ECLI:NL:RBNHO:2019:2484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6843185 \ CV EXPL 18-3183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht en vertraging bij Lufthansa

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van zijn vlucht van Amsterdam naar Delhi. De annulering werd minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd aan de passagier medegedeeld. De passagier was omgeboekt naar een rechtstreekse vlucht, maar arriveerde uiteindelijk meer dan twee uur later dan oorspronkelijk gepland. De passagier vorderde een compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6843185 \ CV EXPL 18-3183
Uitspraakdatum: 13 februari 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. E.L. Heenk en mr. N. Wesseling (Green Claim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2018 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport met een overstap in München naar Delhi (India) op 21 en 22 juli 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar München is geannuleerd. Lufthansa heeft vervolgens de vlucht van de passagier omgeboekt naar een rechtstreekse vlucht van Amsterdam Schiphol Airport naar Delhi met vluchtnummer KL3816. De passagier zou met deze vlucht vijf minuten eerder dan de oorspronkelijke geplande vlucht aankomen. Vlucht KL3816 is echter met vertraging uitgevoerd waarna de passagier uiteindelijk twee uur en 31 minuten later is aangekomen ten opzichte van de oorspronkelijk geboekte vlucht.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans € 108,90, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. De stellingen van Lufthansa worden, voor zover van belang, bij de beoordeling besproken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De Verordening is van toepassing op het geschil.
5.2.
Tussen partijen is niet in het geschil dat de annulering van de oorspronkelijke vlucht minder dan 7 dagen voor de geplande vertrektijd is medegedeeld aan de passagier en dat de passagier uiteindelijk met de nieuwe vlucht twee uur en 31 minuten later is aangekomen op de eindbestemming. De kern van het geschil is de vraag of de passagier voor de annulering van de vlucht gecompenseerd dient te worden.
5.3.
Lufthansa heeft primair aangevoerd dat zij niet compensatieplichtig is, omdat de passagier met een vertraging van minder dan drie uur op de eindbestemming is gearriveerd. Een zuivere toepassing van het doel en de strekking van de Verordening dan wel het Sturgeon arrest en het Folkerts arrest betekent dat, indien een passagier minder dan drie uur later dan gepland aankomt op de eindbestemming (ongeacht de oorzaak van die latere aankomst), de passagier niet tot compensatie gerechtigd is, aldus Lufthansa. Een strikte toepassing van de Vordering leidt dan ook tot een uitkomst die niet met de Verordening wordt beoogd dan wel in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid, aldus Lufthansa. Lufthansa stelt verder dat er geen objectiveerbare reden is om onderscheid te maken tussen de gevolgen van een geannuleerde vlucht en een vertraagde vlucht. Er is tevens volgens Lufthansa geen objectiveerbare reden om aan een passagier van een geannuleerde vlucht die minder dan primair drie uur later op de eindbestemming aankomt wel compensatie toe te kennen, terwijl die compensatie niet wordt toegekend aan een andere passagier die met een vertraagde vlucht minder dan drie uur later aankomt. Lufthansa doet een beroep op de “geest” van de Verordening en verwijst hiertoe naar het Sturgeon arrest en het Folkerts arrest. Subsidiair voert Lufthansa aan dat het gevorderde compensatiebedrag op grond van artikel 7 lid 2 sub c dient te worden gehalveerd.
5.4.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de Verordening dan wel het Sturgeon arrest dan wel het Folkerts arrest te interpreteren op voornoemde wijze van Lufthansa. De kantonrechter oordeelt daartoe als volgt.
5.5.
Ingevolge artikel 5 van de Verordening heeft een passagier recht op compensatie wanneer sprake is van annulering van een vlucht, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat deze buitengewone omstandigheden, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Lufthansa heeft niet aangevoerd dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden. De passagier dient dan ook te worden gecompenseerd door Lufthansa. In het onderhavige geval is de passagier minder dan drie uur, maar meer dan twee uur later dan gepland aangekomen op de eindbestemming Delhi. Op grond van artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening dient het compensatiebedrag dan ook te worden gehalveerd. De vordering tot betaling van een compensatiebedrag van € 300,00 zal, gelet op de annulering van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 54,45 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 354,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 354,45 vanaf 11 april 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 144,00
6.3.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter