4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de zorg van [slachtoffer] op 31 december 2015 door zijn ouders was toevertrouwd aan Kinderdagverblijf en BSO [Kinderdagverblijf] en dat [Kinderdagverblijf] in die zin een zorgplicht had in de richting van [slachtoffer] . Voorts rustte op verdachte ook persoonlijk een zorgplicht voor de kinderen die zij die dag als pedagogisch medewerker (en in dienst van [Kinderdagverblijf] ) onder haar hoede had.
Hieronder zal de rechtbank aan de hand van de verwijten in de tenlastelegging die zijn uitgewerkt in vijf gedachtestreepjes, bespreken wat de reikwijdte van de op verdachte rustende zorgplicht was, alsmede of zij deze heeft geschonden.
Zorgplicht voorafgaand aan het bezoek aan de speelhal
Onder het eerste gedachtestreepje wordt verdachte kort samengevat verweten dat zij met de kinderen naar de speelhal is gegaan zonder van tevoren onderzoek te doen naar eventuele gevaren van het gebruik van de aanwezige speeltoestellen, waaronder de afmatrace.
Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat verdachte op 31 december 2015 als pedagogisch medewerker in dienst bij [Kinderdagverblijf] uitvoering gaf aan een door de leiding geaccordeerd vakantieprogramma. Een van de onderdelen van dat programma was een bezoek aan de [speelhal] , een indoor speelhal in het partycentrum [speelhal] dat is bestemd voor kinderen in de leeftijd van twee tot twaalf jaar.
De rechtbank stelt voorop dat in een dergelijke situatie in de eerste plaats op [Kinderdagverblijf] de zorgplicht rust om te onderzoeken of de te bezoeken locatie aan de vereiste veiligheidsnormen voor de betreffende kinderen (in dit geval: in de leeftijd van vier tot en met zes jaar) voldoet. Uit het Protocol Uitstapjes van [Kinderdagverblijf] in combinatie met de verklaringen die verschillende betrokkenen in het dossier over uitstapjes naar [speelhal] hebben afgelegd, blijkt dat [Kinderdagverblijf] het uitstapje naar de [speelhal] als een verhoogd risico uitstapje zag, maar dat dit door de vele bezoeken aan de speelhal in voorgaande jaren als routinematig werd beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte er gelet op deze omstandigheden op mocht vertrouwen dat [Kinderdagverblijf] – voorafgaand aan het ingeplande bezoek – een risico-inschatting had gemaakt en dat zij uit het feit dat het bezoek door een leidinggevende was goedgekeurd heeft mogen afleiden dat er geen bijzondere gevaren of risico’s aan het bezoek waren verbonden. Op verdachte rustte onder deze omstandigheden geen zorgplicht om voorafgaand aan het bezoek van de speelhal (ook) zelfstandig onderzoek te doen naar eventuele veiligheidsrisico’s.
Zorgplicht tijdens het bezoek aan de speelhal
Dat verdachte voorafgaand aan het bezoek aan de [speelhal] geen zelfstandige zorgplicht had om te onderzoeken of de indoor speelhal veilig door de kinderen zou kunnen worden gebruikt, neemt niet weg dat op haar wel de zorgplicht rustte om zich ter plaatse een zelfstandig oordeel te vormen of het gebruik van de aanwezige toestellen geschikt was voor de kinderen voor wie zij op dat moment de zorg had, aan de hand van het uiterlijk van de speeltoestellen en de daarbij (eventueel) aangegeven informatie over het gebruik daarvan.
Daarnaast mocht van haar worden verwacht dat zij toezicht zou houden op de spelende kinderen.
Verdachte wordt verweten dat zij deze zorgplicht heeft verzaakt en dit is nader geconcretiseerd onder het tweede, derde en vierde gedachtestreepje in de tenlastelegging. Kort samengevat wordt haar verweten dat zij zich niet heeft vergewist wat de minimum leeftijd voor het gebruik van de afmatrace was, dat zij niet heeft gezorgd voor de aanwezigheid van voldoende begeleiders om adequaat toezicht te kunnen houden (terwijl de speelhal bestond uit twee ruimtes) dat zij niet continu toezicht op het gebruik van de afmatrace heeft gehouden.
Benodigde maatregelen voor een veilig gebruik van de afmatrace
Voor de beoordeling van deze verwijten is allereerst van belang welke veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van de afmatrace in acht hadden moet worden genomen. In de gebruikershandleiding van de afmatrace is onder meer opgenomen dat het luchtkussen alleen geschikt is voor het doel waarvoor het is ontworpen, dat er tijdens het gebruik continu toezicht bij het toestel moet zijn door een toezichthouder die goed geïnstrueerd is over het gebruik van het toestel, dat klimmen op de randen niet is toegestaan en dat het niet als glijbaan gebruikt mag worden.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van deskundige Bos. Hieruit volgt onder meer dat de valhoogte van de afmatrace in combinatie met de lage randen zeer gevaarlijk is. Dit betekent volgens Bos dat er voldoende valdempende matten hadden moeten liggen en dat - nu het toestel vanuit zijn ontwerp niet duidelijk aangeeft hoe het gebruikt moet worden - waarschuwingsborden met gebruiksregels noodzakelijk zijn. Toezichthouders dienen op de hoogte te zijn van deze informatie en dienen specifiek geïnstrueerd te worden. Direct en continu toezicht met volledige aandacht op het toestel, acht deskundige Bos bij gebruik door kinderen jonger dan 8 jaar van groot belang. Bij de afmatrace kan volgens deskundige Bos worden volstaan met één toezichthouder. Omdat deze continu bij dit toestel zal moeten blijven is er geen gelegenheid op de andere toestellen toezicht te houden. In feite moeten zoveel toezichthouders aanwezig zijn als toestellen waar continu toezicht op gehouden moet worden, vermeerderd met één. Zonder deze specifieke informatie mag en kan niet van ouders en begeleiders verwacht worden dat zij eventuele risico’s goed kunnen inschatten. Begeleiders mogen niet als deskundige in het houden van toezicht bij onder het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen vallende speeltoestellen beschouwd worden, aldus Bos. De rechtbank neemt deze conclusies van deskundige Bos over en maakt deze tot de hare.
(Gebrek aan) informatie over het gebruik van de afmatrace
Verdachte was als bezoeker van [speelhal] voor informatie over het (juiste) gebruik van de speeltoestellen en de daaraan verbonden risico’s afhankelijk van de informatievoorziening door [speelhal] en haar medewerkers, in dit geval [getuige] die namens [speelhal] op 31 december 2015 in de speelhal aanwezig was.
De rechtbank stelt vast dat zich in de speelhal geen (waarschuwings)borden met gebruiksregels bevonden. Voorts stelt de rechtbank vast dat de namens [speelhal] aanwezige toezichthouder [getuige] onvoldoende was geïnformeerd en geïnstrueerd door [speelhal] over het gebruik van de afmatrace en het vereiste niveau van toezicht daarop. Hij was niet op de hoogte van het bestaan (en dus de inhoud) van de gebruikershandleiding, wist niet dat de afmatrace niet als glijbaan mocht worden gebruikt, dat er (ook) matten moesten liggen aan de zijde waar [slachtoffer] is gevallen, wist niet dat hij de bezoekers moest informeren over de gevaren, in het bijzonder ingeval van klimmen op de randen, en hij wist niet dat er continu toezicht bij de afmatrace moest zijn. Dit heeft ertoe geleid dat op 31 december 2015 de afmatrace werd gebruikt als glijbaan terwijl dat niet de bedoeling was, dat er geen continu toezicht op dit speeltoestel gehouden werd en dat er onvoldoende matten lagen dan wel dat er onvoldoende valdempende ondergrond beschikbaar was.
Verdachte was op geen enkele wijze – door middel van (waarschuwings)borden met gebruiksregels of door [getuige] – geïnformeerd over de wijze waarop de afmatrace moest worden gebruikt, de daarbij behorende risico's en het vereiste continu toezicht.
Op basis van de bevindingen van de deskundige Bos inhoudende dat zonder specifieke informatie over het gebruik van het toestel van ouders en begeleiders niet kan en mag worden verwacht dat zij eventuele risico’s goed kunnen inschatten, kan het verdachte niet worden verweten dat zij heeft nagelaten navraag te doen naar de gebruiksregels van de afmatrace.
Daarbij komt dat, ook als zij navraag zou hebben gedaan bij een medewerker van [speelhal] als exploitant van de speelhal, naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat zij niet de juiste informatie zou hebben verkregen, nu uit het dossier kan worden afgeleid dat de op dat moment in de speelhal en bij de receptie aanwezige medewerkers daarmee evenmin bekend waren.
Niet vergewissen van minimumleeftijd
Naar het oordeel van de rechtbank mag een bezoeker van de [speelhal] (en dus ook verdachte) er in beginsel van uitgaan dat de aanwezige speeltoestellen geschikt zijn voor gebruik door kinderen van de leeftijd waarvoor de speelhal bestemd is, in dit geval van twee tot twaalf jaar. Bij de afmatrace stond geen andersluidende informatie vermeld. Onder die omstandigheden bestond er voor verdachte geen informatieplicht ten aanzien van een eventuele leeftijdsgrens voor het gebruik van de afmatrace.
Continu toezicht
Zoals hiervoor al is overwogen, was bij het gebruik van de afmatrace direct en continu toezicht vereist. Verdachte was daarvan niet op de hoogte en had dit – bij gebrek aan informatie daarover van de kant van [speelhal] – ook niet hoeven zijn. Dat zij niet continu toezicht heeft gehouden op dit speeltoestel, kan haar daarom niet worden verweten.
Eigen verantwoordelijkheid verdachte
Het gebrek aan informatievoorziening ontslaat verdachte niet van iedere verantwoordelijkheid om ter plaatse een eigen inschatting te maken van de veiligheidsrisico’s. De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de op haar rustende zorgplicht invulling heeft gegeven door bij binnenkomst in de speelhal een rondje te lopen en de speeltoestellen, waaronder de afmatrace, waarvan zij dacht dat het een glijbaan was, te bekijken. Gelet op het uiterlijk van dit speeltoestel en het ontbreken van andersluidende signalen acht de rechtbank begrijpelijk dat (ook) verdachte meende dat dit toestel een glijbaan was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich bij deze inspectieronde had kunnen realiseren dat de afmatrace erg hoog is (oplopend tot 420 centimeter) in verhouding tot de lage zijranden aan weerskanten (47 centimeter) en om die reden gevaarlijk zou kunnen zijn voor de jonge kinderen die zij onder haar hoede had. Zij heeft zich dit echter niet gerealiseerd.
Nu haar beroepsgenoten zich dit in de voorgaande jaren gedurende veelvuldige bezoeken aan de speelhal evenmin hebben gerealiseerd en in aanmerking genomen dat ook volgens deskundige Bos van een begeleider niet kan worden verwacht een goede risico-inschatting te maken zonder te beschikken over specifieke informatie over het gebruik van de afmatrace, levert het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank geen strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 307 Sr op.
Aantal begeleiders/toezichthouders
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op voornoemde conclusies van de deskundige Bos, op
31 december 2015 feitelijk voldoende toezichthouders aanwezig waren, te weten [getuige] en verdachte. Op dit punt (het aantal toezichthouders) kan verdachte daarom ook geen verwijt worden gemaakt. Het enkele feit dat de speelhal was opgedeeld in twee gedeeltes, waaronder een ruimte met legoblokken, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verdachte hield ten tijde van het ongeluk immers toezicht in het gedeelte waar de afmatrace stond.
Nalaten tijdig ingrijpen
Onder het vijfde gedachtestreepje wordt verdachte verweten dat zij heeft nagelaten om tijdig in te grijpen toen [slachtoffer] bezig was om via de zijkant van de afmatrace naar beneden te glijden/bewegen.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het onderzoek ter terechtzitting, niet kan worden vastgesteld in welk tijdsbestek de aanloop naar het ongeluk (op de rand klimmen, van de rand afglijden en vervolgens van de rand vallen) heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat zij [slachtoffer] via de rand naar beneden heeft zien glijden en zien vallen en dat dit in een ‘split second’ heeft plaatsgevonden. Er kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte redelijkerwijs de gelegenheid heeft gehad om in te grijpen zodat het ongeval kon worden voorkomen.
Verdachte hield op dat moment toezicht op de toestellen vanuit een positie waarin zij, evenals [getuige] , de speeltoestellen waaronder de afmatrace in het gezichtsveld had.
Zij hield geen continu toezicht op dit specifieke speeltoestel, zoals in de haar onbekende handleiding voorgeschreven, laat staan direct toezicht in de door Bos bedoelde zin.
Door het ontbreken van continu en direct toezicht op de afmatrace beschikte verdachte op het cruciale moment van het klimmen op de rand niet over de mogelijkheid van tijdig ingrijpen.
Conclusie
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat geen bewijs voorhanden is dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank zal verdachte daarom van het ten laste gelegde feit vrijspreken.