ECLI:NL:RBNHO:2019:2003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
15/871633-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 14 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een poging tot afpersing heeft gepleegd. De feiten vonden plaats tussen 28 en 29 augustus 2017, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de aangever, [slachtoffer], onder bedreiging met geweld hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag. De verdachte heeft daarbij een klap in het gezicht van de aangever gegeven en heeft geprobeerd hem naar een pinautomaat te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten lid waren van de motorclub Satudarah, wat de intimidatie vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een automatisch machinepistool, een revolver en een schietpijp, samen met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de impact van de feiten op de aangever meegewogen in de strafmaat, evenals het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft de wapens en munitie onttrokken aan het verkeer en het kentekenbewijs aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871633-17 (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Sanders en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 28 tot en met 29 augustus 2017 te Loenersloot en Zaandam, althans op plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van EUR 200.000,00 en/of EUR 75.000,00, althans een groot geldbedrag),
- met vier, althans met meerdere personen naar die [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij en/of zijn mededader(s)
- op dreigende / intimiderende wijze tegen die [slachtoffer] heeft / hebben gezegd dat ze direct het geld wilden, dat die [slachtoffer] moest gaan betalen, “linksom of rechtsom, het geld komt er” en dat ze niet voor niets waren gekomen (of woorden van gelijke aard en strekking), terwijl die [slachtoffer] wist dat verdachte en/of een mededader(s) tot de motorclub Satudarah behoorde(n);
- een klap in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gegeven;
- met die [slachtoffer] naar een pinautomaat is gereden teneinde [slachtoffer] geld te laten pinnen;
- een schuldbekentenis heeft opgesteld inhoudende dat maandelijks EUR 10.000,00 moest worden betaald en die door [slachtoffer] laten ondertekenen;
- heeft gezegd dat ze wisten waar die [slachtoffer] woonde en dat hij een vrouw had met twee kinderen (of woorden van gelijke aard en strekking);
- ( telefonisch) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “je gaat nu wijs lopen doen dan” en dat hij bij niet-nakoming de gevolgen zou weten (of woorden van gelijke aard en strekking) en
- langs de woning van die [slachtoffer] heeft gereden en/of voor de woning heeft stilgestaan;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 04 september 2017 te Assendelft, althans in Nederland een of meerdere wapens van categorie I en/of II en/of III, te weten
  • een (automatisch) machinepistool en bijbehorende geluidsdemper en/of
  • een revolver (Lady Rossi) en/of
  • een vuurwapen uit gaspijp (twee metalen pijpen die middels inschuiven geschikt zijn om patronen af te schieten) en/of
een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de beide ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het voorhanden hebben van de schietpijp (feit 2).
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het medeplegen van de poging tot afpersing moet worden vrijgesproken. Verdachte is naar de garage gegaan omdat hij medeverdachte [medeverdachte 1] wilde helpen, die nog geld zou krijgen van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Eenmaal ter plaatse heeft verdachte niets significants gezegd en heeft hij ook geen geweld gebruikt. Zowel medeverdachte [medeverdachte 2] als medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verklaard dat verdachte in de garage van aangever [slachtoffer] niet het woord heeft gevoerd. Ook verdachte zelf heeft verklaard dat hij niets tegen [slachtoffer] heeft gezegd. Er zijn dus drie personen die de lezing van verdachte ondersteunen. Dit zegt iets over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] (hierna: [getuige] ). [getuige] zat het grootste deel van de tijd in een andere kamer, zodat hij niet veel kan hebben gehoord. Volgens de raadsman is er daarom geen wettig bewijs dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen dreigende uitlatingen heeft gedaan. Ook de in de tenlastelegging opgenomen klap aan [slachtoffer] kan niet worden bewezen, nu alleen [slachtoffer] hierover heeft verklaard. Daarbij heeft [slachtoffer] niet verklaard dat dit pijn of letsel ten gevolge heeft gehad. Verdachte betwist verder dat hij op 28 augustus 2017 ’s avonds een (dreigend) telefoongesprek met [slachtoffer] heeft gevoerd.
Ten aanzien van de ten laste gelegde gedachtestreepjes dat verdachte met [slachtoffer] naar een pinautomaat is gereden en dat [slachtoffer] een schuldbekentenis heeft ondertekend, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, kunnen deze niet worden gekwalificeerd als (dreigen met) geweld.
Nu volgens de raadsman niet kan worden bewezen dat er is gedreigd met geweld of dat er geweld is gebruikt in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), moet verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 augustus 2017 met anderen naar de garage van [slachtoffer] is gegaan, omdat hij van iemand “een heel zielig verhaal” had gehoord. De persoon die hem dit verhaal vertelde, zou nog geld van [slachtoffer] krijgen. Verdachte wil geen namen noemen, maar de rechtbank begrijpt uit de stukken van het dossier dat deze persoon [medeverdachte 1] betreft. Uit de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat verdachte in de garage voortdurend het woord voerde, dat hij duidelijk de leiding had en dat hij erg dreigend over kwam. De rechtbank gaat van deze verklaringen uit, temeer nu uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] diezelfde avond, terwijl hij zich op het politiebureau bevond, nog door verdachte is gebeld met de vraag: ‘hoe hij het ging doen’. Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte fysiek geweld heeft gebruikt door [slachtoffer] tijdens het gesprek in de garage een klap in zijn gezicht te geven. De enkele verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank – in het licht van de situatie zoals ook door getuige [getuige] geschetst- hiervoor afdoende bewijs. Daarbij merkt de rechtbank op dat - anders dan de raadsman stelt -, niet ieder onderdeel van de tenlastelegging hoeft te worden ‘gedekt’ door meerdere bewijsmiddelen.
De overige in de tenlastelegging genoemde uitlatingen en uitvoeringshandelingen hebben - in onderlinge samenhang bezien en gelet op de context waarin dit heeft plaatsgevonden – eveneens bijgedragen aan de algehele intimiderende sfeer van geweld en dreiging met geweld. De rechtbank merkt hierbij op dat bij de vraag of sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld volgens de wetsgeschiedenis wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik en dat het geweld of de dreiging daarmee van dien aard moet zijn geweest dat het geschikt is om de macht tot weerstand van het slachtoffer te breken. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak sprake. Verdachte en zijn medeverdachten waren tijdens het gesprek met [slachtoffer] getalsmatig in de meerderheid en hadden allen een imponerend uiterlijk. Daar komt bij dat [slachtoffer] wist dat in ieder geval één van hen lid was van Satudarah, een beruchte en – inmiddels ontbonden en verboden – motorclub. Op grond hiervan zag [slachtoffer] zich genoodzaakt om een schuldbekentenis te tekenen en om met verdachten naar een pinautomaat te rijden met de intentie om geld af te geven. Alleen omdat getuige [getuige] de rekeningen had geblokkeerd, is het zover niet gekomen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van een geldbedrag van [slachtoffer] .
3.3.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens en munitie die in de koffers van zijn motor zijn aangetroffen omdat verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van die wapens en munitie en dit voor een bewezenverklaring wel is vereist. Op deze wapens is geen DNA van verdachte aangetroffen en verdachte heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van die wapens. Verdachte zou zijn motor tijdens zijn vakantie drie weken daarvoor hebben uitgeleend en na terugkomst niet meer op de motor hebben gereden. Gelet op het arrest van het gerechtshof Den Haag (ECLI:GHDHA2014:2857) zijn enkel verdachte omstandigheden onvoldoende om aan te nemen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van wapens, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor het bewijs van het voorhanden hebben van wapens en munitie als bedoeld in artikel 13 dan wel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat verdachte over de wapens kon beschikken, dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk was en dat bij verdachte een meer of mindere mate van bewustheid bestond ten opzichte van het aanwezig hebben van de wapens. Of de aanwezigheid zelf voldoende is voor het bewijs van het voorhanden hebben, is afhankelijk van bijvoorbeeld de plaats en de wijze waarop het wapen en de munitie waren opgeborgen, van de vraag wie wanneer toegang tot het wapen en de munitie had, en van de verklaring die verdachte geeft voor de aanwezigheid van het wapen en de munitie.
De wapens en de bijbehorende munitie zijn aangetroffen in de koffers van de motor, waarvan verdachte de eigenaar is. Als uitgangspunt heeft te gelden dat verdachte als eigenaar daarom verantwoordelijk kan worden geacht voor de inhoud van de koffers van zijn motor. De motor stond onder een dekzeil in de afgesloten achtertuin. De koffers van de motor waren op slot en het sleuteltje hiervan is in de woning van verdachte aangetroffen. Onder deze omstandigheden mag van verdachte een redelijke verklaring worden gevergd voor het aantreffen van de wapens en munitie in de koffers van zijn motor. Een dergelijke verklaring heeft verdachte niet gegeven. Verdachte wil geen naam noemen van de persoon die zijn motor zou hebben geleend. Daarmee is de verklaring van verdachte dus in het geheel niet onderbouwd en niet verifieerbaar. De verklaring van verdachte dat een andere persoon de motor heeft geleend en toen de wapens in de koffers van zijn motor moet hebben gestopt, acht de rechtbank bovendien onaannemelijk. Verdachte beschikte immers zelf over het sleuteltje van de koffers, zodat een ander niet bij de vuurwapens kon komen. Daarnaast valt niet in te zien welk belang een andere persoon zou hebben om wapens in de koffers van de motor van verdachte te verbergen, zonder daarover de beschikking te kunnen hebben en daarbij bovendien het risico te lopen dat verdachte de wapens zou ontdekken. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij en gaat er vanuit dat het niet anders kan dan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de koffers van de motor en deze ook voorhanden heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is feit 2 daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 28 augustus 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
- met meerdere personen naar die [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij en/of zijn mededaders
- op dreigende/intimiderende wijze tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze direct het geld wilden, dat die [slachtoffer] moest gaan betalen, “linksom of rechtsom, het geld komt er” en dat ze niet voor niets waren gekomen, terwijl die [slachtoffer] wist dat een mededader tot de motorclub Satudarah behoorde;
- een klap in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gegeven;
- met die [slachtoffer] naar een pinautomaat is gereden teneinde [slachtoffer] geld te laten pinnen;
- een schuldbekentenis inhoudende dat maandelijks EUR 10.000,00 moest worden betaald door die [slachtoffer] heeft laten ondertekenen;
- heeft gezegd dat ze wisten waar die [slachtoffer] woonde en dat hij een vrouw had met twee kinderen;
- telefonisch tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “je gaat nu wijs lopen doen dan” en dat hij bij niet-nakoming de gevolgen zou weten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 4 september 2017 te Assendelft meerdere wapens van categorie I en/of II en/of III, te weten
  • een (automatisch) machinepistool en bijbehorende geluidsdemper en
  • een revolver (Lady Rossi) en
  • een vuurwapen uit gaspijp (twee metalen pijpen die middels inschuiven geschikt zijn om patronen af te schieten) en
een hoeveelheid munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest en tot een geldboete van € 10.000,--, bij niet betalen te vervangen door 85 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verzocht om het kentekenbewijs aan verdachte terug te geven en de wapens te onttrekken aan het verkeer.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer] . Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen verdachte had gezegd dat hij nog een geldbedrag tegoed had van [slachtoffer] , is verdachte – zonder dit verhaal te verifiëren – samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de garage van [slachtoffer] gegaan. Aldaar heeft verdachte [slachtoffer] bedreigd en geïntimideerd en heeft hij hem in zijn gezicht geslagen. [slachtoffer] is zo angstig geworden dat hij een schuldbekentenis heeft getekend en geprobeerd heeft om geld te pinnen. De impact van dit feit is voor [slachtoffer] groot geweest. [slachtoffer] is erg bang geweest dat hem of zijn gezin wat zou overkomen. Hij heeft na het incident zijn gezin elders ondergebracht en heeft een tijdlang in een hotel geslapen. Ook heeft hij een week later aan de politie verzocht of hij de aangifte kon intrekken, omdat hij erg bang was en hij bereid was om geld te betalen om ervan af te zijn. Daarbij speelt dat verdachte en tenminste één van zijn medeverdachten lid waren van de motorclub Satudarah. [slachtoffer] was ook op de hoogte van dit lidmaatschap van de medeverdachte en deze wetenschap heeft het intimiderende effect van de poging tot afpersing versterkt. Verdachte heeft bij de poging tot afpersing een leidende rol gehad. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Verder heeft verdachte een automatisch machinepistool, een revolver, een schietpijp en bij de wapens behorende munitie voorhanden gehad. Dergelijke zware wapens worden doorgaans gebruikt voor de zwaarste vormen van criminaliteit. Het ongecontroleerd bezit van deze wapens en munitie vormt een groot gevaar voor de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsfeiten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank ziet gelet op de aard van de feiten geen aanleiding om daarnaast aan verdachte ook een geldboete op te leggen.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een schietpijp en 9 patronen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een kentekenbewijs, dient te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 45, 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1
STK Wapen; 797096 ijzeren pijp met patroon in uiteinde
9
STK Patroon; 797978.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1
STK 738688A kentekenkaart.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mrs. J.W. Moors en C.O. Markenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2019.
Mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 februari 2019
Deze verklaring houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik ben op 28 augustus 2017 samen met anderen in de garage van [slachtoffer] geweest. Er is in de garage een briefje opgesteld.
De schietpijp die tijdens de doorzoeking in mijn woning op 4 september 2017 is aangetroffen, is van mij.
Ik ben de gebruiker van de motor die in mijn achtertuin staat en waarin wapens zijn aangetroffen.
Ten aanzien van feit 1:
- Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 28 augustus 2017 (dossierpagina’s 28-30)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Plaats delict : [adres] Loenersloot, binnen de gemeente Stichtse Vecht
Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 28 augustus 2017 om 12:00 uur en maandag 28 augustus 2017 om 20:00 uur.
Rond 15.30 uur hedenmiddag werd ik gebeld door een collega die tegen mij zei: er zijn een paar kornuiten die met jou willen spreken. Ik ben toen naar de zaak gegaan en daar zat mijn halfbroer [medeverdachte 1] met kornuiten. Eerst waren er 2 kornuiten met mijn halfbroer. Dat was een donkere man met grote armen en tattoos en bril op en hij voerde het woord. De andere was heel dik, blank en zei helemaal niets. Deze man had ik eerder gezien. Ik weet dat hij lid is of in ieder geval is geweest van de Satudarah.
De donkere man zei toen dat [medeverdachte 1] 200.000 euro zou willen. Uiteindelijk zijn we gekomen op 75.000 euro. Ze wilden direct het geld. Toen kreeg ik een klap in mijn gezicht en zei die donkere man dat ik nu ineens wel kon pinnen.
We zijn toen naar een pinautomaat gegaan. Ik reed in mijn auto met de jongen die als laatste binnen kwam. De anderen reden in een Q7, een grijze Audi, achter mij aan. Bij de pinautomaat liep er niemand met mij mee. Dat was in een postkantoortje in Abcoude. Mijn collega [collega] had het limiet gewijzigd en ik kon dus niet pinnen. We zijn vervolgens teruggereden naar de zaak. Er werd door de donkere man gezegd dat het nu niet 10.000 euro zou worden, maar 20.000. Dat bedrag wilden ze om 20.30 uur hebben op de zaak. Om 20.30 uur hadden we dus op de zaak afgesproken.
Er moest nog een kladje geschreven worden van 20.000 euro dat vanavond betaald zou worden en daarna elke maand 10.000 euro. Toen zijn ze vertrokken.
