ethiopië. In 2014 zijn verzoekers met [minderjarige] en één van hun andere kinderen op reis geweest naar Ethiopië, zodat [minderjarige] het land van zijn moeder kon zien. Met hulp van derden is toen de moeder opgespoord, waarna er een ontmoeting heeft kunnen plaatsvinden. Die ontmoeting is voor [minderjarige] niet goed verlopen. Sindsdien is er geen contact meer geweest tussen [minderjarige] en de moeder.
[minderjarige] heeft niets als moeder van haar te verwachten. Zijn biologische vader is onbekend.
[minderjarige] woont nagenoeg zijn hele leven in het gezin van verzoekers. Verzoekers zijn voor [minderjarige] zijn ouders en zijn pleegbroers en pleegzus voelen voor hem als echte broers en zus. Voor verzoekers doet de band met [minderjarige] niet onder voor de band die zij met hun biologische kinderen hebben. Ook hun biologische kinderen zien [minderjarige] als hun volle broertje. Verzoekers en [minderjarige] willen deze band officieel maken. Het onderhavige verzoek is, na de naamswijziging, de laatste stap. De adoptie geeft [minderjarige] , naast emotionele en praktische gevolgen, ook zekerheid voor de periode nadat hij 18 jaar zal worden.

4.Beoordeling

4.1
Verzoekers en [minderjarige] wonen in [plaats] , zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
4.2
Verzoekers, de moeder en [minderjarige] hebben allemaal de Nederlandse nationaliteit, zodat Nederlands recht van toepassing is op het onderhavige verzoek.
4.3
De moeder is, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet ter zitting verschenen en heeft het verzoek niet tegengesproken.
4.4
Uit de stukken en de bespreking ter zitting blijkt dat verzoekers twee redenen hebben om op dit moment het verzoek tot adoptie te doen. De eerste reden is dat door adoptie de feitelijke situatie wordt geformaliseerd, namelijk dat [minderjarige] bij de familie hoort. De tweede reden is dat verzoekers de afstamming geregeld willen hebben vóórdat [minderjarige] meerderjarig wordt. De biologische kinderen van verzoekers hebben geen moeite met adoptie. Zij zien [minderjarige] al als hun broer.
4.5
De rechtbank heeft ter zitting aan verzoekers een samenvatting gegeven van het gesprek van de kinderrechters met [minderjarige] . [minderjarige] heeft verteld dat hij zich al heel erg familie voelt, maar graag geadopteerd wil worden, zodat alles goed geregeld is. De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken, de behandeling ter terechtzitting en hetgeen [minderjarige] heeft verteld, de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is. Hierbij is met name meegewogen dat [minderjarige] al sinds zeer kort na zijn geboorte deel uitmaakt van het gezin van verzoekers. Daarnaast is komen vast te staan dat [minderjarige] thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van zijn moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Nu ook overigens aan de in artikel 227 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor adoptie en aan de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek worden toegewezen. Tenslotte heeft de rechtbank hierbij in aanmerking genomen dat de Raad heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor (nader) onderzoek ten aanzien van de verzochte adoptie.
Geslachtsnaam
4.6
[minderjarige] is 16 jaar of ouder. Gelet op het bepaalde in artikel 1:5, zevende lid, BW heeft [minderjarige] ten overstaan van de rechter verklaard dat hij de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal (blijven) dragen.
Gezag
4.7
Verzoekers zijn gehuwd. Op het moment dat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal op grond van het bepaalde in artikel 1:251, eerste lid, BW sprake zijn van gezamenlijk gezag van verzoekers.
4.8
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht [minderjarige] :
-[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
door verzoekers voornoemd;
5.2
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een
afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.3
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, voorzitter, mr. W.P. van der Haak, en mr. W.M. Schrama, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.