ECLI:NL:RBNHO:2019:1606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
C/15/285169 / JU RK 19-332
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en voorlopige ondertoezichtstelling voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2019 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling en het gedrag van de minderjarige, die in de afgelopen weken in ernst zijn toegenomen. De minderjarige vertoont zelfbepalend gedrag, heeft moeite met school en er zijn vermoedens van onvrijwillige seksuele contacten. De relatie tussen de minderjarige en haar moeder is ernstig verstoord, en de vader speelt momenteel geen rol van betekenis in haar leven. De rechtbank heeft op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging.

De rechtbank heeft ook de voorlopige ondertoezichtstelling toegewezen, omdat hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende van de grond is gekomen. De rechtbank heeft de zorgen van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming serieus genomen en benadrukt dat er een jeugd- en gezinsbeschermer moet worden aangesteld om de regie te voeren over de noodzakelijke hulpverlening. De rechtbank heeft de locatie Antonius van Horizon als voorlopig geschikt bevonden voor de gesloten plaatsing, ondanks de zorgen over de staat van het pand en de veiligheidseisen. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsvrouw van de minderjarige tot benoeming van een bijzondere curator en tot plaatsing in een andere accommodatie afgewezen, maar heeft wel de Raad opgedragen om actuele informatie te verstrekken over de behandeling van de minderjarige en haar toekomstperspectief.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
zaakgegevens: C/15/284697/ JU RK 19/239 (vmgj op verzoek GI)
C/15/285169 / JU RK 19-332 (vots en mgj op verzoek Raad voor de Kinderbescherming)
datum uitspraak: 20 februari 2019
beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen de Raad, gevestigd te Haarlem,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats] ,
[de vader] ,hierna te noemen: de vader, wonende te [plaats] ,
De Jeugd -en Gezinsbeschermers,gecertificeerde instelling voor jeugdhulp, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- een beschikking voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp in vrijwillig kader met instemming van ouders met gezag (zaak- en rekestnummer: C/15/284697/ JU RK 19/239) d.d. 7 februari 2019 en de stukken die door de GI in dit kader zijn ingediend;
- een verweerschrift van mr. N.J.M. Plat, raadsvrouw van [de minderjarige] , d.d. 14 februari 2019;
- een aanvulling van mr. N.J.M Plat op dit verweerschrift d.d. 15 februari 2019, waarin verzocht wordt om een descente te laten plaatsvinden op de Jeugdzorg Plus locatie Antonius van Horizon (hierna: locatie Antonius van Horizon);
- het ter zitting van 19 februari 2019 gedane mondelinge verzoek van de Raad, strekkende tot een voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en strekkende tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, schriftelijk bevestigd op 20 februari 2019;
- de verklaring d.d. 12 februari 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmingsverklaring d.d. 9 februari 2019 van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
1.2
Op 19 februari 2019 heeft, voorafgaand aan de zitting, door de meervoudige kamer
van deze rechtbank, een descente plaatsgevonden op locatie Antonius van Horizon. Hierbij
zijn tevens onder meer aanwezig geweest [medewerker GI] namens de GI, [medewerker Horizon, locatie Antonius]
, werkzaam bij Horizon, mr. N.J.M. Plat, raadsvrouw van [de minderjarige] , en
mr. J. Keekstra, raadsvrouw van de moeder en de moeder van [de minderjarige] .
1.3
Op 19 februari 2019 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [medewerker Raad] , namens de Raad;
- [medewerker GI] en [medewerker GI] , namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Keekstra;
- [de minderjarige] , bijgestaan door mr. N.J.M. Plat;
- [medewerker Horizon, locatie Antonius] , als gedragsdeskundige werkzaam bij Horizon, locatie Antonius;
- [medewerker Horizon, locatie Antonius] , als eindverantwoordelijke werkzaam bij Horizon, locatie Antonius;
- [medewerker Horizon, locatie Antonius] , als mentor (van [de minderjarige] ) werkzaam bij Horizon, locatie Antonius.
1.4
[de minderjarige] is in bijzijn van haar raadsvrouw eerst afzonderlijk gehoord.
1.5
De vader van [de minderjarige] is, in bijzijn van de Raad, de GI en de betrokkenen van Horizon, op een afzonderlijk tijdstip gehoord.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2019 een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken, waarna [de minderjarige] is geplaatst bij locatie Antonius van Horizon. Daarvoor woonde [de minderjarige] bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1
Op 19 februari 2019 is ter zitting behandeld een verzoek van de GI tot het verlenen van een (voorlopige) machtiging gesloten jeugdhulp, voor de duur van zes maanden, met instemming van de gezaghebbende ouders (zaak- en rekestnummer C/15/284697/ JU RK 19/239).
3.2
[medewerker Raad] heeft ter zitting namens de Raad een mondeling verzoek gedaan tot voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , voor de duur van drie maanden. Daarnaast heeft de Raad verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, maximaal voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Aan deze verzoeken is – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.3
De Raad heeft zich aangesloten bij de door de GI beschreven zorgen over [de minderjarige] . De Raad stelt vast dat de verstandhouding tussen de ouders complex is. Daarbij is duidelijk geworden dat de verstandhouding tussen de moeder en [de minderjarige] al enige tijd verstoord is en verder is verslechterd sinds de moeder haar toestemming heeft verleend voor een gesloten plaatsing van [de minderjarige] . De Raad ziet dat het problematisch is om de noodzakelijke behandeling van [de minderjarige] in het huidige vrijwillige kader van de grond te krijgen. Gelet op alle omstandigheden acht de Raad regievoering door een jeugd- en gezinsbeschermer in een gedwongen kader noodzakelijk.
3.4
Wat betreft de locatie Antonius van Horizon, heeft de [medewerker Raad] aangegeven dat er vanuit de Raad zorgen bestaan over de zorg en veiligheid die op deze locatie op dit moment kan worden geboden en de Raad het van belang acht dat de rechtbank zich over de plaatsing van jongeren op de locatie Antonius uitlaat. De zorgen zien niet op de methodiek ‘JouwZorg’ die Horizon hanteert, maar op het feit dat de locatie Antonius zich nog in de opstartende fase bevindt en dit veel onrust met zich brengt voor de kwetsbare jongeren die daar worden geplaatst. De Raad staat hierover in nauw contact met de ketenpartners, Horizon en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

4.Het standpunt van de GI

4.1
[medewerker GI] heeft ter zitting namens de GI aangevoerd dat er al langere tijd zorgen bestaan over [de minderjarige] , die in de afgelopen periode in ernst zijn toegenomen. [de minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag, gaat niet naar school en er bestaan vermoedens van alcohol- en drugsgebruik. Ook bestaat het vermoeden dat [de minderjarige] tegen haar zin in seksuele handelingen moet verrichten, in ruil voor goederen. Hulpverlening in de thuissituatie is onvoldoende van de grond gekomen en een kortdurende plaatsing van [de minderjarige] op Triversum heeft ook niet tot het gewenste resultaat geleid. Volgens de gemeente kwam de hulpverlening na de opname van [de minderjarige] op Triversum niet van de grond, omdat de moeder geen klik had met de hulpverlener. De zorgen over [de minderjarige] zijn inmiddels dusdanig ernstig dat haar veiligheid zowel thuis als in een open setting thans niet kan worden gewaarborgd. Een plaatsing
op Fier Fryslân te Leeuwarden is overwogen. Deze optie was door de gemeente nog niet met [de minderjarige] besproken, maar via de raadsvrouw heeft de GI vernomen dat [de minderjarige] hiervoor niet open staat. [de minderjarige] zal zekerheidshalve wel op de wachtlijst van Fier Frieslân blijven staan.
4.2
Wat betreft het verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , heeft [medewerker GI] ter zitting namens de GI aangegeven dat een ondertoezichtstelling in een eerder stadium al noodzakelijk werd geacht. De Raad stond hier toen echter niet achter, omdat er sprake was van een gesloten plaatsing met instemming van de gezaghebbende ouders. De GI acht een zogenaamde ‘vrijwillige’ gesloten plaatsing in dit geval echter niet wenselijk, omdat dit een negatieve invloed heeft op de al verstoorde relatie tussen de moeder en [de minderjarige] . Daarbij speelt de gezaghebbende vader op dit moment geen actieve rol in het leven van [de minderjarige] .

5.Het standpunt van [de minderjarige]

5.1
Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
5.1.1
Namens [de minderjarige] is door mr. N.J.M. Plat aangevoerd dat zij de gronden voor de gesloten plaatsing betwist. [de minderjarige] herkent zich niet in de beschreven zorgen en is dan ook van mening dat het verzoek tot een gesloten plaatsing moet worden afgewezen. [de minderjarige] heeft nooit gedwongen seksuele contacten gehad. [de minderjarige] erkent dat zij af en toe blowt, maar doet dit niet onder schooltijd. Verder heeft [de minderjarige] moeite met haar huidige school, omdat zij op deze school niet op het juiste niveau onderwijs kan krijgen. [de minderjarige] twijfelt aan de resultaten van de eerder afgenomen IQ-test, omdat het ten tijde van het afnemen van deze test niet goed met haar ging. [de minderjarige] wil graag een nieuwe IQ-test, zodat zij op een andere school passend onderwijs kan gaan volgen. Desgevraagd heeft [de minderjarige] aangegeven dat zij misschien één of twee weken heeft gespijbeld, maar verder gewoon naar school is gegaan. [de minderjarige] staat niet open staat voor hulpverlening, omdat de eerder ingezette hulp niet tot verbetering heeft geleid. [de minderjarige] voelt zich door de hulpverlening niet serieus genomen. Desgevraagd heeft [de minderjarige] ter zitting aangegeven dat zij wel iemand zou willen om af en toe haar verhaal aan te kunnen vertellen. Behandeling door een therapeut vindt zij niet nodig. Voorts heeft [de minderjarige] desgevraagd aangegeven dat zij naar huis wil en zelfmoord zal plegen als zij nog langer in een gesloten instelling moet verblijven.
Door de raadsvrouw is verder nog aangevoerd dat er ten onrechte geen familiegroepsplan is opgesteld, alvorens over te gaan tot een gesloten plaatsing van [de minderjarige] . Ook dit is een reden waarom om afwijzing van de verzoeken wordt verzocht.
5.1.2
Subsidiair is verzocht om de termijn van de gesloten plaatsing van [de minderjarige] te beperken tot in totaal maximaal drie maanden en het verzoek voor het overige af te wijzen. Hierbij is naar voren gebracht dat Horizon een traject aanbiedt van maximaal drie tot vier maanden. Daarbij blijkt uit de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper dat een te lange gesloten plaatsing contra-productief zou kunnen werken.
5.1.3
Met een voorlopige ondertoezichtstelling is [de minderjarige] het niet eens, maar de raadsvrouw acht deze maatregel wel in het belang van [de minderjarige] . De relatie tussen de moeder en [de minderjarige] was al verstoord en is nog meer onder druk komen te staan sinds de moeder haar toestemming heeft verleend voor een gesloten plaatsing van [de minderjarige] . Daarbij is de gezaghebbende vader al langere tijd niet betrokken bij [de minderjarige] en is ook de verstandhouding tussen de ouders van [de minderjarige] verstoord.
5.2
Tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdhulp
5.2.1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van artikel 6.2.1 van de Jeugdwet, een machtiging gesloten jeugdhulp slechts ten uitvoer kan worden gelegd in een geregistreerde gesloten accommodatie. Het zogenaamde ‘locatiebesluit’ voor locatie Antonius van Horizon is echter nog niet geregistreerd in de Staatscourant. Dit betekent dat een machtiging gesloten jeugdhulp niet op deze locatie ten uitvoer zou mogen worden gelegd.
5.2.2
Voorts heeft de raadsvrouw zich wat betreft de locatie Antonius van Horizon op het standpunt gesteld dat hier nog geen (kwetsbare) jongeren geplaatst hadden mogen worden, omdat niet voldaan is aan de nodige gezondheids- en veiligheidseisen. Het pand is gedateerd en het veiligheidsniveau is laag. Aardappelschilmesjes liggen voor het grijpen, de ramen kunnen open en er zijn geen piepers in geval van nood. Daarbij is de locatie nog niet gereed om onderwijs te geven, omdat het meubilair hiervoor nog niet aanwezig is. Ook wordt op de locatie nog volop verbouwd, wat voor stof- en geluidsoverlast zorgt. Hierbij is van belang dat [de minderjarige] allergisch is voor huisstofmijt.
De raadsvrouw heeft tijdens de descente weliswaar geconstateerd dat er (sinds een week) verbeteringen zijn aangebracht op locatie Antonius van Horizon, maar het is niet realistisch om te verwachten dat de locatie binnen korte termijn voldoende op orde zal zijn. De kamers zijn nog niet gereed, er is sprake van enkel glas, de leefruimtes moeten nog worden gestuct, de vloer moet nog worden gelegd en er hangen stroomdraden uit de muur. Daarbij bestaat er onduidelijkheid over de start van het onderwijs, de dagbesteding, de diagnostiek en behandeling van [de minderjarige] . Tenslotte is het zorgelijk te noemen dat er op locatie Antonius van Horizon jongeren met verschillende (ernstige) problematiek op één groep verblijven, te meer nu de jongeren ‘s nachts ‘regisseur’ zijn over hun eigen deur en dan ook zelf bepalen of deze al dan niet op slot gaat.
5.2.3
Gelet op het vorenstaande heeft de raadsvrouw verzocht om bij het eventueel verlenen van de machtiging gesloten jeugdhulp te bepalen dat deze ten uitvoer moet worden gelegd in het Transferium te Heerhugowaard dan wel in de regio Noord-Holland Noord (met uitsluiting van de locatie Antonius van Horizon). Volgens de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet is de rechtbank hiertoe bevoegd. Voorkomen dient te worden dat [de minderjarige] na een eerste wegloopactie buiten de regio wordt geplaatst. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om mr. E.F.E. Hoekstra als bijzondere curator te benoemen, teneinde de verdere ontwikkelingen rond de locatie Antonius van Horizon en de (door-)plaatsing van [de minderjarige] te monitoren.

6.Het standpunt van de moeder

6.1
Door en namens de moeder is ter zitting aangegeven dat zij het eens is met een voorlopige ondertoezichtstelling en een gesloten plaatsing van [de minderjarige] . [de minderjarige] vertoont in toenemende mate zelfbepalend gedrag en de moeder maakt zich ernstige zorgen over haar. De moeder is, mede gelet op haar eigen beperkte draagkracht, op dit moment niet bij machte om [de minderjarige] te bieden wat zij nodig heeft. De moeder is al langere tijd bezig met het inzetten van hulpverlening voor [de minderjarige] , maar de juiste hulp is tot op heden niet van de grond gekomen. Er was contact met Stichting de Praktijk, maar hun visie op de situatie verschilde van de hulpvraag van de moeder. Ook de plaatsing op Triversum was niet passend, omdat dit slechts een observatie betrof. Na de plaatsing op Triversum heeft de moeder geprobeerd om hulpverlening in te schakelen via de huisarts. Het verhaal dat de moeder geen klik had met de hulpverlening is onjuist. Wel was de moeder van mening dat het voor ambulante hulpverlening, gelet op de ernst van de situatie, te laat was. Het vertrouwen van de moeder in het zorgstelsel is door de gehele gang van zaken beschadigd en een ondertoezichtstelling is inmiddels onafwendbaar. De moeder acht deze maatregel van belang, gelet op de verstandhouding tussen haar en [de minderjarige] alsmede de verstandhouding tussen de moeder en de vader.
6.2
Wat betreft de plaatsing van [de minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon, heeft de moeder zich aangesloten bij de door de raadsvrouw van [de minderjarige] naar voren gebrachte zorgen.

7.Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het eens is met een gesloten plaatsing van [de minderjarige] en open staat voor een ondertoezichtstelling. De vader en zijn partner hebben in november 2018 voor het laatst contact gehad met [de minderjarige] . Daarvoor heeft de vader [de minderjarige] ongeveer 1,5 jaar niet gezien. Het laatste contact met [de minderjarige] in november 2018 is in de visie van de vader en zijn partner positief verlopen. Ook het contact via WhatsApp met [de minderjarige] verliep prettig. Het was echter merkbaar dat er vanuit het thuisfront aan [de minderjarige] werd getrokken en zij het hier moeilijk mee had. Sinds de plaatsing van [de minderjarige] op Triversum is er geen contact meer met haar geweest. [de minderjarige] heeft de vader op haar telefoon geblokkeerd. Ook de moeder blokkeert alle contact met de vader. De vader wordt door de moeder onterecht afgeschilderd als een agressieve man met een drankprobleem. De vader zou graag weer een rol willen vervullen in het leven van [de minderjarige] (en haar zus).

8.Visie van Horizon

8.1
Ten aanzien van [de minderjarige]
8.1.1
[medewerker Horizon, locatie Antonius] , gedragsdeskundige, heeft ter zitting aangegeven dat [de minderjarige] bij binnenkomst veel weerstand liet zien, maar langzaam tot rust begint te komen. Zichtbaar is dat [de minderjarige] moeite heeft met het reguleren van haar emoties. De stabilisatiefase is bijna afgerond. Op korte termijn vindt er een perspectiefplanbespreking plaats. Ook zal er een JIM (informele mentor) worden uitgekozen. Het doel van de methodiek ‘JouwZorg’ is
om een door het gehele gezinssysteem gedragen plan op te stellen, waarbij zal worden bepaald welke behandeling [de minderjarige] nodig heeft en waar deze behandeling het beste kan plaatsvinden. Er wordt hierbij goed gekeken naar de behoefte van het gezin. In het gehele proces heeft [de minderjarige] ook een belangrijke stem. In het algemeen is het streven om in een periode van drie maanden een gedegen behandelplan van de grond te krijgen. Bij jongeren zoals [de minderjarige] , met een beneden gemiddelde intelligentie, zal echter meer tijd nodig kunnen zijn. [de minderjarige] heeft meer herhaling nodig om dingen goed tot zich door te kunnen laten dringen.
8.1.2
Wat betreft de suïcidale uitlatingen van [de minderjarige] heeft [medewerker Horizon, locatie Antonius] aangegeven dat naar aanleiding hiervan een risicotaxatie is opgesteld en er een telefonisch consult heeft plaatsgevonden met een psychiater, waarna een laag risico op suïcide is vastgesteld. Er lijkt op dit moment meer sprake te zijn van een schreeuw om hulp dan een daadwerkelijk plan tot het plegen van suïcide. Desondanks wordt de stemming van [de minderjarige] elke dag gemonitord en is er een veiligheidsplan opgesteld. Als haar stemming verandert, dan zal hierop actie worden ondernomen door het veiligheidsniveau te intensiveren.
8.2
Ten aanzien van de locatie Antonius van Horizon
8.2.1
[medewerker Horizon, locatie Antonius] , eindverantwoordelijke bij de locatie Antonius van Horizon, heeft ter zitting aangegeven dat de locatie Antonius op 4 februari 2019 is gestart, op dringend verzoek van de gemeentes in Noord-Holland Noord. Gelet op de zeer korte termijn tussen de oplevering van het gebouw en de voornoemde startdatum, loopt een aantal zaken gelijktijdig. Het gebouw wordt in orde gemaakt voor de methodiek ‘JouwZorg’ en daarnaast wordt in een hoog tempo gewerkt aan het achterstallig onderhoud van het gebouw. Het is de bedoeling dat de afdeling waar [de minderjarige] verblijft, eind deze week geheel af is om in totaal tien tot twaalf jongeren te kunnen plaatsen. Daarna zullen de werkzaamheden worden verplaatst naar een andere afdeling, waar voorlopig nog geen jongeren zullen worden opgevangen. Voorts heeft [medewerker Horizon, locatie Antonius] aangegeven dat het ‘locatiebesluit’ binnenkort zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en er nauw contact is met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De verwachting is dat de inspectie Gezondheidzorg en Jeugd de locatie Antonius binnen twee maanden zal bezoeken.

9.De beoordeling

9.1
Voorlopige ondertoezichtstelling
9.1.1
Op grond van artikel 1:257, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een minderjarige voorlopig onder toezicht worden gesteld van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor het kind weg te nemen. De rechtbank is van oordeel dat aan deze gronden is voldaan en neemt hierbij het volgende in overweging.
9.1.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er al langere tijd ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling en het gedrag van [de minderjarige] . Deze zorgen zullen onder het
kopje ‘machtiging gesloten jeugdhulp’ van deze beschikking nader worden beschreven. Gelet op de ernst van de zorgen en het feit dat hulpverlening niet van de grond kwam,
heeft de kinderrechter bij beschikking van 7 februari 2019, op verzoek van de GI, een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp verleend, voor de duur van vier weken. Een dergelijke machtiging kan zonder ondertoezichtstelling slechts worden verleend indien de gezaghebbende ouders hiervoor toestemming geven. In die zin betreft het een ‘vrijwillige’ plaatsing.
