ECLI:NL:RBNHO:2019:2019

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
15/800345-17; 15/710000-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor mishandeling met gevangenisstraf en taakstraf

Op 14 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, omdat niet kon worden bewezen dat anderen dan de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen het slachtoffer hadden geleverd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, omdat hij zonder enige aanleiding een forse vuistslag in het gezicht van het slachtoffer had gegeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen en een taakstraf van 40 uren. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 28 februari 2019, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte op 13 februari 2018 in Amsterdam het slachtoffer had mishandeld, wat leidde tot pijn en letsel. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een geweldsdelict. De rechtbank vond het noodzakelijk om een vrijheidsbenemende straf op te leggen, gezien de impact van het geweld op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/800345-17; 15/710000-19 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 15/800345-17)
hij in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 augustus 2017 te Loenersloot en Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, met zijn mededaders, althans met vier personen naar (het autobedrijf van) die [slachtoffer 1] is toegegaan,
waarna verdachte en/of zijn mededader(s):
- Tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat [slachtoffer 1] het leven van [medeverdachte] zou hebben geruïneerd; dat [medeverdachte] 200.000 euro zou willen en dat ze direct het geld wilden, en anders alle auto’s zouden meenemen;
- Een klap in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gegeven;
- Met die [slachtoffer 1] naar een pinautomaat is/zijn gereden;
- Een schuldbekentenis heeft/hebben opgesteld inhoudende dat 20.000 euro vanavond betaald zou worden en daarna elke maand 10.000 euro en dat hij de gevolgen zou weten als hij de afspraak niet zou nakomen (of woorden van dergelijke strekking);
- Heeft/hebben gezegd dat ze wisten waar die [slachtoffer 1] woonde en dat hij een vrouw had met twee kinderen;
- ( op 29 augustus 2017) langs de woning, althans door de straat van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gereden en/of voor de woning heeft/hebben stilgestaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
(parketnummer 15/710000-19)
Primair
hij op/of omstreeks 13 februari 2018 te Amsterdam openlijk, te weten, [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/800345-17 en de onder 15/710000-19 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de beide ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het medeplegen van de poging tot afpersing
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/800345-17 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Allereerst volgt uit het dossier dat verdachte niet aanwezig was bij het gesprek in de woning van de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] , dat de directe aanleiding lijkt te zijn geweest om naar de garage van aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) toe te gaan. Verder kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte op 28 augustus 2017 in de garage van aangever [slachtoffer 1] aanwezig is geweest. [slachtoffer 1] heeft weliswaar verklaard dat de jongen die meereed naar de pinautomaat als laatste binnen kwam (de rechtbank begrijpt: in de garage), maar dit wordt weersproken door getuige [getuige] (hierna [getuige] ). [getuige] heeft verklaard dat verdachte niet in de garage is geweest maar in de auto is blijven zitten. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van wat er in de garage is voorgevallen (te weten de bedreigingen en de mishandeling van [slachtoffer 1] en het opstellen van een schuldbekentenis ten gunste van [medeverdachte] ).
Naar het oordeel van de rechtbank is wel komen vast te staan dat verdachte op 28 augustus 2017 met [slachtoffer 1] is meegereden naar de pinautomaat. Hieruit kan echter – mede gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte tijdens de autorit heeft gezegd dat hij er verder niets van af wist en dat hij er niet over wilde praten – niet worden afgeleid dat verdachte op zodanige wijze betrokken is geweest bij de poging tot afpersing, dat hij als medepleger moet worden aangemerkt. Ten slotte kan niet worden vastgesteld dat het feit dat verdachte een dag later met zijn auto voor de woning van [slachtoffer 1] heeft gestaan, gericht zou zijn geweest op de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] .
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en zal hij daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak van de openlijke geweldpleging
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/710000-19 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangever tegen zijn hoofd heeft geslagen (zie de bewijsoverweging onder 3.3.4.), maar op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat anderen dan verdachte ook geweld tegen aangever hebben aangewend. In het proces-verbaal dat betrekking heeft op de camerabeelden van het incident wordt beschreven dat aangever [slachtoffer 2] door verdachte en zijn medeverdachten wordt ‘belaagd’. Op grond van deze summiere omschrijving kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte, dan wel een ander dan verdachte, aangever ook tegen het lichaam heeft geslagen, gestompt of geschopt. Nu niet kan worden bewezen dat anderen dan verdachte een wezenlijke bijdrage aan het toegepaste geweld tegen aangever hebben geleverd, is geen sprake van het in vereniging plegen van geweld en moet verdachte hiervan worden vrijgesproken.
3.3.3.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de mishandeling
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het met parketnummer 15/710000-19 onder subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van de mishandeling
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ook van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling moet worden vrijgesproken, omdat aan de herkenningen van verdachte op de camerabeelden door de verbalisanten geen bewijswaarde kan worden toegekend. Volgens de raadsman is door de verbalisanten slechts gevist in een vijver van mensen die zij kennen. Twee van de drie verbalisanten hebben verdachte nooit in het echt gezien en de derde verbalisant heeft verklaard dat zij verdachte in haar vrije tijd indirect en kort heeft ontmoet op een festival. Deze wijzen van herkenning zijn volgens de raadsman onvoldoende specifiek om te kunnen bijdragen aan het bewijs.
Bij de beoordeling van hetgeen door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht, stelt de rechtbank voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen van camerabeelden en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer als deze herkenningen de belangrijkste bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen, zoals in de onderhavige zaak het geval is.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de gedane herkenningen door de verschillende verbalisanten wel degelijk aan de daaraan gestelde eisen voldoen en aldus kunnen dienen als bewijsmiddel. De rechtbank overweegt hiertoe dat de camerabeelden van het incident van goede kwaliteit zijn en dat met name door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] voldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken op de beelden zijn waargenomen om tot de vaststelling te komen dat verdachte op die beelden te zien is als degene die aangever slaat. Zij hebben in de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen inzicht gegeven in de persoonskenmerken waaraan zij de verdachte herkennen. Daar komt bij dat verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat zij verdachte in haar vrije tijd op een festival heeft ontmoet en dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op dit festival inderdaad aanwezig is geweest. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de herkenning door de verschillende verbalisanten aan de daaraan gestelde eisen voldoet en aldus kan meewerken tot het bewijs van het ten laste gelegde.
Op grond van de aangifte, de processen-verbaal van herkenning en het proces-verbaal van de camerabeelden, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever op 13 februari 2018 tegen zijn hoofd heeft geslagen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het met parketnummer 15/710000-19 onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Subsidiair
hij op 13 februari 2018 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/710000-19 subsidiair:
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest en heeft daarbij verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien het tot een bewezenverklaring komt, een taakstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 13 februari 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft het slachtoffer zonder enige aanleiding een forse vuistslag in het gezicht gegeven.
Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en hem pijn en letsel toegebracht. Doordat het geweld zich op straat, rond sluitingstijd van de horeca heeft voltrokken, was ook het uitgaanspubliek hiervan getuige en heeft dit bij hen mogelijk gevoelens van angst en onveiligheid opgewekt. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Daar komt nog bij dat verdachte kort voor dit feit (op 17 november 2017) nog was veroordeeld wegens het medeplegen van zware mishandeling en dit hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om wederom een geweldsfeit te begaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan en is dan ook van oordeel dat niet enkel kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest van de zaak met parketnummer 15/800345-17.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Gelet op de op te leggen straf bestaat er geen aanleiding om de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen. Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal dan ook worden opgeheven.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte met parketnummer 15/800345-17 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte met parketnummer 15/710000-19 onder primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het met parketnummer 15/710000-19 onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
11 dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. J.W. Moors en C.O. Markenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2019.
Mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 februari 2019
Deze verklaring houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik heb hetzelfde petje dat de jongen op de camerabeelden draagt. Ik ben op het Free festival in Almere geweest.
- Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland d.d. 19 februari 2018 (dossierpagina’s 1-3)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Ik wil aangifte doen van mishandeling, door deze mishandeling heb ik letsel opgelopen aan mijn linkeroog. Op 13 februari 2018 omstreeks 04.00 stond ik voor de ABE Club & Lounge in Amsterdam. Ik zag en voelde dat ik een klap kreeg met volle vuist op mijn linkeroog. Ik voelde een hevige stekende pijn en ik voelde direct dat ik aan het bloeden was. Ik heb nog steeds veel pijn in het gebied rond mijn oog.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Amsterdam d.d. 10 juli 2018 (dossierpagina’s 27-28)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 10 juli 2018 zag ik, verbalisant [verbalisant] , een interne opsporingsvideo waarin een video werd getoond van een persoon die betrokken is geweest bij een openlijke geweldpleging.
De persoon die een pet draagt met daarop de tekens NY herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats [geboorteplaats] in Nederland
Ik, verbalisant, ken dc bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik, verbalisant, ben werkzaam op de uitgaanspleinen Rembrandtplein en Leidseplein. Daar heb ik regelmatig te maken met clubleden van OMG’s. Naar aanleiding van eerdere controles van Satudarah leden heb ik [verdachte] meerdere keren gecontroleerd. Ik, verbalisant, herken [verdachte] in de aangegeven video.
- Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt door Politie Eenheid Amsterdam d.d. 10 juli 2018 (dossierpagina 30)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 10 juli 2018 zag ik, verbalisant [verbalisant] , een aandachtsvestiging waarin videobeelden werden getoond van personen.
De geel omcirkelde persoon met de NY-Yankees pet op herken ik als:
Achternaam [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats [geboorteplaats] in Nederland
Ik herken de persoon aan zijn gezicht, daar ik deze meerdere malen gezien heb in de OMG-nieuwsbrief die ik maandelijks ontvang via de interne mail.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Amsterdam d.d. 2 februari 2019 (los opgenomen)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
V : Op grond van welke specifieke persoonsgebonden kenmerken meent u de persoon te
herkennen?
A: Ik, verbalisant [verbalisant] , herkende [verdachte] aan zijn gezicht, aan de tatoeages in zijn gezicht, een lichte ringbaard en zijn opvallende ogen.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Amsterdam d.d. 10 juli 2018 (dossierpagina 31)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 10 juli 2018 kreeg ik, verbalisant [verbalisant] , een e-mail van opsporingscommunicatie met het verzoek tot herkenning van de 2 aangeduide mannen in de video.
Ik, verbalisant [verbalisant] , herken de man die als eerst omcirkeld wordt in de video.
Deze man had het volgende signalement:
- Blanke huidskleur;
- Lengte tussen de 1.75e en 1.85m;
- Donker haar;
- Ringbaardje;
- Opvallende donkere wenkbrauwen;
- Normaal tot mollig postuur;
- Tattoos in zijn hals;
- Opvallend witte tanden;
- Donkere New York Yankees pet;
- Donker t-shirt;
- Donkere jas;
- Spijkerbroek.
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de man uit de video, welke ik vanaf nu verdachte zal
noemen, op 7 juli 2018 op Free Festival op Almere Strand in persoon ontmoet. Ik was daar in privétijd samen met een vriendin van mij welke de verdachte kende van
vroeger. Hij stelde zich aan mij voor als [verdachte] . Gedurende de dag ben ik de verdachte nog
meerdere keren tegengekomen op het festival. Ik, verbalisant [verbalisant] , verklaar hierbij dat de verdachte op de camerabeelden en de jongen van het festival één en dezelfde persoon zijn. Ik herken hem aan zijn huidskleur, postuur, ringbaardje, opvallende donkere wenkbrauwen,
tattoos in zijn hals, opvallende witte tanden en zijn petje welke hij ook op zijn profielfoto op Facebook draagt.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Amsterdam d.d. 24 september 2018 (dossierpagina 23)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
In dit onderzoek zijn er camerabeelden opgevraagd van Club Abe. Deze Club heeft camera’s hangen voor het perceel. Deze camera’s filmen datgene wat voor de deur in de Amstelstraat gebeurd.
Op de beelden is de aangever en de drie verdachten goed te zien. Uit nader onderzoek zijn de identiteiten van de drie verdachten bekend geworden. Dit zijn [persoon] , [verdachte] en [persoon] .
Aangever komt aanlopen van links in de Amstelstraat, en [persoon] , [verdachte] en [persoon] komen aanlopen vanaf de rechterzijde. Ter hoogte van Club Abe komen zij elkaar tegen. Op een bepaald moment geeft [verdachte] aangever een vuistslag in zijn gezicht.