ECLI:NL:RBNHO:2019:2502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
15/161344-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en belediging van een politieambtenaar tijdens een incident in Heemskerk

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 april 2017 in Heemskerk openlijk geweld heeft gepleegd tegen een politieambtenaar, alsook deze ambtenaar heeft beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de politieagent [verbalisant H.] heeft belaagd tijdens een poging tot aanhouding. De verdachte heeft de agent meerdere keren geslagen en beledigd door hem de woorden 'kankerleijer' toe te voegen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege vermeend buitenproportioneel geweld door de politie, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden niet de volledige situatie weergaven en dat de verklaringen van de verbalisanten betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld en belediging van een ambtenaar in functie, en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 120 uren. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [verbalisant H.], voor de immateriële schade die hij heeft geleden door het geweld en de belediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/161344-17 (P)
Uitspraakdatum: 26 maart 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 maart 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. Hof en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 27 april 2017 te Heemskerk, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg of op of aan een voor het publiek toegankelijke en/of waarneembare plaats of ruimte, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg of op of aan een voor het publiek toegankelijke en/of waarneembare plaats of ruimte, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant H.] welk geweld bestond uit:
-het een of meerma (a)l(en) (met kracht) (met de tot vuist gebalde handen) slaan/stompen tegen de armen en/of
-het trekken en/of
-het vastgrijpen van de arm en/of het hoofd, althans het lichaam en/of
-schoppen/trappen op/tegen/naar en/of (met kracht) duwen van voornoemde [verbalisant H.] ;
Feit 2
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Heemskerk opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant H.] (hoofdagent politie Noord-Holland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Nu heb ik je kankerleijer en/of kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Mede gelet op hetgeen de rechtbank overweegt onder 3.3.1. acht de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De camerabeelden, die aan het dossier zijn toegevoegd en op zitting zijn getoond, komen niet overeen met de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant H.] en [verbalisant V.] . Aangezien de camerabeelden de objectieve weergave van het gebeurde tonen, moet worden geconcludeerd dat de verbalisanten in strijd met de werkelijkheid hebben gerelateerd in hun processen-verbaal, hetgeen een ernstige inbreuk op de beginselen van behoorlijke procesorde betekent. Gelet op de ernst van dit verzuim past geen andere conclusie dan een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Daarnaast hebben verbalisanten bij de aanhouding van verdachte en de medeverdachten buiten proportioneel geweld gebruikt, waarbij grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn overschreden. Zo werd zonder waarschuwing hard tegen de borst getrapt, hard geduwd waardoor een vrouwelijke medeverdachte op de grond viel, geslagen met een wapenstok, een nekklem aangelegd en tweemaal pepperspray in het gezicht van een van de verdachten gespoten.
Tenslotte blijkt uit het onderzoek, met name de vraagstelling aan verdachten tijdens de verhoren die geen blijk geeft van een objectieve waarheidsvinding, dat er bij het onderzoeksteam sprake was van bevooroordeeldheid.
Subsidiair heeft de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit aangevoerd dat de verklaring van verbalisant [verbalisant H.] onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht om tot bewijs te dienen, zodat een vrijspraak moet volgen. Zelfs als de rechtbank meent dat de verklaring van [verbalisant H.] wel bruikbaar is, dan is er geen enkel steunbewijs, zodat ook in dat geval er geen andere conclusie kan zijn dan dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat op de beelden geen belediging te horen is. Voor het geval de rechtbank meent dat uit de beelden afgeleid zou kunnen worden dat door verdachte iets is gezegd heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet duidelijk is wat verdachte heeft gezegd. Bovendien heeft verdachte meermalen aangegeven dat hij het tegen zijn vrouw had, hetgeen door haar wordt bevestigd. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Openbaar Ministerie ontvankelijk/verwerping bewijsverweer
Het Openbaar Ministerie kan niet-ontvankelijk worden verklaard indien er een onherstelbaar vormverzuim heeft plaatsgevonden bij het voorbereidend onderzoek en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken. Door de Hoge Raad is in het ‘Zwolsman-arrest’ een maatstaf gegeven waaraan een dergelijk vormverzuim moet voldoen.