9.1.3
Gebleken is dat de verstandhouding tussen de moeder en [de minderjarige] , welke voor de
plaatsing op de locatie Antonius van Horizon al ernstig onder druk stond, na het verlenen van de machtiging gesloten jeugdhulp verder is verslechterd. [de minderjarige] neemt het haar moeder zeer kwalijk dat zij toestemming heeft gegeven voor haar gesloten plaatsing. Voor [de minderjarige] is eveneens onbegrijpelijk dat haar vader, eveneens met het gezag belast, ook toestemming heeft gegeven voor haar gesloten plaatsing, terwijl hij al langere tijd niet betrokken is. Voorts is gebleken dat ook de verstandhouding tussen de ouders verstoord is. Het lukt hen niet om op ouderniveau met elkaar te communiceren. Er vindt geen enkele vorm van contact tussen hen plaats, terwijl de vader heeft aangegeven dat hij weer invulling zou willen geven aan zijn rol als vader voor [de minderjarige] . Ook neemt de rechtbank mee, zoals hieronder ook nog zal worden overwogen, dat [de minderjarige] niet open staat voor hulpverlening.
9.1.4
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] toewijzen. De rechtbank acht het van belang dat er in
een gedwongen kader een jeugd- en gezinsbeschermer wordt aangesteld, nu gebleken is dat hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende van de grond is gekomen. Het is gelet op de duur en complexiteit van de zorgen en de complexiteit van het gezinssysteem, van belang dat een jeugd- en gezinsbeschermer de regie kan voeren met betrekking tot de in te zetten hulpverlening.
9.1.5
De Raad zal in de komende periode nader onderzoek verrichten naar de vraag of een ondertoezichtstelling voor een langere duur noodzakelijk is.
9.2
Machtiging gesloten jeugdhulp
9.2.1
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De rechtbank is van oordeel dat aan de voornoemde gronden is voldaan en neemt hierbij het volgende in overweging.
9.2.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er al langere tijd op
meerdere leefgebieden zorgen bestaan over [de minderjarige] , die in de afgelopen weken in ernst zijn toegenomen. [de minderjarige] vertoont zeer zelfbepalend gedrag, heeft moeite met het uiten van
haar emoties en haar schoolgang verloopt zeer moeizaam. Voorts bestaat het vermoeden dat [de minderjarige] onvrijwillige seksuele contacten heeft gehad. De relatie tussen de moeder en [de minderjarige] is ernstig verstoord, waardoor de moeder op dit moment niet bij machte is om haar gezag over [de minderjarige] uit te oefenen. De verhouding tussen de draagkracht van moeder en haar draaglast is uit balans. De vader speelt, hoewel hij dit zelf graag anders zou willen zien, op dit moment geen rol van betekenis in het leven van [de minderjarige] .
9.2.3
Uit de instemmingverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper blijkt voorts dat [de minderjarige] een belaste voorgeschiedenis heeft. Volgens de gedragswetenschapper is sprake van een eenzaam en boos meisje dat lange tijd is blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen. De trauma’s van [de minderjarige] zijn tot op heden onbehandeld gebleven. Behandeling dient volgens de gedragswetenschapper dan ook op de voorgrond te staan. [de minderjarige] dient haar verleden te verwerken, zodat zij haar emoties niet meer hoeft te doven door middel van blowen.
Volgens de gedragswetenschapper is een gesloten plaatsing thans de enige manier om
ervoor te zorgen dat [de minderjarige] de hulp die zij nodig heeft gaat aanvaarden. De rechtbank
sluit zich hierbij aan en overweegt in dit kader ook dat ter zitting duidelijk is geworden dat [de minderjarige] de beschreven zorgen niet herkent dan wel erkent. Het risico dat [de minderjarige] zich aan de noodzakelijke hulpverlening zal onttrekken is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanzienlijk.
De rechtbank komt op grond van het hiervoor genoemde tot de slotsom dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is.
9.2.4
De rechtbank passeert het verweer van de raadsvrouw dat er een familiegroepsplan had moeten worden opgesteld alvorens tot gesloten plaatsing kon worden overgegaan. Op grond van artikel 6.1.10, tweede lid, van de Jeugdwet biedt de kinderrechter (lees: de rechtbank), alvorens een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, de mogelijkheid een familiegroepsplan op te stellen. Slechts indien de ouders te kennen geven hiervan geen gebruik wensen te maken, de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van het kind hiertoe aanleiding geven of de belangen van het kind anderszins geschaad worden, kan de kinderrechter (lees: de rechtbank) hiervan afzien.
In de gegeven omstandigheden is de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van de problematiek van [de minderjarige] , van oordeel dat een familiegroepsplan niet kon worden afgewacht zonder acuut en ernstig gevaar voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Bovendien heeft de moeder aangegeven dat zij de zorg voor [de minderjarige] niet langer kan dragen en speelt de vader momenteel geen rol van betekenis in het leven van [de minderjarige] . Het ontbreken van een familiegroepsplan staat in dit geval dan ook niet in de weg aan het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp.
9.2.5
Alvorens in te gaan op de termijn van de gesloten plaatsing van [de minderjarige] , zal de rechtbank hieronder ingaan op de verweren met betrekking tot de plaatsing van [de minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon.
9.3
De plaatsing op locatie Antonius van Horizon
9.3.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw is verzocht, de
machtiging gesloten jeugdhulp slechts te verlenen voor een plaatsing op Transferium dan wel een plaatsing in de regio Noord-Holland (met uitsluiting van de locatie Antonius van Horizon), en neemt hierbij het volgende in overweging.
9.3.2
Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de start voor de locatie Antonius van Horizon op 4 februari 2019 te vroeg is geweest. De locatie was toen nog niet op orde omdat er nog ingrijpende (ver)bouw- en opknapwerkzaamheden plaatsvonden, die veel overlast voor de bewoners hebben veroorzaakt. Sinds de opening zijn er echter op meerdere vlakken wezenlijke verbeteringen aangebracht wat betreft de staat van het pand en de voor gesloten jeugdhulp vereiste veiligheid. Namens Horizon is ter zitting aangegeven dat de afdeling waar [de minderjarige] thans verblijft, aan het einde van deze week volledig klaar zal zijn. De werkzaamheden zullen zich daarna verplaatsen naar een andere afdeling, waar voorlopig nog geen jongeren zullen worden geplaatst. Met het bieden van onderwijs aan de jongeren zal op zeer korte termijn worden gestart. Voorts neemt de rechtbank in overweging dat de begeleiding op de locatie Antonius intensief is door het beperkte aantal jongeren dat daar op dit moment is geplaatst. De rechtbank gaat er vanuit dat de begeleiding en het veiligheidsniveau wordt opgeschaald als de specifieke problematiek van een jongere hiertoe noodzaakt – zoals ten aanzien van [de minderjarige] ter zitting is aangegeven – als ook in het geval van een toename van het aantal jongeren op de locatie.
9.3.3
De rechtbank is op grond van het voorgaande alsmede op basis van haar eigen waarnemingen tijdens de descente op 19 februari jl. van oordeel dat op de locatie Antonius van Horizon vooralsnog is voldaan aan de minimumvereisten voor zorg en veiligheid en dat het traject van [de minderjarige] op Antonius kan worden voortgezet. Er wordt nog verbouwd in het pand maar niet meer ingrijpend in het deel waar de jongeren, waaronder [de minderjarige] , verblijven. De door de raadsvrouw concreet naar voren gebrachte zorgen over de staat van het pand worden door de rechtbank niet herkend of worden minder zwaar gewogen.
9.3.4
Wat betreft het verweer van de raadsvrouw omtrent het ‘locatiebesluit’
overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6.2.1 eerste lid van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp ten uitvoer worden gelegd bij een jeugdhulpaanbieder die hiervoor in de openbare registers is geregistreerd. Dit betreft het door de raadsvrouw genoemde ‘locatiebesluit’. Op grond van het derde lid van het voornoemde artikel dient het ‘locatiebesluit’ in de Staatscourant bekend te worden gemaakt.
Uit de stukken blijkt dat Horizon op 30 januari 2019 een schriftelijk verzoek heeft gedaan
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om de locatie Antonius te laten registreren als gesloten accommodatie voor Jeugdzorg Plus. Uit een e-mailbericht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 februari jl. aan Horizon, blijkt dat Horizon de benodigde gegevens voor registratie conform artikel 6.2.1. van de Jeugdwet tijdig heeft aangeleverd en de aanpassing van het register – oftewel de publicatie van de registratie in de Staatscourant – nog in voorbereiding is.
9.3.5
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van wettelijke voorschriften of jurisprudentie geen rechtsregel bestaat die maakt dat plaatsing van [de minderjarige] op de locatie Antonius van Horizon onrechtmatig zou zijn, zolang de registratie van deze locatie nog niet is gepubliceerd in de Staatscourant. De rechtbank zal het verweer op dit punt dan ook passeren.
9.3.6
Gelet op al het voorgaande en het feit dat [de minderjarige] thans onder toezicht staat van de GI, ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzondere curator te benoemen voor [de minderjarige] . Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
9.4
Termijn gesloten plaatsing
9.4.1
Uit de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper blijkt dat een gesloten plaatsing van [de minderjarige] vooral geïndiceerd is om de noodzakelijke hulpverlening op te starten, zodat deze hulpverlening vervolgens in een meer open setting kan worden voortgezet.
De gedragswetenschapper verwacht dat de gesloten plaatsing van [de minderjarige] niet lang hoeft te duren. De rechtbank ziet mede hierin aanleiding om de machtiging gesloten jeugdhulp voor een kortere periode te verlenen dan verzocht is door de Raad. Hierbij acht de rechtbank echter ook het volgende van belang.
9.4.2
Na een aanbestedingsprocedure wordt de gesloten jeugdhulp in een deel van Noord-Holland sinds kort aangeboden door Horizon in plaats van Parlan (Transferium Jeugdzorg). Horizon is voor de regio Noord-Holland een nieuwe zorgaanbieder en hanteert bovendien een andere methodiek (‘JouwZorg) dan Parlan. In dit kader bestaan bij de rechtbank de nodige vragen met betrekking tot de verdere vormgeving van het behandeltraject van [de minderjarige] . Hierover zal in de komende periode meer duidelijk moeten worden. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk om een ‘vinger aan de pols’ te houden en het behandeltraject van [de minderjarige] te monitoren.
9.4.3
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van twee maanden, te weten tot 20 april 2019, en de beslissing op het verzoek van de Raad ten aanzien van het meer verzochte - te weten een periode van één maand - aanhouden. De behandeling van de zaak zal door de meervoudige kamer van de rechtbank worden voortgezet op
3 april 2019 om 09:00 uur (verhoor van de moeder) en om 12:00 uur (verhoor van de vader). Alle betrokkenen zullen hiervoor te zijner tijd een oproep ontvangen.
9.4.4
De rechtbank draagt de Raad op om
uiterlijk één weekvoor de voornoemde zittingsdatum actuele informatie over te leggen omtrent de behandeling van [de minderjarige]
op de locatie Antonius van Horizon en het toekomstperspectief van [de minderjarige] . Een nieuwe instemmingsverklaring is voor het resterende verzoek – te weten een termijn van één maand - van de Raad niet noodzakelijk. Voorts wenst de rechtbank van de Raad (via Horizon) informatie aangeleverd te krijgen omtrent de bevindingen van de inspectie Gezondheidzorg en Jeugd, indien de door [medewerker Horizon, locatie Antonius] ter zitting aangekondigde inspectie van de locatie Antonius voor 3 april 2019 heeft plaatsgevonden.
9.4.5
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de GI af. Tenslotte overweegt de rechtbank dat met de onderhavige beslissing de eerder verleende voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp (met instemming van de gezaghebbende ouders, zaak- en rekestnummer: C/15/284697/ JU RK 19/230) met ingang van heden komt te vervallen.

10.De beslissing

De rechtbank:
10.1
stelt de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum]
te [plaats] , met ingang van 20 februari 2019, voorlopig onder toezicht van de Jeugd- en Gezinsbeschermers, voor de duur van drie maanden, te weten tot 20 mei 2019;
10.2
verleent ten aanzien van voornoemde jeugdige een machtiging gesloten jeugdhulp, met ingang van 20 februari 2019, voor de duur van twee maanden, te weten tot 20 april 2019;
10.3
houdt de beslissing op het verzoek van de Raad ten aanzien van het meer verzochte aan tot een nadere behandeling ter zitting op
3 april 2019(door de meervoudige kamer) en draagt aan de Raad op om
uiterlijk één week voor deze zittingactuele informatie over te leggen omtrent de behandeling van [de minderjarige] op locatie Antonius van Horizon en het toekomstperspectief van [de minderjarige] ;
10.4
wijst af het verzoek van de raadsvrouw van [de minderjarige] tot benoeming van een
bijzondere curator;
10.5
wijst af het verzoek van de GI;
10.6
verklaart deze beschikking wat betreft de voorlopige ondertoezichtstelling
uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, en mr. M.M. van Weely
en mr. J.A.C.R.W. Verloren van Themaat- Van der Hoeven, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 februari 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam