Geschil10.In geschil is of verweerder terecht de door eiseres geclaimde kostenaftrek heeft gecorrigeerd. Voorts zijn de aan eiseres opgelegde vergrijpboetes in geschil.
11. Eiseres stelt dat alle door verweerder aangebrachte correcties moeten worden teruggedraaid. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen vpb 2009 tot en met 2011, vermindering van de aanslag vpb 2012 en vernietiging van de boetebeschikkingen.
12. Verweerder stelt dat alle correcties en alle boetes in stand dienen te blijven. Verweerder concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van de beroepen.
13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroepen
14. Ter zitting heeft de rechtbank de ontvankelijkheid van de beroepen ambtshalve aan de orde gesteld. Termijnen voor het indienen van rechtsmiddelen zijn immers van openbare orde.
15. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de door verweerder steeds als “kennisgeving uitspraak op bezwaar” aangeduide geschriften van 31 augustus 2016 als uitspraken op bezwaar te gelden. Daarin gaat verweerder namelijk in op de bezwaren van eiseres, motiveert hij de beslissingen met betrekking tot de aanslagen en de boetes en beslist hij op het verzoek om kostenvergoeding. Dit betekent dat de beroepstermijn in alle zaken is geëindigd op 12 oktober 2016. Het beroepschrift in alle zaken is echter pas op 3 november 2016 bij de rechtbank ingekomen.
16. De rechtbank ziet niettemin aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen achterwege te laten en wel op grond van het volgende. In de uitspraken op bezwaar is vermeld dat eiseres zelf de “formele uitspraak op het bezwaarschrift (…) binnenkort afzonderlijk toegezonden [krijgt]” en in de bij de uitspraken gevoegde bijlage - bevattende een toelichting/rechtsmiddelverwijzing - is vermeld dat het beroepschrift binnen zes weken na de formele beslissing/uitspraak op bezwaar door de rechtbank moet zijn ontvangen. Eiseres heeft ter zitting onweersproken gesteld dat verweerder tijdens telefoongesprekken met de gemachtigde ná 31 augustus 2016 haar heeft meegedeeld in beroep te kunnen gaan naar aanleiding van de nog toe te zenden geschriften van de Belastingdienst en dat zij in afwachting was van die geschriften omdat zij het geschil aan de rechtbank wenste voor te leggen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest door binnen zes weken na dagtekening van de verminderingsbeschikkingen in beroep te komen.
17. [A BEDRIJF] heeft in het kader van de door haar gedreven onderneming facturen ontvangen van [B BEDRIJF] en deze facturen voldaan. De daarmee gemoeide bedragen heeft zij vervolgens als kosten in aanmerking genomen. Verweerder heeft die kosten echter naar aanleiding van het door hem ingestelde boekenonderzoek geheel dan wel deels gecorrigeerd. Verweerder stelt zich in dit verband op het standpunt dat de facturen onvoldoende zijn gespecificeerd, en dat overigens uit geen enkel stuk blijkt welke goederen en diensten [B BEDRIJF] heeft geleverd en verricht. Gelet hierop is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij de uitgaven terecht als kosten in aanmerking heeft genomen. In dit verband kan niet worden volstaan met het in algemene zin stellen dat [A BEDRIJF] een onderneming drijft, dat zij dus kosten moet hebben gemaakt en dat de redelijkheid reeds gebiedt dat kostenaftrek aan de orde is. Voorts is in dit verband in algemene zin onvoldoende dat het brutowinstpercentage acceptabel zou zijn of de omstandigheid dat de winst van [B BEDRIJF] – naar eiseres stelt – in India in de belastingheffing wordt betrokken tegen 25%. Het gaat er immers om dat vast komt te staan dat aan de uitgaven een tegenprestatie ten grondslag ligt en dat zij (ten volle) zijn gedaan ten behoeve van de onderneming van [A BEDRIJF] . Dit dient door eiseres aannemelijk te worden gemaakt. De rechtbank zal hierna ingaan op de diverse aftrekposten en beoordelen of eiseres hierin is geslaagd.
Correcties kosten samples/monsters (2009 tot en met 2011), kosten uitbesteed werk inkoop nieuwe collectie (2010 en 2011); verpakkingskosten (2009 tot en met 2011), kosten uitbesteed werk productiekaartjes en stickers (2009, 2010 en 2011) en koerierskosten (2010 en 2011)
18. Eiseres stelt in dit verband al het volgende. Er is sprake van een doorlopende opdracht aan [B BEDRIJF] . Jaarlijks geeft [A BEDRIJF] aan [B BEDRIJF] door welk budget [A BEDRIJF] hiervoor ter beschikking stelt aan [B BEDRIJF] . Tot dit bedrag kan [B BEDRIJF] aan [A BEDRIJF] facturen sturen. De van [B BEDRIJF] ontvangen facturen betreffende de samples/monsters zien op kosten die [A BEDRIJF] maakt om haar collectie te kunnen samenstellen. Alle samples die bij [A BEDRIJF] binnenkomen, worden gefotografeerd en op haar website geplaatst onder vermelding van het nummer van [B BEDRIJF] . De website vormt in feite de administratie van de collectie.
19. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij terecht de hier aan de orde zijnde kosten in aftrek heeft gebracht. De administratie van eiseres bevat afgezien van de facturen van [B BEDRIJF] geen onderliggende documentatie. Er is ook niet concreet vastgelegd wat [A BEDRIJF] en [B BEDRIJF] in dit verband hebben afgesproken en wat [B BEDRIJF] voor die facturen heeft gedaan. Met betrekking tot de door eiseres overgelegde facturen bestemd voor [B BEDRIJF] overweegt de rechtbank dat er geen aansluiting valt te maken met de aan [A BEDRIJF] gefactureerde bedragen. Dat dit in de optiek van eiseres ook niet nodig is, nu het aan [B BEDRIJF] is om te bezien of zij wenst door te factureren met gebruikmaking van marges, maakt niet dat van eiseres niet kan worden verlangd dat zij aannemelijk maakt dat zij terecht de aan haar gefactureerde bedragen in aftrek heeft gebracht. Eiseres heeft ter zitting overigens gesteld dat niet of nauwelijks sprake is van een costplus-afspraak met [B BEDRIJF] . Voor zover eiseres nog stelt dat aan de door haar overgelegde facturen van derden bestemd voor [B BEDRIJF] in dit verband enige bewijskracht moet worden toegedicht, is de rechtbank van oordeel dat zij daarin niet kan worden gevolgd. Deze facturen hebben immers betrekking op leveringen en diensten van derden aan [B BEDRIJF] . Uit die facturen volgt daarom niet dat zij (uitsluitend) betrekking hebben op kosten gemaakt ten behoeve van dienstverlening aan [A BEDRIJF] .
Correctie hotel- en reiskosten (2010 en 2011)
20. Niet langer is in geschil dat verweerder deze kosten in 2010 terecht heeft gecorrigeerd voor een bedrag van € 1.824 en in 2011 voor een bedrag van € 586, reeds omdat de daarop betrekking hebbende facturen zien op reiskosten van respectievelijk de echtgenote van de dga en de dochter van een werknemer van [A BEDRIJF] . Met betrekking tot het overige gedeelte van de correctie is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij terecht kosten in aftrek heeft gebracht. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen hiervoor in onderdeel 19 is overwogen.
Correctie huurkosten (2009 tot en met 2011)
21. Tot de gedingstukken behoort een huurovereenkomst en een aanvulling daarop betreffende de huur van een showroom in India. Gelet op de tekst van de aanvulling acht de rechtbank aannemelijk dat [A BEDRIJF] de huurder was van deze showroom. De in verband hiermee verschuldigde huurpenningen werden periodiek door [B BEDRIJF] bij [A BEDRIJF] in rekening gebracht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [A BEDRIJF] de vervolgens door haar voldane huurpenningen als aftrekbare kosten in aanmerking mocht nemen. Verweerder heeft in dit verband nog betoogd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat [A BEDRIJF] zakelijke redenen had om de showroom te huren en dat het realistischer is dat de showroom ter beschikking staat van [B BEDRIJF] . Daarmee neemt hij in feite het standpunt in dat sprake is van een verkapte winstuitdeling. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder met hetgeen hij naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarvan sprake is. Gelet hierop heeft verweerder de huurkosten ten onrechte gecorrigeerd.
Correctie software (2009, 2010 en 2012)
22. Eiseres stelt dat [B BEDRIJF] voor [A BEDRIJF] software op maat heeft ontwikkeld en daarvoor derde partijen in India heeft ingeschakeld en zelf kwaliteitscontrole heeft toegepast. Eiseres stelt voorts dat [B BEDRIJF] hiervoor facturen aan [A BEDRIJF] heeft gestuurd met een costplus.
23. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij terecht kosten betreffende software in aftrek heeft gebracht. De administratie van eiseres bevat afgezien van de facturen van [B BEDRIJF] geen onderliggende documentatie. Er is ook niet concreet vastgelegd wat [A BEDRIJF] en [B BEDRIJF] in dit verband hebben afgesproken en wat [B BEDRIJF] voor die facturen heeft gedaan. Voor zover eiseres nog stelt dat aan de door haar overgelegde facturen van derden bestemd voor [B BEDRIJF] in dit verband enige bewijskracht moet worden toegedicht, is de rechtbank van oordeel dat zij daarin niet kan worden gevolgd. Deze facturen hebben immers betrekking op leveringen en diensten van derden aan [B BEDRIJF] . Uit die facturen volgt daarom niet dat zij (uitsluitend) betrekking hebben op kosten gemaakt ten behoeve van dienstverlening aan [A BEDRIJF] .
Correctie bijzondere kosten en interest (2009 tot en met 2012)
24. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres interestkosten heeft gemaakt. Verweerder neemt echter het standpunt in dat [A BEDRIJF] de interest niet verschuldigd had hoeven zijn, omdat zij de facturen wel tijdig had kunnen betalen. Volgens verweerder heeft [A BEDRIJF] kosten voor haar rekening genomen die niet door haar toedoen zijn gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met wat hij naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze uitgaven buiten beschouwing moet worden gelaten. Immers, [A BEDRIJF] is met [B BEDRIJF] overeengekomen dat zij bij te late betaling interest verschuldigd is (zie de overeenkomst van 17 mei 2007) en [A BEDRIJF] heeft betalingen kennelijk niet binnen de afgesproken termijn gedaan. Verweerder heeft deze uitgaven dan ook ten onrechte niet in aftrek toegelaten.
Correctie ‘wereldinkopen’ (2011)
25. [A BEDRIJF] heeft een bedrag van € 15.077,50 ten laste van de winst gebracht onder vermelding in haar administratie van “Correctie jaarafsluiting 2011”. Eiseres stelt dat verweerder deze aftrekpost ten onrechte heeft gecorrigeerd. Hiertoe wijst zij op een ongedateerde verklaring van [E] , accountant bij [D BEDRIJF] (zie onderdeel 8 van deze uitspraak). Verweerder heeft naar aanleiding van deze verklaring ter zitting naar voren gebracht ervan uit te gaan dat eiseres deze aftrek ook fiscaal in aanmerking heeft genomen. Nu eiseres in haar reactie op het controlerapport heeft vermeld dat het bedrag van € 15.077 een correctieboeking is betreffende een verkeerde boeking van de accountant en dat deze post niet in de administratie zit van [A BEDRIJF] maar alleen in de samenvatting van de accountant, en deze reactie haaks staat op wat in de verklaring van [E] is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder deze correctie ten onrechte heeft aangebracht.
26. Uit het voorgaande volgt dat eiseres uitsluitend ten aanzien van de huurkosten en de bijzondere kosten en interest aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder deze ten onrechte heeft gecorrigeerd. Hieraan doen niet af de stellingen van eiseres dat de Belastingdienst in 1999/2000 bij eiseres een boekenonderzoek heeft uitgevoerd en dat de Belastingdienst de door eiseres gehanteerde methodiek toen heeft goedgekeurd, reeds omdat verweerder dit heeft betwist en eiseres van haar stellingen geen bewijs heeft geleverd.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
27. Eiseres neemt het standpunt in dat de medewerkers die betrokken waren bij het boekenonderzoek bij [A BEDRIJF] , in strijd hebben gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter onderbouwing heeft zij gewezen op wat zij hierover in de motivering van haar bezwaarschrift naar voren heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de controlemedewerkers – naar zij stelt – stelselmatig argumenten van eiseres hebben genegeerd. Voorts is er geen sprake van de situatie dat zij talrijke correcties niet dan wel onvoldoende hebben gemotiveerd. Er is dan ook geen aanleiding voor een andere conclusie dan hiervoor onder ‘tussenconclusie’ is vermeld.
28. Verweerder heeft eiseres vergrijpboetes opgelegd, omdat eiseres ten minste voorwaardelijk opzettelijk zou hebben gehandeld. Verweerder heeft in de beroepsfase subsidiair het standpunt ingenomen dat sprake is geweest van grove schuld. De bewijslast dat sprake is geweest van gedragingen die de kwalificatie (voorwaardelijk) opzet of grove schuld verdienen, rust op verweerder.
29. Verweerder heeft in het kader van het vermeende (voorwaardelijke) opzet gesteld dat eiseres diverse kosten in aftrek heeft gebracht waarvan de factuur niet op naam van [A BEDRIJF] stond, dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gronden waren deze kosten aan [A BEDRIJF] toe te rekenen en dat eiseres ook geen enkele economische realiteit van enige doorbelasting van die kosten aan haar aannemelijk heeft kunnen maken. Hieraan verbindt verweerder de conclusie dat eiseres welbewust het risico heeft aanvaard door deze kosten in aanmerking te nemen. Voor wat betreft de beweerdelijke grove schuld heeft verweerder gesteld dat eiseres kosten in aftrek heeft gebracht waarvan zij kon weten dat die niet aftrekbaar waren.
30. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, met hetgeen hij daarvoor naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk heeft bewezen dat eiseres met opzet dan wel grofschuldig onjuiste aangiften heeft gedaan. Weliswaar is eiseres er met betrekking het grootste deel van de – door verweerder gecorrigeerde – kostenposten niet in geslaagd aannemelijk te maken dat deze voor aftrek in aanmerking komen, maar verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiseres zich daarvan bewust was of redelijkerwijs bewust had moeten zijn toen zij aangifte deed. Gelet hierop kunnen de boetes niet in stand blijven.
31. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal de uitspraken op bezwaar en de boetebeschikkingen vernietigen. Bij de vermindering van de (navorderings)aanslagen dient rekening te worden gehouden met de huurkosten (€ 18.000 in 2009, in 2010 en in 2011) en met de bijzondere kosten en interest (€ 42.009 in 2009, € 32.150 in 2010, € 22.413 in 2011 en € 32.911 in 2012).
32. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1,5 wegens het aantal zaken). Voor toekenning van een vergoeding op basis van de werkelijke (proces)kosten ziet de rechtbank geen aanleiding, nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder verregaand onzorgvuldig heeft gehandeld.