Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- dagvaarding van 14 juni 2018, met producties
- conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie, met producties
- het tussenvonnis van 5 september 2018
- de conclusie van antwoord in reconventie, alsmede wijziging van eis
- het proces-verbaal van descente en comparitie van 28 januari 2019
- de brief van 6 februari 2019 van mr. Smit, met opmerkingen over het proces-verbaal
- de brief van 7 februari 2019 van mr. Van Velzen, met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
3.De vordering in conventie
Primair
4.De vordering in reconventie
in conventie en reconventie:
5.De opmerkingen van partijen over het proces-verbaal
6.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- De bewoordingen van de hiervoor onder 6.2.1 en 6.2.2 geciteerde verklaringen wijzen niet op het enkele gebruik van het stuk grond, maar wel op het bezit ervan. Zowel het woord “verkregen”, als de genoemde “tegenprestatie” wijzen daar op.
- Daar komt bij dat [gedaagden] het bezit heeft onderbouwd door niet alleen te verwijzen naar het plaatsen van voornoemde schutting in 1965, maar ook naar de garage die [naam 1] in 1973 heeft gebouwd. Die garage werd tegen de bakkerij van [naam 3] aan gebouwd en dus gedeeltelijk over de kadastrale erfgrens. Daarmee staat vast dat de toenmalige garage deels op het perceel van [eisers] is gebouwd.
- Dat komt weer overeen met de verleende bouwvergunning in 1973, waar als voorwaarde werd gesteld dat de door [naam 1] te bouwen garage tegen de bestaande schuur (van [naam 3] ) moest worden gebouwd. [gedaagden] heeft de kadastrale kaart overgelegd, die onderdeel uitmaakte van de bouwvergunning. Daarop is te zien dat de toen toegepaste erfgrens loopt van de hoek van de bakkerij in een rechte lijn naar de [adres 2] .
- Ten slotte is niet weersproken dat [naam 1] de grond aan zijn zijde van de schutting altijd heeft gebruikt, onder meer als toegangspad om naar zijn garage te gaan.
Bij de afsplitsing en verkoop van de strook grond - het huidige perceel met nummer 4093 - in augustus 2009 aan [eisers] is uitgegaan van de de facto erfgrens zoals ik die heb aangetroffen bij de koop in 2008. Hierbij is zorgvuldig gehandeld in overleg met de toenmalige eigenaar van [adres 2] , de heer [naam 6] , en met de heer [naam 7] , landmeter van het kadaster. De de facto erfgrens betrof een bestaande volwassen coniferenhaag, aan de zijde van het perceel [adres 2] . Op de onderstaande foto uit 2009 van het betreffende gedeelte van het perceel [adres 3] is deze coniferenhaag te zien ter linkerzijde van de garage met tevens zichtbaar de achterliggende schuur. Het is duidelijk waarneembaar dat er nog ruimte is tussen de garage en de verst uitstaande takken van de haag en daarmee ook de stammen van de coniferenrij die de feitelijke erfgrens vormen. (…)
7.De beslissing
27 maart 2019voor uitlating door [eisers] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2019 tot en met juli 2019 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,