Deze maatstaf houdt in dat een zo vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak geen sprake. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw dat door de wijze waarop de politie heeft opgetreden in deze zaak het Openbaar Ministerie het recht zou hebben verloren om verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde te vervolgen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat op de camerabeelden van de telefoon van [medeverdachte 2] maar een gedeelte van het incident zichtbaar is. Nu bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] van 3 mei 2017 (dossierpagina 24) dat de beelden die tijdens het incident met de telefoon van verdachte zijn gemaakt – door het op afstand “wipen” van de telefoon – niet langer beschikbaar zijn, kan niet worden gesteld dat de aan het dossier toegevoegde beelden een volledig beeld geven van de situatie ter plaatse. Hetgeen in de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant H.] en [verbalisant V.] staat gerelateerd wijkt niet af van deze beelden, maar komt daar juist grotendeels mee overeen. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de verbalisanten doelbewust of met grove veronachtzaming hebben geverbaliseerd waardoor de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Bij het achteraf opmaken van een proces-verbaal van een hectische situatie kan immers onmogelijk van verbalisanten worden verwacht dat zij de gebeurtenissen van seconde tot seconde kunnen reconstrueren. Dat hetgeen verbalisant [verbalisant H.] heeft geverbaliseerd niet één op één overeenkomt met de beelden, betekent dan ook niet dat de door hem beschreven handelingen van verdachten niet hebben plaatsgevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier noch uit de beelden blijkt van door de politie gebruikt buitenproportioneel geweld. Blijkens het dossier werd verbalisant [verbalisant H.] door meerdere personen fysiek belaagd. Hij probeerde daarbij tevergeefs grip op de situatie te krijgen en heeft geroepen dat verdachten afstand moesten houden en dat hij geweld zou gaan gebruiken. Verdachten (die zeer dicht bij [verbalisant H.] stonden) moeten ook hebben gehoord dat verbalisant [verbalisant H.] om assistentie vroeg en even later via de portofoon aan zijn collega’s doorgaf dat ‘het gas erop moest’. Dit alles heeft verdachten echter niet doen stoppen.
Agent (in vrije tijd) [naam] heeft toen hij [verbalisant H.] te hulp schoot desgevraagd aangegeven dat hij van de politie is. In een hectische situatie als de onderhavige kan echter niet van hem worden verwacht dat hij zich daarnaast ook nog eerst legitimeert. [naam] , alsmede de verbalisanten die even later ter plaatse kwamen, zagen dat [verbalisant H.] door meerdere mensen werd belaagd. Zij hadden dan ook geen andere optie dan te hulp te schieten en hun collega - nadat ook zij gewaarschuwd hadden dat ze geweld zouden gebruiken - te ontzetten. Anders dan een gewone burger kan een politieagent niet weglopen als er geweld tegen hem wordt gebruikt. De verbalisanten konden niet anders handelen dan zoals zij hebben gedaan, omdat er kennelijk geen andere manier was om het gedrag van verdachten te doen stoppen.
Ook het gebruik van pepperspray zonder voorafgaande waarschuwing acht de rechtbank in dit geval toelaatbaar, nu uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat er sprake was van onmiddellijk gevaar voor [verbalisant H.] .
Van bevooroordeeldheid van het onderzoeksteam tijdens de ondervraging van verdachten is de rechtbank evenmin gebleken.
De verweren van de raadsvrouw falen derhalve op alle onderdelen, ook in zover de raadsvrouw dit verweer als een bewijsverweer heeft bedoeld.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverweging
Ambtsedig proces-verbaal en beelden
De rechtbank stelt voorop dat de processen-verbaal op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed zijn opgemaakt. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht de rechtbank de opgemaakte processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant H.] en [verbalisant V.] bruikbaar bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten. De daarin gerelateerde bevindingen zijn concreet en specifiek. De rechtbank heeft in hetgeen is aangevoerd noch overigens reden eraan te twijfelen dat de verbalisanten niet hebben kunnen waarnemen wat zij stellen te hebben waargenomen, noch dat de voornoemde processen-verbaal anderszins niet betrouwbaar zijn te achten.
Belediging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf heeft bekend dat hij “kankerleijer” heeft gezegd. Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij dit woord tegen zijn vrouw heeft gezegd, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte dat woord in ieder geval in aanwezigheid van [verbalisant H.] heeft geuit en dat hij hiermee verbalisant [verbalisant H.] wilde aanduiden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op 27 april 2017 te Heemskerk met anderen, op de openbare weg, de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant H.] welk geweld bestond uit:
-het meermalen met kracht slaan tegen de armen en
-het trekken en
-het vastgrijpen van de arm en het hoofd, en
-schoppen tegen en duwen van voornoemde [verbalisant H.] ;
Feit 2hij op 27 april 2017 te Heemskerk opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant H.] (agent), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerleijer".
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van feit 2
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen strafmaat verweer gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, na inname van een hoeveelheid alcohol, in de Koningsnacht schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een politieagent en belediging van deze agent. [medeverdachte 1] werd naar aanleiding van wildplassen staande gehouden en bekeurd. De situatie is uit de hand geholpen toen verdachte en twee andere medeverdachten zich met de staandehouding gingen bemoeien en de woorden “je bent alleen” en “één tegen één” tegen aangever zijn geuit. Verdachte heeft daarbij samen met zijn medeverdachten aangever (onder meer) geslagen, geschopt en geduwd. Dat er bij verdachte en zijn medeverdachten mogelijk onduidelijkheid bestond over het ingrijpen van een agent in burger doet aan de ernst van het door hen gepleegde geweld niet af. Geweld tegen personen met een publieke taak zoals politieambtenaren, is volstrekt onaanvaardbaar. Dergelijk gedrag ondermijnt niet alleen het ambtelijk gezag van de politie, maar heeft voor de betrokken verbalisant ook persoonlijke gevolgen gehad. Uit de aangifte en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt (onder meer) dat de betreffende agent het incident als heel heftig heeft ervaren. Voorts draagt geweld op straat bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid in het algemeen.
De bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden tijdens hetzelfde incident. De rechtbank ziet daarom aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat uit te gaan van de openlijke geweldpleging.
De rechtbank heeft voor enig vergelijk gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hier wordt voor het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen uitgegaan van een taakstraf voor de duur van 120 uren. In dit geval is strafverzwarend dat het hier gaat om openlijk geweld tegen een politieagent. Nu de feitelijke toedracht ook gelijkenissen vertoont met wederspannigheid (verzet bij aanhouding) en het niet opvolgen van een ambtelijk bevel, heeft de rechtbank ook acht geslagen op de straffen die in dat soort zaken plegen te worden opgelegd.
Blijkens het verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 mei 2018 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt. Voorts neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij sinds de bewuste Koningsnacht niet weer met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel in de vorm van gevangenisstraf nu het feit is begaan tegen een politieagent gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [verbalisant H.] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.891,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 (€ 1.600,00) en 2 (€ 291,00) ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verzochte vergoeding geheel kan worden toegewezen (hoofdelijk ten aanzien van feit 1), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie en de subsidiair bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij niet aan de orde is. Als dat wel zo zou zijn, dan levert de behandeling van de vordering ten aanzien van feit 1 een onevenredige belasting van het strafgeding op gelet op het vaststellen van het causaal verband en in hoeverre er sprake is van immateriële schade bij iemand die al rugklachten had.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht, mede gelet op het feit dat de mishandeling tegen een politieagent heeft plaatsgevonden, de gevolgen die de mishandeling voor het slachtoffer heeft gehad en de omstandigheden waaronder de mishandeling is gepleegd, rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, toekenning van een bedrag € 600,00 billijk als zijnde het bedrag waarop deze schade op dit moment kan worden gewaardeerd. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de belediging (feit 2) acht de rechtbank toekenning van een bedrag van € 250,00 redelijk en billijk. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
In het meer gevorderde aan smartengeld zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van deze gestelde immateriële schade (feit 1) kan thans het causaal verband met de mishandeling onvoldoende worden vastgesteld, nu uit de aangifte en de medische informatie betreffende de benadeelde partij blijkt dat benadeelde al vóór de mishandeling leed aan rugklachten. Voor de behandeling van dit deel van de vordering zou nader onderzoek noodzakelijk zijn, hetgeen een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten (feit 1) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging en belediging van een agent] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141, 266, 267 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[verbalisant H.]geleden schade tot een bedrag van
€ 850,00(zegge: achthonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade wegens openlijk geweld tot een bedrag van € 600,00 (feit 1) en wegens belediging van een agent tot een bedrag van € 250,00 (feit 2), en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant H.] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien het bedrag van € 600,00 (feit 1) geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant H.] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [verbalisant H.] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover het bedrag van € 600,00 (feit 1) of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. C.E. Voskens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. C.M.A. van der Meij en A.D. Renshof,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2019.
mr. C.E. Voskens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. [1]
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1
Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 118 tot en met 122). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 27 april 2017 door aangever [verbalisant H.] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van openlijk geweld door vier personen op 27 april 2017. Ik reed tijdens mijn nachtdienst bij de politie Noord-Holland in Heemskerk over de [straatnaam] en zag achter een brievenbus een man wildplassen. Toen ik de man wilde bekeuren, zag ik dat er op ongeveer vijftig meter afstand van ons drie personen ons tegemoet kwamen lopen, twee vrouwen en een man. Ik zag dat een van de vrouwen blond gekleurd haar had en de andere donker gekleurd haar. Ik zag dat de man die daarbij was bijna kaal was of zeer kort haar had. Nadat de kale man “kankerleijer” tegen mij zei, zei ik tegen hem dat hij was aangehouden. De man reageerde daar niet op en draaide zich weg van mij.
Zodra ik de man had vastgepakt, begonnen de vrouwen mij beiden met kracht tegen mijn schouders, rug, borst, armen en handen te slaan. Ik voelde dat zij mij tientallen malen raakten op mijn lichaam en ik voelde bij meerdere slagen een lichte pijn op mijn rug, borst, armen en handen.
Toen kwamen er opeens twee mannen bij ons staan waarvan er een blond haar had. Ik kreeg
nog steeds klappen van de vrouwen. De blonde man trok toen 1 of beide vrouwen van mij
af. Ik zag dat hij met kracht aan het trekken was. Ik hoorde dat de blonde man tegen mij zei dat hij een collega in vrije tijd van mij was. Ik kende hem niet en hij legitimeerde zich ook niet.
Doordat de blonde man een van de vrouwen van mij af trok, kon ik geheel los komen van de man en de andere vrouw. Ik zag dat de vrouw met het donkere haar weer op mij af kwam en vlak voor mij bleef stilstaan. Zij ging door met haar geschreeuw en gedrag en ik heb haar om deze reden met beide handen met kracht tegen haar borst van mij afgeduwd.
Toen kwam de wildplasser op mij aflopen en riep hard: "Blijf met je poten van haar af!" De wildplasser greep mij bij mijn kleding vast. Hij probeerde mij omver te trekken en mij met zijn voeten een beenveeg te geven. Dat lukte niet, want hij viel zelf op de grond. Hierdoor raakte ik uit balans. De wildplasser stond op en greep mij weer vast. Hij hield mij bij mijn armen vast en kneep mij op dat moment hard in mijn armen.
Nadat de wildplasser een harde schop boven het linker achterwiel van de bus had gegeven, zei ik tegen hem dat hij was aangehouden voor het vernielen van het dienstvoertuig. De man pakte mij opnieuw met beide handen vast bij mijn kleding. De wildplasser probeerde mij opnieuw een beenveeg te geven met zijn voeten. De wildplasser pakte met zijn hand mijn hoofd vast en probeerde mijn hoofd tegen de bus aan te slaan. De wildplasser begon om zich heen te slaan en te grijpen, waardoor hij mijn bekabeling van mijn oortje en mijn portofoon los trok van mijn uniform. De wildplasser greep in de richting van mijn bril en trok deze van mijn gezicht af. Ik zag dat de wildplasser daarna in mijn bril kneep en deze hard op de grond gooide. Mijn bril is hierdoor stuk gegaan. De wildplasser bleef wild om zich heen slaan met zijn handen en armen. Hij raakte mij op mijn borst en armen. Ik voelde daardoor lichte pijn.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina’s 9 en 10). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant H.] :
De wildplasser bleek te zijn [medeverdachte 1] . De vrouw met donker haar bleek te zijn [medeverdachte 2] en de vrouw met blond haar bleek te zijn [medeverdachte 3] . De man met een kaal hoofd bleek te zijn [verdachte] .
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 126). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
Ik zag al vanaf 50 meter afstand dat de collega hoofdagent [verbalisant H.] in zijn eentje een gevecht voerde met meerdere personen
.Ik zag dat hij belaagd werd door een man en dat hij daar in worsteling mee was. Ik zag dat er meerdere personen om hem heen stonden. Ik had de indruk dat zij zich ook met de worsteling bemoeiden door aan collega [verbalisant H.] te trekken.
Ik ben nadat de dienstauto tot stoppen was gebracht, direct naar de collega die belaagd werd toegerend. Ik zag dat collega [verbalisant H.] nog steeds in worsteling was met de man. Ik zag dat de man hem stevig vasthield, bij zijn schouders en hoofd, en dat hij trachtte de collega omver te duwen
.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 136 en 137). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 mei 2017 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik fietste met nog twee vrienden over de [straatnaam] te Heemskerk.
Ik zag dat man 1 dronken en onvast ter been was. Ik zag dat op het moment man 1 zijn
evenwicht had hervonden een trap gaf richting de politieagent. Ik zag dat hij hierbij de politiebus raakt en niet de politieagent. Op het moment dat de politieagent man 1 naar de grond had gewerkt zag ik dat een man 2 en een vrouw 1 de politieagent begonnen te schoppen. Ik zag dat de politieagent in zijn rug werk geraakt. Vrouw 1 had lang blond haar.
Alle vier waren dronken. Ik vond het gedrag niet normaal.
Ten aanzien van feit 2
Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 118 en 120). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 27 april 2017 door aangever [verbalisant H.] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Tevens doe ik aangifte van belediging van een ambtenaar in dienstbetrekking contra de kale verdachte op 27 april 2017 te Heemskerk tijdens mijn nachtdienst bij de politie Noord-Holland en wel in het basisteam IJmond, district Kennemerland.
Ik stapte toen weer uit mijn bus en de kale man stond toen op ongeveer 1 a 1.5 meter van mij. Ik zag dat de man met zijn de voorzijde van zijn lichaam en zijn gezicht in mijn richting stond. Ik zag dat de man met zijn ogen in de richting van mijn gezicht keek. Ik zag en hoorde dat de man daarna luid en duidelijk op niet mis te verstane wijze "Kankerleijer" tegen mij zei. De beide dames en de wildplasser stonden op enkele meters afstand van ons en zo dichtbij dat zij deze belediging luid en duidelijk konden horen.
Ook passerende voetgangers en fietsers hadden deze belediging zeer duidelijk kunnen horen als zij op dat moment vlak bij ons waren geweest. Ik heb alleen in de richting van de kale man gekeken en weet zodoende niet of er op moment ook andere passanten waren die dit gehoord hadden. Ik voelde mij door het woord "Kankerlijer" direct beledigd.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 130 en 131). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 3 mei 2017 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Ik hoorde vele malen het "K" woord. Ik bedoel hiermee het "kanker " woord. Ik hoorde
het woord "kankerlijer".

Voetnoten

1.De nummering verwijst naar de paginanummers, vermeld op het papieren dossier.