Ik voelde mij echt bedreigd. Ze hebben bedreigd met dat ze wisten waar ik woonde, dat ik een vrouw had met twee kinderen. Het voelde enorm intimiderend en bedreigend. Ik ben om half 9 naar het politiebureau in Zaandijk gegaan. Daar ben ik gebeld door een van de kornuiten van mijn halfbroer met een onbekend telefoonnummer. Het was duidelijk de stem van de donkere man die de hele tijd tegen mij heeft gesproken. Daar werd in gezegd dat we een afspraak hadden die ik niet na zou komen. En dat ik de gevolgen zou weten.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 28 augustus 2017 (dossierpagina’s 21-22)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 28 augustus 2017 had ik, verbalisant, dienst aan de balie van het politiebureau te Zaandijk. Omstreeks 20.20 uur zag ik een man de hal van het bureau binnenkomen. Ik hoorde de man tegen mij zeggen dat hij aangifte wilde doen omdat hij werd afgeperst.
Ik heb de gegevens van de man opgezocht in de politiesystemen en zag dat de man genaamd
was: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] .
Ik hoorde dat de mobiel telefoon van [slachtoffer] overging. Het tijdstip was omstreeks 20.30 uur. Ik zag dat [slachtoffer] zijn telefoon pakte en dat hij mij het scherm toonde. Ik zag dat hij werd gebeld door een anoniem nummer. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat “ze” dat waarschijnlijk waren. Hij vroeg mij of hij het gesprek kon aannemen. Ik heb daarop bevestigd geantwoord. Ik hoorde aan de andere kan van de lijn een mannenstem. Ik kan de stem omschrijven als een zware stem. Ik heb flarden van het gesprek opgevangen zoals: “ik bel je om te horen hoe jij het gaat doen”, “ik verwacht je zo bij de zaak”, “je gaat nu wijs lopen doen dan”, “vanmiddag kon je het wel”.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 28 november 2017 (dossierpagina’s 321-322)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Uit analyse van de historische verkeersgegevens over het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik geweest bij aangever [slachtoffer] , bleek dat er op 28-08-2017 te 20:34 uur een gesprek van 134 seconden heeft plaatsgevonden met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] was op voormelde dag vermoedelijk in gebruik bij de verdachte [verdachte] .
- Een schriftelijk bescheid, inhoudende een afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie d.d. 1 september 2017 (dossierpagina 251)
Dit afdrukrapport houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Achternaam: [achternaam]
Straat: [adres]
Woonplaats: [woonplaats]
- Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 31 augustus 2017 (dossierpagina’s 27-30)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
V: Eén van je medewerkers zou die Surinamer kennen of kunnen omschrijven. Wie is die medewerker?
A: [getuige] weet dat. Hij had onderzoek via Facebook gedaan en was er achter gekomen dat die man [verdachte] heet en mogelijk in [woonplaats] woont. [verdachte] was de man die constant het woord voerde en duidelijk de leiding had.
V: Je spreekt over drie mannen die in jouw zaak waren. Kun je die stuk voor stuk beschrijven en uitleggen wat hun rol was die maandag?
A: Ja.
Man 1: Dit is dan [verdachte] .
Man 2: Dit was die dikke man. Hij heeft bijna niets gezegd. Hij noemde alleen het bedrag dat [medeverdachte 1] wilde hebben. Deze man heet [medeverdachte 2] . Hij zit vol met tatoeages, ook in zijn gezicht.
Man 3: dit was een soort loopjongen. Hij heeft niets gezegd.
V: Hoe heb je maandag gereden naar de geldautomaat toe?
A: Ik reed in een gele Ford Ka met reclame van de garage erop. De jongen die als laatste erbij kwam, ging naast mij zitten. Ik heb gezien dat alleen de Audi Q7 achter mij aanreed. [medeverdachte 2] zat achter het stuur; [verdachte] zat naast hem. [medeverdachte 1] zat kennelijk achterin.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 13 maart 2018 (los opgenomen)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Toen ik op het bedrijf aankwam stonden de mannen bij mij aan de bar. Het waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ik was met name met [verdachte] aan het onderhandelen. Hij voerde namens de anderen het woord. Ik moest gaan pinnen en dan 10.000 euro betalen. Dit moest van hen, [verdachte] kwam met dit idee. Toen wij weer bij het bedrijf terug waren, zijn wij weer aan de bar gaan zitten.
Het klopt dat ik een klap heb gehad. Dat was tijdens ons eerste gesprek aan de bar. Het was een klap met de platte hand.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 31 augustus 2017 (dossierpagina’s 33-36)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 28 augustus 2017 omstreeks 15.00 uur was ik aan het werk in garage “ [garage]
”, gevestigd in Loenersloot. Mijn baas, [slachtoffer] , was op dat moment elders.
Ik zag hierna dat vier mannen het terrein op kwamen lopen en naar binnen kwamen. Ik zag dat [medeverdachte 1] één van de mannen was; hij is de halfbroer van [slachtoffer] . Een hele grote man vroeg aan mij waar [slachtoffer] was. Ik heb [slachtoffer] gebeld. Na ongeveer een half uur kwam [slachtoffer] op het bedrijf aan. Ik zat toen weer in het kantoor. Ik hoorde dat die grote geld man geld eiste van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] , die grote man en die dikke man waren toen binnen.
Ik ben verder gegaan met mijn werkzaamheden. Toen ik daarvan terugkwam zag ik dat [slachtoffer] en die mannen weg waren. Kort hierop zag ik dat [slachtoffer] en de mannen weer terugkwamen het pand in. Ik hoorde zeggen dat [slachtoffer] niet kon pinnen bij de bank. Ik hoorde ook spreken over een bedrag van € 10.000,= en even later over een bedrag van € 20.000=. Ik heb die grote man tegen [slachtoffer] horen zeggen dat hij veel van [slachtoffer] wist. Uit de hele gang van zaken maak ik op dat die grote man de leiding had. Hij voerde het woord vanaf het begin. Hij is, naast [medeverdachte 1] , de enige die het woord voerde. Die dikke man met de tatoeages heet [medeverdachte 2] . De grote man, die het woord voerde, is [verdachte] .
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris d.d. 13 maart 2018 (los opgenomen)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
[verdachte] heb ik de eerste of de tweede keer horen zeggen: “Je moet gaan betalen, linksom of rechtsom, dat geld komt er”. Hij zei ook: “We komen hier niet voor niets”.
Ten aanzien van feit 2:
- Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 5 september 2017 (dossierpagina’s 94-103)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 4 september2017, werd voor de aanhouding van [verdachte] (geboren [geboortedatum] ) binnengetreden in de woning aan de [adres] .
Tijdens de doorzoeking werden onder meer het volgende in beslag genomen:
Munitie en 3 vuurwapens.
Een lijst met een nadere specificatie van de in beslag genomen voorwerpen is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Goed Omschrijving Vindplaats
Vuurwapen IJzeren pijp met patroon in het uiteinde Kapstok
Munitie Action tas met rode patronen In doos onder de kapstok
Vuurwapen Zwarte tas met daarin een vuurwapen Linkerkoffer motor buiten in de tuin Vuurwapen Zwarte tas met daarin handvuurwapen, Rechterkoffer motor buiten in de tuin.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 4 september 2017 (dossierpagina’s 127-128)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op maandag 4 september 2017, was ik aanwezig in de woning gelegen aan liet [adres] . In de woning is woonachtig: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Ik zag dat er achter de woning een achtertuin gelegen was. Ik zag dat de achtertuin was afgesloten doormiddel van een schutting en een poortdeur. Ik zag dat er in de tuin een motorfiets stond. Ik zag dat de motorfiets was voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat er op de motorfiets stickers zaten van de motorclub Satudarah. Ik zag deze bovengenoemde kenmerken van de motorfiets toen ik een afdekzeil van de motorfiets had afgehaald. Ik zag dat er aan beide zijde van de motorfiets, aan de achterzijde, twee koffers bevestigd waren. Ik zag dat er op beide koffers een slot gevestigd zat. Ik ben hierop de woning ingelopen, om een sleutel te zoeken. Ik zag op de eettafel in de woonkamer een sleutelhanger met een sleutel liggen. Ik heb deze sleutel gepast op de koffers op de motorfiets. Ik zag en voelde dat de sleutel in het sleutelgat ging. Ik zag dat beide koffers geopend konden worden met deze sleutel.
In de koffer, aan de rechterzijde van de motorfiets trof ik een zwarte tas aan. In de zwarte tas zag een vuurwapen liggen. Ik zag naast dit vuurwapen een demper liggen. Ik zag naast deze goederen een doosje met munitie liggen.
In de koffer, aan de linkerzijde van de motorfiets trof ik een zwarte tas aan. In de zwarte tas trof ik een plastic boodschappen tas aan van winkelketen Dekamarkt. Ik zag dat er in deze tas twee voorwerpen lagen. Ik zag dat deze voorwerpen verpakt waren in zwarte rubber handschoenen. Ik zag aan het model dat dit voorwerp op een revolver leek. Ik zag en voelde dat er in de andere zwarte handschoen munitie zat.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 5 oktober 2017 (dossierpagina’s 211-212)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 4 september 2017 werd in de gemeente Zaanstad een voorwapen, te weten twee delen (gas)pijp met hagelpatroon in beslag genomen.
Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een vuurwapen betreft. De binnendiameter van de loop is zodanig groot dat hierin een kaliber 12 (jachtpatroon) kan worden geschoven/geplaatst. Het afvuren van het wapen geschiedt als volgt: Men plaatst een patroon in de loop en steekt de loop met het gedeelte waarin de patroon is geplaatst in het afvuurmechanisme. Men richt het geheel op een doel en brengt de loop en het afvuurmechanisme met kracht naar elkaar toe (inschuiven). De vaste slagpin zal het in de patroon aanwezige slaghoedje raken en het schot gaat af. Het wapen is door mij praktisch op zijn werking getest. Het wapen werkte naar behoren.
Gezien het vorenstaande is dit voorwerp een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 16 oktober 2017 (dossierpagina’s 217-218)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 6 september 2017 werd te Zaanstad een vuurwapen met munitie in beslag genomen, bijzonderheden revolver met munitie in handschoenen/sok verpakt.
Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een vuurwapen betreft. Het is een vuurwapen in de vorm van een revolver. Het model van dit wapen is; “Lady Rossi”.
Gezien het vorenstaande is dit voorwerp een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Bij het wapen tref ik tien (10) scherpe kogelpatronen in het kaliber “.38 special” aan. Deze munitie is in goede staat en gebruik gereed. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 16 oktober 2017 (dossierpagina’s 224-227)
Dit proces-verbaal houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 6 september 2017 werd in de gemeente Zaanstad een wapen in beslag genomen met geluiddemper, gevuld magazijn, en munitie. Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een vuurwapen betreft. Het is een vuurwapen in de vorm van een machinepistool.
Gezien het vorenstaande is dit machinepistool een automatisch-vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
Bij het wapen tref ik een aantal patronen/ munitie aan.
Deze patronen, kogelpatronen in het kaliber 9x19 millimeter (9 para) zijn voorzien van diverse bodemstempels. Zevenentwintig (27) kogelpatronen zijn voorzien van diverse bodemstempels. Tevens tref ik aan een plastic zak met daarin Eenentwintig (21) kogelpatronen welke zijn voorzien van diverse bodemstempels.
Verder tref ik aan een munitie doosje. In dit doosje tref ik aan vijftig (50) kogelpatronen.
Deze patronen zijn in goede staat en gebruik gereed.
Deze munitie is geschikt om met bovenomschreven vuurwapen te worden verschoten.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Bij het wapen tref ik verder een geluiddemper aan. Nader onderzoek wijst mij verbalisant uit dat het voorwerp een geluiddemper voor een vuurwapen betreft. Deze geluiddemper is een niet in het vuurwapen geïntegreerd voorwerp en bestemd om op de loopmonding van voornoemd machinepistool geschroefd te worden. Deze geluiddemper is bestemd en geschikt om te bewerkstelligen dat het geluid van het afgaan van het schot wordt gedempt.
Juridische omschrijving;
Gezien het vorenstaande is dit voorwerp een wapen, in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie.