ECLI:NL:RBNHO:2019:2479

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6364561 \ CV EXPL 17-8962
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij zonder buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens de annulering van vlucht EZY 4568 van Amsterdam-Schiphol naar Schonefeld, Duitsland, op 12 mei 2017. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Easyjet heeft de annulering betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk blikseminslag die inspectie van het toestel vereiste. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Easyjet niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de annulering voortkwam uit operationele problemen en dat Easyjet niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De vordering van de passagier tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien Easyjet ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6364561 \ CV EXPL 17-8962
Uitspraakdatum: 13 februari 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde mr. A.J. Colenbrander, mr. C.J.J.W. Schmidt (Claimingo B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
statutair gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde
hierna te noemen Easyjet
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 september 2017 een vordering tegen Easyjet ingesteld. Easyjet heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Easyjet een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Schonefeld, Duitsland, vluchtnummer EZY 4568, op 12 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
Esayjet heeft na annulering van de vlucht een alternatieve vlucht aangeboden, de passagier heeft dit aanbod afgeslagen. Restitutie van de vliegticketprijs is door Easyjet betaald. De passagier heeft voorts compensatie van Easyjet gevorderd in verband met de annulering.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling van de gevorderde compensatie over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Easyjet bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juni 2017, althans vanaf 7 juli 2017, althans vanaf 18 augustus 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 augustus 2017, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
- de proceskosten
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Easyjet vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Easyjet van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Easyjet betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Easyjet zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Easyjet. Dit is anders indien Easyjet kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Easyjet voert aan dat daarvan sprake is. Zij legt daaraan ten grondslag dat de vlucht voorafgaand aan vlucht EZY 4568 - vlucht EZY 4567- is getroffen door bliksem, waarna het toestel (G-EZDC) moest worden geïnspecteerd en gerepareerd. Dit heeft totaal zeven uur geduurd.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat blikseminslag(en) onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering (of langdurige vertraging) van de vlucht leidden.
5.4.
Easyjet heeft echter onvoldoende aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren ten gevolge van blikseminslag(en) aan een inspectie moest worden onderworpen. Easyjet heeft nagelaten te onderbouwen welke schades zich hebben voorgedaan en daarnaast ontbreekt een beslissing en het tijdstip daarvan, waaruit blijkt dat het toestel niet meer ingezet kan worden. Voorts heeft Easyjet onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zelfs indien sprake zou zijn van blikseminslag(en) dit niet een aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht, maar de vlucht daaraan voorafgaand, te weten vlucht EZY 4546 moet zijn gebeurd nu het toestel op de luchthaven in Duitsland is geïnspecteerd.
5.5.
Vervolgens heeft Easyjet bij dupliek aangevoerd dat de voorafgaande vlucht, EZY 4567, vanwege de blikseminslag(en) was overgezet naar een ander toestel, G-EZUR. Echter, deze vlucht (EZY 4567) is geannuleerd, omdat er geen reservecrew aanwezig was en de oorspronkelijke crew haar werktijden zou overschrijden bij het uitvoeren van deze vlucht. Als gevolg daarvan, aldus nog steeds Easyjet, is de onderhavige vlucht ook geannuleerd.
De kantonrechter stelt voorop dat Easyjet niet, althans onvoldoende heeft aangetoond dat vlucht EZY 4567 is overgezet naar een ander toestel. Productie 6 biedt daartoe onvoldoende informatie. Evenmin heeft Easyjet het tijdstip vermeld waarop dit gebeurd zou zijn. Voorts vormt, zelfs indien komt vast te staan dat vlucht EZY 4567 is overgezet naar een ander toestel, het niet paraat hebben van (nieuwe) bemanningsleden, ook voor opvolgende vluchten, een operationeel probleem en dat is inherent aan de uitvoering van een luchtvaartmaatschappij.
5.6.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de annulering van de onderhavige vlucht niet is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, maar als gevolg van operationele problemen. Nu geen sprake is van een buitengewone omstandigheid komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of Easyjet voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van een eventuele annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de annulering, worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar vanaf 18 juni 2017.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Easyjet heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Easyjet, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 18 juni 2017, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Easyjet tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,11
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 72,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter