ECLI:NL:RBNHO:2019:1892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2907
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiser, die sinds 2010 wegens psychische klachten arbeidsongeschikt was. De uitkering werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) per 3 maart 2017 beëindigd, na een herbeoordeling van eisers arbeidsmogelijkheden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 6 december 2017 is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemachtigde van de derde-belanghebbende, RestaurantB.V., niet verscheen. De rechtbank heeft een medisch deskundige, psychiater dr. [naam 1], ingeschakeld om de beperkingen van eiser te onderzoeken. In zijn rapport van 8 mei 2018 concludeerde dr. [naam 1] dat eiser beperkingen vertoont in het ondernemen en volhouden van activiteiten, maar dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking.

De rechtbank heeft de rapportages van de deskundigen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de FML (functionele mogelijkhedenlijst) van 13 juni 2018 een juiste weergave was van de arbeidsmogelijkheden en -beperkingen van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geduide functies medisch geschikt zijn voor eiser, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/2907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. de Heer),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Restaurant
[derde-partij]B.V., te [plaats] , gemachtigde: mr. L.K. Wouterse.

Procesverloop

Bij besluit van 2 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 3 maart 2017 beëindigd.
Bij besluit van 22 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigde van derde-belanghebbende Restaurant [derde-partij] B.V. is, met voorafgaande afbericht, niet verschenen.
Het onderzoek is ter zitting geschorst teneinde verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapportage van 15 december 2017 een nadere reactie gegeven.
Vervolgens heeft eiser bij brief van 3 januari 2018 zijn zienswijze gegeven.
Derde-belanghebbende heeft laten weten geen nadere reactie te willen indienen.
De rechtbank heeft vervolgens een medisch deskundige opdracht verleend eiser te onderzoeken en daarvan de rechtbank verslag te doen.
Op 8 mei 2018 heeft de deskundige, dr. [naam 1] , psychiater, rapport uitgebracht. Partijen hebben over en weer op dit rapport gereageerd, waarna de deskundige hierop op 8 oktober 2018 een schriftelijke reactie heeft uitgebracht.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 22 januari 2019, zonder het houden van een nadere zitting.

Overwegingen

1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als afwasser voor 37,93 uur per week in dienst van derde-belanghebbende. Op 18 november 2010 heeft hij zich vanwege psychische klachten ziekgemeld. Na een aan deze(ex-)werkgever opgelegde loondoorbetalingsverplichting heeft in november 2012 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in het kader van eisers aanspraak op een WIA-uitkering plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft bij die beoordeling een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Vervolgens heeft een beoordeling door de arbeidsdeskundige plaatsgevonden. Die heeft, gelet op de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid, vastgesteld dat eiser ongeschikt is voor zijn maatgevende arbeid en momenteel geen resterende verdiencapaciteit en daardoor voor 80-100% arbeidsongeschikt geacht moet worden. Als gevolg hiervan heeft verweerder aan eiser bij besluit van 6 december 2012 vanaf 1 december 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
1.2
Na een verzoek om herbeoordeling door de (ex-)werkgever in juli 2016 is eiser in november 2016 door de verzekeringsarts onderzocht. Deze heeft op 21 november 2016 een nieuwe FML opgesteld, waarin ten aanzien van eisers belastbaarheid minder beperkingen zijn aangenomen dan in de FML van 2012. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige van verweerder weer onderzoek verricht naar eisers arbeidsmogelijkheden en in zijn rapport van 21 december 2016 geconcludeerd dat eiser nog steeds ongeschikt is voor het verrichten van zijn maatgevende arbeid, maar wel in staat wordt geacht andere passende functies te verrichten. Hiermee kan hij 2,44% minder verdienen dan wat hij in zijn maatgevende arbeid verdiende voordat hij uitviel voor die arbeid. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.3
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en stelt dat het onderzoek onzorgvuldig en in strijd met het motiveringsbeginsel is. Zijn beperkingen zijn onderschat en er is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen.
1.4
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar informatie opgevraagd bij eisers psycholoog-psychotherapeut [naam 2] . Deze heeft bij brief van 7 mei 2017 gereageerd. In zijn rapportage van 10 mei 2017 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er sprake is van een vermindering van benutbare mogelijkheden. Hij stelt dat de anamnese grote overeenkomsten vertoont met die van 2012. In de FML van 2012 zijn echter forse beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren vastgelegd die niet in proportie stonden met de bevindingen van HSK en verzuimdiagnostiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de beperkingen in de FML die door de primaire verzekeringsarts zijn vastgelegd, de stoornissen van eiser voldoende weergeven. Hij ziet dan ook geen reden om af te wijken van het primair medisch oordeel, zoals dat naar aanleiding van het onderzoek in november 2016 is gegeven. Wat betreft de urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullende rapportage van 5 juli 2017 geconcludeerd dat de gestelde diagnose en de onderzoeksbevindingen geen aanknopingspunten geven om een urenbeperking aan te nemen.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Eiser heeft in beroep dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar. Eiser heeft ter verdere onderbouwing van zijn gronden een verklaring van psychiater [naam 3] van 21 november 2017 overgelegd. Verder heeft eiser de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen en hierbij een beroep gedaan op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (Korošec tegen de Republiek Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212; arrest Korošec).
3. Mede gelet op het verzoek van eiser tot het benomen van een deskundige, heeft de rechtbank besloten een psychiater als deskundige aan te wijzen om onderzoek te verrichten naar eisers klachten en zich uit te laten over de juistheid van de door verweerder vastgestelde belastbaarheid van eiser.
4.1
In zijn rapport van 8 mei 2018 concludeert psychiater dr. [naam 1] dat wat betreft activiteiten ondernemen, in gang zetten en volhouden eiser beperkingen heeft omdat het hem moeite kost de vermijding die met zijn stoornis samenhangt te doorbreken. In het onderzoek zijn geen beperkingen gezien die wijzen op problemen binnen het spectrum aandacht en concentratie. De stoornis leidt in psychiatrische zin op deze gebieden tot lichte tot matige beperkingen, die ook op datum in geding aanwezig waren. Op de vraag of [naam 1] kan instemmen met de vaststelling van de belastbaarheid van eiser zoals blijkt uit de FML geeft hij aan dat hij wat betreft de onderdelen persoonlijk functioneren en sociaal functioneren in grote lijnen instemt met de FML. Eiser heeft voor het beginnen en volhouden van activiteiten vanuit psychiatrisch oogpunt een beperking, wat invloed heeft op zelfstandig en doelmatig handelen. In de FML is hierop geen beperking aangegeven, maar zijn wel specifieke voorwaarden opgesteld die de beperkingen zouden kunnen ondervangen. Mogelijk dient een aanvullende en afzonderlijke beperking in de dimensies zelfstandig en doelmatig handelen te worden opgenomen, maar [naam 1] geeft aan dat dit aan een verzekeringsarts is om vast te stellen. Op het sociaal functioneren is in de FML voldoende rekening gehouden met de beperkingen die vanuit psychiatrisch oogpunt zijn beschreven. Wat betreft een urenbeperking heeft [naam 1] geconcludeerd dat hij geen stoornis heeft vastgesteld die een degelijke overweging over zo een beperking noodzakelijk maakt.
4.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn reactie van 13 juni 2018, als reactie op de rapportage van [naam 1] , geen aanleiding gezien om op medische gronden een andere beslissing te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat er specifieke voorwaarden zijn opgesteld om de beperkingen van eiser te ondervangen. De mate waarin [naam 1] de beperkingen inschat zijn onvoldoende doorslaggevend om als beperking te duiden in zelfstandig of doelmatig handelen, aangezien dit zeer forse beperkingen betreft die slecht bij ernstige stoornissen in aanmerking komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat uitgaande van het verminderde initiatief en het neigen tot vermijding, hij aanleiding ziet eiser aangewezen te achten op sturing en dit ook weer te geven in de FML in de vorm van een jobcoach. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom de FML aangepast per 13 juni 2018.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 5 juli 2018 naar aanleiding van de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de aangepaste FML, geconcludeerd dat alle geduide functies nog passend zijn en dat de in bezwaar vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet wijzigt. Na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat eiser is aangewezen op een jobcoach en dat hierbij wordt gedoeld op de lichtste vorm van begeleiding. Eiser is in staat eenvoudige handelingen zelf uit te voeren zolang het werk volgens een vast patroon wordt verricht. Bij veranderingen of problemen moet om hulp kunnen worden gevraagd of moet hulp aangeboden kunnen worden. Bij alle in bezwaar geduide functies wordt vanuit een vast patroon gewerkt en zijn de werkzaamheden duidelijk omschreven. Hulp is in de vorm van collega’s en/of een leidinggevende altijd aanwezig. Bovendien kan een jobcoach daarbij extra ondersteuning geven en kan de coach de leidinggevende en/of collega’s instrueren hoe eiser te begeleiden.
4.3
Derde-belanghebbende heeft vervolgens een deskundige ingeschakeld, medisch adviseur drs. [naam 4] , die op 9 juli 2018 een rapportage heeft opgesteld. Hij kan zich vinden in de door [naam 1] vastgestelde diagnose, maar ziet geen enkele aanleiding om meer beperkingen in de FML aan te nemen dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen.
4.4
Bij reactie van 1 augustus 2018 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om gelet op het rapport van [naam 4] , tot bijstelling van de FML te komen dan wel op grond van medische gronden een andere beslissing te nemen.
4.4
[naam 1] heeft in het rapport van 8 oktober 2018 gesteld dat het rapport van [naam 4] niet leidt tot andere conclusies dan die in zijn rapport van 8 mei 2018 zijn neergelegd. Op de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 augustus 2018 heeft [naam 1] vanuit psychiatrisch oogpunt geen andere overwegingen die tot aanpassing van de oorspronkelijke rapportage moeten leiden.
4.5
Evenmin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn laatste rapportage van 24 oktober 2018 aanleiding gezien tot verdere reactie of aanleiding gezien om op medische gronden een andere beslissing te nemen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat het psychiatrisch onderzoek van [naam 1] zorgvuldig en volledig is geweest. [naam 1] heeft met eiser gesproken en heeft kennis genomen van alle beschikbare informatie. Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Wat de rapportage van [naam 1] betreft, neemt de rechtbank zijn deskundigheid aan en acht zij zijn rapportage overtuigend. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken, is de rechtbank niet gebleken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de ingeschakelde onafhankelijke en onpartijdige psychiater bij uitstek de deskundigheid bezit om beperkingen op het psychische vlak te onderkennen en dat hij zijn oordeelsvorming heeft gebaseerd op eigen onderzoek van eiser en op de medische gegevens. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om eisers stelling te volgen dat zijn beperkingen op de datum in geding zijn onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen in de FML. Eiser heeft ook niet meer met aanvullende stukken gereageerd op de rapportages van de vaste deskundige, de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de medisch adviseur van derde-belanghebbende.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanknopingspunten zijn
voor het oordeel dat de FML van 13 juni 2018 geen juiste weergave vormt van de arbeidsmogelijkheden en -beperkingen van eiser.
5.2
Uitgaande van de juistheid van de FML van de met betrekking tot eisers vastgestelde medische beperkingen is de rechtbank van oordeel dat de geduide functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht geschikt zijn voor eiser. Met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 juli 2018 is dit inzichtelijk en overtuigend toegelicht. Dit betekent dat ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist is.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. M. Abbas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.