ECLI:NL:RBNHO:2019:1526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
C/15/269959 / HA ZA 18-83
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake eisvermeerdering en rechtsbetrekking bij woningbouwproject in Venhuizen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een geschil ontstaan tussen verschillende partijen over de uitvoering van koopovereenkomsten met betrekking tot onroerende zaken nabij het centrum van Venhuizen. De eisende partijen, bestaande uit [eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V., en Nicee Advies & Projectmanagement, vorderden dat de rechtbank Noord-Holland-Noord zou veroordelen tot nakoming van gemaakte afspraken en tot terugbetaling van een voorschot van € 125.000,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat Noord-Holland-Noord niet tijdig de naam van de derde partij heeft doorgegeven, waardoor zij zelf aan de overeenkomst gebonden is geraakt. De rechtbank oordeelde dat de eisvermeerdering van [eiseres 1] c.s. niet in strijd was met de goede procesorde, maar dat de vorderingen van [eiseres 1] c.s. niet konden worden toegewezen omdat niet was komen vast te staan dat Noord-Holland-Noord hen als 'nader te noemen meesters' had aangewezen. De rechtbank heeft Noord-Holland-Noord veroordeeld tot terugbetaling van het voorschot, maar de overige vorderingen zijn afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/269959 / HA ZA 18-83
Vonnis van 6 maart 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1] B.V., (hierna: [eiseres 1] ),
gevestigd te Andijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF [eiseres 2] B.V., (hierna: [eiseres 2] ),
gevestigd te Dinxperlo,
3. vennootschap onder firma
NICEE ADVIES & PROJECTMANAGEMENT, (hierna: Nicee),
gevestigd te Hoorn,
4.
[eiser] T.H.O.D.N. ARCHITECTENBUREAU [eiser], (hierna: [eiser] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
niet verschenen,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
6.
[gedaagde 6]
wonende te [woonplaats 6] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats 7] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORD-HOLLAND-NOORD ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Medemblik,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. W. Schoo te Heerenveen, thans mr. M.A. Le Belle te Alkmaar.
Eisende partijen zullen gezamenlijk worden aangeduid als [eiseres 1] c.s.. Gedaagde 1, 2 en 5 tot en met 7 zullen worden aangeduid als [gedaagde 1] c.s. . Gedaagde sub 8 zal worden aangeduid als Noord-Holland-Noord.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 januari 2018;
  • de akte overlegging producties van [eiseres 1] c.s., met 24 producties;
  • de verstekverlening jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] c.s., met 2 producties;
  • de conclusie van antwoord van Noord-Holland-Noord, met 3 producties (genummerd 25 tot en met 27);
  • het tussenvonnis van 18 april 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2018, inclusief de daaraan gehechte pleitnota’s en de brief van 30 november 2018 van mr. M.G. Jansen;
  • de akte tevens akte (voorwaardelijke) vermeerdering van eis van [eiseres 1] c.s.;
  • de akte uitlating voortprocederen van [gedaagde 1] c.s.;
  • de akte uitlating voortzetting procedure van Noord-Holland-Noord;
  • de antwoordakte van [gedaagde 1] c.s.
  • de akte uitlating vermeerdering eis van Noord-Holland-Noord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] c.s. zijn ieder afzonderlijk eigenaar van een stuk grond gelegen nabij het centrum van Venhuizen.
2.2.
Nicee, [eiser] en Noord-Holland-Noord zijn een samenwerking gestart gericht op de ontwikkeling van een woningbouwproject nabij dit centrum. Aanvankelijk was Gourmet B.V. als investeerder hierbij aangesloten. Op zeker moment is Goumet B.V. afgehaakt en zijn in haar plaats [eiseres 1] en [eiseres 2] toegetreden.
2.3.
Noord-Holland-Noord heeft bij afzonderlijke overeenkomsten, gedateerd in de periode mei tot en met november 2017 van [gedaagde 1] c.s. gekocht de volgende onroerende zaken:
- de onroerende zaak ((grond)perceel) gelegen te [adres 1] (kadastraal kenbaar onder kenmerk: [kadastrale gegevens] );
- de onroerende zaak ((grond)perceel), gelegen te [adres 2] (kadastraal kenbaar onder kenmerk: [kadastrale gegevens] );
- de onroerende zaak ((grond)perceel) gelegen te [adres 3] (kadastraal kenbaar onder kenmerk: [kadastrale gegevens] ).
Hierbij merkt de rechtbank op dat gedaagde sub 2 ( [naam] ) heeft gesteld geen koopovereenkomst te hebben gesloten. Dit kan in het midden blijven. Gemakshalve zal derhalve worden gesproken van [gedaagde 1] c.s..
2.4.
Bij voornoemde overeenkomsten heeft [gedaagde 1] c.s. zich jegens Noord-Holland-Noord verbonden om genoemde onroerende zaken te leveren aan Noord-Holland-Noord of aan een door deze aan te wijzen andere “nader te noemen meester.”
2.5.
Op 16 juni 2017 is tussen Noord-Holland-Noord en [eiseres 1] een schriftelijke stuk opgemaakt en door beiden voor akkoord ondertekend. Het stuk bevat de volgende passages:
“Betreft: Voorschotbetaling op overname grondposities in woningbouwplan [naam plan]
In het zicht van de overname van beide koopovereenkomsten van Noord-Holland- Noord Onroerend Goed BV met de familie [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ( …) in het woningbouwplan [naam plan] het volgende:
Op donderdag 1 juni 2017 heeft u bij u in huis ons toegezegd dat u, zodra het ons past€ 125.000,00 (…) voorschot zal betalen inzake bevengenoemde overname.
(…)
Wij zien uw overboeking tegemoet.”
Noord-Holland-Noord en [eiseres 1] hebben het stuk voor akkoord ondertekend.
2.6.
[eiseres 1] heeft op 28 juni 2017 het voorschot van € 125.000,00 aan Noord-Holland-Noord overgemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] c.s. vordert, na de eis te hebben gewijzigd, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair (voorwaardelijk)- (I) Noord-Holland-Noord veroordeelt tot nakoming van de op de comparitie van 1 oktober 2018 gemaakte afspraken, in die zin dat de rechtbank Noord-Holland-Noord veroordeelt om medewerking te geven aan de uitvoering van de tijdens de comparitie gemaakte afspraken door te gehengen en te gedogen dat [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn toegetreden, althans zullen toetreden, tot de koopovereenkomsten die met [gedaagde 1] c.s. zijn gesloten, en wel onder de in deze koopovereenkomsten genoemde voorwaarden, alsmede onder de voorwaarden als neergelegd in de overgelegde allonges, welke [eiseres 1] en [eiseres 2] met [gedaagde 1] c.s. hebben gesloten ter aanvulling op de in de koopovereenkomst neergelegde afspraken, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag, of dagdeel dat Noord-Holland-Noord hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500.000,00;
subsidiair
  • (II) (primair) verklaart voor recht dat [eiseres 1] en [eiseres 2] door Noord-Holland-Noord zijn aangewezen als nader te noemen meesters en derhalve partij zijn geworden bij de met [gedaagde 1] c.s. gesloten koopovereenkomsten ten aanzien van de bij hen in eigendom zijnde grondpercelen;
  • (subsidiair) Noord-Holland-Noord veroordeelt om [eiseres 1] en [eiseres 2] alsnog aan te wijzen als nader te noemen meesters uit hoofde van voornoemde koopovereenkomsten met [gedaagde 1] c.s., alsmede Noord-Holland-Noord veroordeelt om al het mogelijke te verrichten en na te laten waardoor [eiseres 1] en [eiseres 2] in de rechten en plichten van Noord-Holland-Noord kunnen treden en partij worden bij deze koopovereenkomsten, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat Noord-Holland-Noord hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500.000,00;
  • (III) [gedaagde 1] c.s. veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de koopovereenkomsten na te komen door op eerste verzoek van [eiseres 1] en [eiseres 2] mee te werken aan levering van de door [gedaagde 1] c.s. verkochte onroerende zaken, conform de bepalingen uit deze overeenkomsten en conform de daarin opgenomen (ontbindende) voorwaarden, zulks onder de bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke medewerking/ handtekening/ wilsverklaring van [gedaagde 1] c.s., indien zij niet binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis hun medewerking hebben verleend;
  • (IV) Noord-Holland-Noord veroordeelt om te gehengen en te gedogen dat [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn toegetreden , dan wel zullen toetreden, tot de koopovereenkomsten met [gedaagde 1] c.s., alsmede Noord-Holland-Noord veroordeelt om te gehengen en te gedogen dat de grondpercelen van [gedaagde 1] c.s. uiteindelijk aan [eiseres 1] en [eiseres 2] worden verkocht en geleverd, conform de bepalingen uit deze overeenkomsten en conform de daarin opgenomen (ontbindende) voorwaarden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat Noord-Holland-Noord hiermee in gebreke blijft, met een maximum van €2.500.000,00;
  • (V) verklaart voor recht dat Noord-Holland-Noord toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiseres 1] c.s. gemaakte afspraken inzake het woningbouwproject “Het Weyver’ te Venhuizen, althans onrechtmatig heeft gehandeld en jegens [eiseres 1] c.s. aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen hiervan;
  • (VI) Noord-Holland-Noord veroordeelt tot vergoeding van deze schade aan [eiseres 1] c.s., nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met rente;
  • (VII) Noord-Holland-Noord veroordeelt tot terugbetaling van het aan haar door [eiseres 1] betaalde voorschot van € 125.000,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
  • (VIII) Noord-Holland-Noord veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
Primair en subsidiair
- ( (IX) [gedaagde 1] c.s. en Noord-Holland-Noord veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met rente en nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van de primaire vordering (I) voert [eiseres 1] c.s., kort gezegd, aan dat partijen gedurende de schorsing van de comparitie van partijen van 1 oktober 2018 afspraken hebben gemaakt en dat partijen vervolgens aan de rechtbank hebben verzocht de zaak enige tijd aan te houden voor het voeren van onderhandelingen met de niet verschenen gedaagden en het effectueren van gemaakte afspraken. Op 9 november 2018 heeft Noord-Holland-Noord echter te kennen gegeven de toegezegde medewerking aan de op 1 oktober 2018 gemaakte afspraken eenzijdig te hebben ingetrokken. Hiertoe was Noord-Holland-Noord niet meer gerechtigd. Op grond hiervan heeft [eiseres 1] c.s. een opeisbare vordering op tot nakoming van de tijdens de comparitie gemaakte afspraken.
De tussen verzoekers en verweerder gemaakte afspraken komen er, kort gezegd, op neer dat indien [eiseres 1] c.s. met de grondeigenaren (lees: [gedaagde 1] c.s. en de niet verschenen gedaagden) tot overeenstemming zouden komen, Noord-Holland-Noord er definitief uit tussenuit zou vallen en [eiseres 1] c.s. alle rechten en plichten van Noord-Holland-Noord uit de koopovereenkomsten zou overnemen. In dat geval zou [eiseres 1] c.s. de vordering tot terugbetaling van de voorschot betaling van € 125.000,00 jegens Noord-Holland-Noord weer intrekken, welk voorschot als vergoeding voor Noord-Holland-Noord zou worden beschouwd, met kwijting voor Noord-Holland-Noord, welke kwijting tevens zou gelden voor hetgeen Noord-Holland-Noord aan [eiser] en Nicee verschuldigd is.
3.3.
Ter onderbouwing van de subsidiaire vordering voert [eiseres 1] c.s., kort gezegd, het volgende aan.
en [eiseres 2] zijn tengevolge van de met Noord-Holland-Noord gemaakte afspraken als ‘nader te noemen meesters’ partij geworden bij de door Noord-Holland-Noord met [gedaagde 1] c.s. gesloten koopovereenkomsten. Derhalve hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] thans reeds te gelden als contractuele wederpartijen van [gedaagde 1] c.s. [gedaagde 1] c.s. is jegens [eiseres 1] en [eiseres 2] gehouden tot levering van de verkochte percelen.
[eiseres 1] c.s. vreest echter dat Noord-Holland-Noord, in strijd met de met [eiseres 1] c.s. gemaakte afspraken, [gedaagde 1] c.s. ertoe zal bewegen de grondpercelen niet aan [eiseres 1] en [eiseres 2] te leveren, maar aan Noord-Holland-Noord zelf of een door deze aangewezen derde. Hierdoor zullen botsende leveringsrechten ontstaan en zullen betrokkenen, waaronder [eiseres 1] c.s. aanzienlijke schade lijden.
Voor zover niet komt vast te staan dat [eiseres 1] en [eiseres 2] als ‘nader te noemen meesters’ bij de koopovereenkomsten betrokken zijn, hebben zij als potentieel gerechtigden belang bij toewijzing van hun vorderingen tot nakoming van de koopovereenkomsten. In dat geval dient Noord-Holland-Noord te worden veroordeeld tot medewerking bij de aanwijzing van [eiseres 1] en [eiseres 2] , zodat deze alsnog partij kunnen worden bij de koopovereenkomst.
Voor zover dit laatste niet mogelijk is, dient Noord-Holland-Noord de schade van [eiseres 1] c.s. te vergoeden. Voorts dient het betaalde voorschot van € 125.000,00 door Noord-Holland-Noord te worden terugbetaald. Bovendien heeft [eiser] in dat geval aanspraak op betaling van de door hem aan Noord-Holland-Noord verzonden factuur van
€ 21.302,05.
3.4.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. Wat betreft de jegens Noord-Holland-Noord ingestelde vorderingen, refereert [gedaagde 1] c.s. zich aan het oordeel van de rechtbank. [gedaagde 1] c.s. zijn niet in verzuim en zullen meewerken aan de levering aan diegene die als koper heeft te gelden, met dien verstande dat gedaagde sub. 2 geen koopovereenkomst heeft gesloten. Voor veroordeling in de kosten van de procedure, bestaat geen grond, nu [gedaagde 1] c.s. zonder grond in rechte is betrokken door [eiseres 1] c.s..
3.5.
Noord-Holland-Noord voer verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. [eiseres 1] c.s. en Noord-Holland-Noord hebben geen overeenkomst gesloten, nu [eiseres 1] c.s. niet tijdig akkoord is gegaan met de door Noord-Holland-Noord gestelde voorwaarden. Derhalve bestaat geen contractuele verplichting voor Noord-Holland-Noord om [eiseres 1] en [eiseres 2] aan te wijzen als ‘nader te noemen meesters’.
Het betaalde bedrag van € 125.000,00 is geen voorschot, maar een door [eiseres 1] aan Noord-Holland-Noord verstrekte lening.
Er is geen grondslag voor betaling van de gevorderde factuur. Noord-Holland-Noord heeft met [eiser] gecontracteerd onder de no cure no pay voorwaarde. Uitsluitend wanneer het woningbouwproject afgerond zou worden, zou [eiser] recht krijgen op betaling van het factuurbedrag. Nu het project niet is voltooid om redenen die [eiser] zijn aan te rekenen, heeft [eiser] geen recht op betaling van de factuur.
Tot slot betwist Noord-Holland-Noord dat partijen op de comparitie van 1 oktober 2018 bindende afspraken hebben gemaakt.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vermeerdering van eis

4.1.
De eis vermeerdering betreft het jegens Noord-Holland-Noord instellen van de primaire vordering onder (I). De eis is ingesteld onder de voorwaarde dat Noord-Holland-Noord zich op het standpunt blijft stellen dat zij niet gebonden is aan de op 1 oktober 2018 gemaakte afspraken. Vastgesteld kan worden dat deze voorwaarde in vervulling is gegaan, zodat de eis als definitief ingesteld kan worden beschouwd.
4.2.
De rechtbank zal deze vermeerdering van eis desondanks buiten beschouwing laten. Hiertoe wordt als volgt overwogen. De oorspronkelijk jegens Noord-Holland-Noord ingestelde vorderingen (thans subsidiair onder II e.v. met uitzondering van (III)) zijn gebaseerd op de gebeurtenissen in de periode vanaf begin 2017 tot en met december 2017 en zijn, kort gezegd, gegrond op de stelling dat Noord-Holland-Noord [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft aangewezen als ´nader te noemen meesters´, althans dat Noord-Holland-Noord in genoemde periode zich hiertoe jegens [eiseres 1] c.s. heeft verbonden.
Daarentegen ziet de eisvermeerdering op hetgeen zich volgens [eiseres 1] c.s. heeft afgespeeld gedurende de schorsing van de mondelinge behandeling op 1 oktober 2018 en is gebaseerd op hetgeen partijen in de visie van [eiseres 1] c.s. ter beslechting van hun in 2017 gerezen geschil zijn overeengekomen.
Het ten behoeve van de eisvermeerdering aangevoerde feitensubstraat en de juridische gevolgtrekking betreft in feite een nieuw geschil tussen [eiseres 1] c.s. en Noord-Holland-Noord en de rechtbank is hierom van oordeel dat toelating van de vermeerdering van eis in strijd is met de goede procesorde.
Opmerking verdient dat op de comparitie namens [eiseres 1] c.s. is aangevoerd dat deze de eis wilde wijzigen op de in de pleitnota van mr. Jansen omschreven wijze. Om deze reden is aan [eiseres 1] c.s. na de comparitie van 1 oktober 2018 een aanhouding gegeven om de eis te wijzigen. De rechtbank stelt vast dat de thans door [eiseres 1] c.s. verlangde eisvermeerdering niet overeenstemt met de eiswijziging die [eiseres 1] c.s. blijkens de inhoud van de pleitnota destijds voorstond.
4.3.
Hetgeen partijen voor het overige over de eiswijziging hebben aangevoerd behoeft geen verdere bespreking. De rechtbank zal recht doen op basis van de door [eiseres 1] c.s. bij dagvaarding ingestelde eis en de wijziging die [eiseres 1] c.s. blijkens de pleitnota voor ogen stond.
het onderwerp van het geschil
4.4.
In deze procedure staan de volgende overeenkomsten centraal: (a) de koopovereenkomsten waarbij Noord-Holland-Noord (ten behoeve van een nader te noemen meester) van [gedaagde 1] c.s. heeft gekocht een aantal onroerende zaken (hierna: de koopovereenkomsten) en (b) de door [eiseres 1] c.s. gestelde overeenkomst tussen Noord-Holland-Noord en [eiseres 1] c.s. waarbij Noord-Holland-Noord zich volgens [eiseres 1] c.s. heeft verbonden tot het aanwijzen van [eiseres 1] en [eiseres 2] als contractspartij bij de met [gedaagde 1] c.s. gesloten koopovereenkomsten (de overnameovereenkomst).
zijn [eiseres 1] en [eiseres 2] als contractspartij aangewezen bij de koopovereenkomsten?
4.5.
Bij de koopovereenkomsten staat tussen partijen ter discussie of [eiseres 1] c.s. door Noord-Holland-Noord is aangewezen als nader te noemen meester. De rechtbank overweegt als volgt.
4.6.
Vast staat dat Noord-Holland-Noord bij het aangaan van de met [gedaagde 1] c.s. gesloten koopovereenkomsten zowel voor zichzelf heeft gehandeld alsook in naam van een nader door hem aan te duiden derde, die als volmachtgever voor Noord-Holland-Noord moet worden aangemerkt. Deze derde wordt slechts dan partij bij de koopovereenkomsten op het moment dat Noord-Holland-Noord binnen de gestelde termijn de naam van de derde volmachtgever aan [gedaagde 1] c.s. meedeelt. Het noemen van de naam van de volmachtgever dient zonder voorbehoud te geschieden zodat het voor de wederpartij (i.c. [gedaagde 1] c.s.) duidelijk is met wie deze contracteert (zie HR 26 mei 2000, NJ 2000, 442 Weld-Equip BV/ Van de Pest). Indien een gevolmachtigde (i.c. Noord-Holland-Noord) hier niet tijdig aan voldoet, wordt hij geacht zelf aan de overeenkomst te zijn gebonden.
4.7.
De vorderingen onder (II primair) en onder (III) zijn gegrond op de stelling dat Noord-Holland-Noord jegens [gedaagde 1] c.s. [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft aangewezen als contractspartij bij de koopovereenkomsten. [eiseres 1] c.s. beroept zich op de rechtsgevolgen van de juistheid van deze stelling. Immers, uitgaande van de juistheid van deze stelling is [eiseres 1] en [eiseres 2] als contractspartij bij de koopovereenkomsten te beschouwen en heeft [eiseres 1] en [eiseres 2] recht op levering van de verkochte onroerende zaken en daar is het [eiseres 1] c.s. in deze zaak om te doen. [eiseres 1] c.s. is de partij op wie de plicht rust voldoende onderbouwd te stellen dat Noord-Holland-Noord [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft genoemd en aangewezen als contractspartij. Voor zover nodig rust op [eiseres 1] c.s. de last deze stelling te bewijzen.
4.8.
[eiseres 1] c.s. stelt in de dagvaarding dat doordat Noord-Holland-Noord de op 16 juni 2017 gedateerde overeenkomst voor akkoord heeft ondertekend en Noord-Holland-Noord daarnaast de voorschotbetaling van € 125.000,00 heeft geaccepteerd, is komen vast te staan dat [eiseres 1] c.s. de door Noord-Holland-Noord gesloten koopovereenkomsten heeft overgenomen. [eiseres 1] c.s. zijn ten gevolge van de met Noord-Holland-Noord gemaakte afspraken als “nader te noemen meesters’ partij geworden bij de door Noord-Holland-Noord gesloten koopovereenkomsten, aldus [eiseres 1] c.s..
Noord-Holland-Noord heeft het voorgaande betwist. [gedaagde 1] c.s. refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt in deze in de dagvaarding geponeerde stellingen van [eiseres 1] c.s. niet besloten dat Noord-Holland-Noord op enig moment zonder voorbehoud en ondubbelzinnig de naam van [eiseres 1] c.s. aan [gedaagde 1] c.s. heeft genoemd ter identificatie van de partij die als “nader te noemen meester” bij de koopovereenkomst contractspartij zou worden. De stellingen kunnen niet met succes aan de vorderingen (II primair) en (III) ten grondslag worden gelegd.
4.10.
Ter zitting heeft [eiseres 1] c.s. nog aangevoerd dat Noord-Holland-Noord Nicee en [eiser] ervan in kennis heeft gesteld [eiseres 1] en [eiseres 2] te hebben aangewezen. Ook [gedaagde 1] c.s. en de gemeente Drechterland zouden hiervan in kennis zijn gesteld, aldus [eiseres 1] c.s.. Wat er ook zij van de mededelingen aan niet bij de koopovereenkomst betrokken derden als de gemeente Drechterland, Nicee en [eiser] , hieruit valt evenmin af te leiden dat Noord-Holland-Noord [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft aangewezen als ‘nader te noemen meesters’.
De enkele - en betwiste - stelling dat Noord-Holland-Noord [gedaagde 1] c.s. in kennis heeft gesteld is te vaag en te algemeen om te rechtvaardigen dat [eiseres 1] c.s. tot bewijslevering wordt toegelaten. Niet is komen vast te staan dat Noord-Holland-Noord [eiseres 1] en [eiseres 2] aan heeft gewezen als contractspartij bij de koopovereenkomsten.
De vordering onder (II primair) ligt voor afwijzing gereed. Vordering (III) deelt hetzelfde lot.
Is Noord-Holland-Noord gehouden om [eiseres 1] en [eiseres 2] alsnog aan te wijzen als contractspartij bij de koopovereenkomsten?
4.11.
Vordering (II subsidiair) stelt aan de orde de vraag of Noord-Holland-Noord contractueel jegens [eiseres 1] c.s. gehouden is om [eiseres 1] en [eiseres 2] aan te wijzen als ‘nader te noemen meesters’. [eiseres 1] c.s. stelt dat dit het geval is, omdat deze verplichting voortvloeit uit de tussen [eiseres 1] c.s. enerzijds en Noord-Holland-Noord anderzijds gesloten overnameovereenkomst, hetgeen Noord-Holland-Noord betwist. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.12.
Partijen hebben geprobeerd een samenwerking van de grond te krijgen teneinde een toekomstig woningbouwproject in Venhuizen te ontwikkelen. Deze samenwerking is begin 2017 gestart op initiatief van [eiser] die als partners Noord-Holland-Noord en Nicee had aangezocht, waarbij op enig moment Gourmet B.V. zich als investeerder heeft aangesloten, die in een later stadium weer is afgehaakt.
De samenwerking hield, onder meer, in dat Noord-Holland-Noord gronden aan zou kopen van derden (waaronder [gedaagde 1] c.s.), niet voor zichzelf maar voor een nader te noemen meester. Noord-Holland-Noord verkreeg hiervoor recht op een vergoeding, bij partijen bekend als optievergoeding. Aanvankelijk is daarbij afgesproken dat Noord-Holland-Noord de optievergoeding zou verkrijgen ten tijde van de levering van de gronden door [gedaagde 1] c.s. aan de door Noord-Holland-Noord aan te wijzen personen, maar ter wille van [eiseres 1] en [eiseres 2] , die als investeerder na het vertrek van Gourmet B.V. zijn aangesloten en niet bij de oorspronkelijke (betalings)afspraken betrokken waren, heeft Nicee namens [eiseres 1] c.s. aan Noord-Holland-Noord als nieuwe voorwaarde gesteld dat doorbetaling van de optievergoeding pas plaats zou vinden op een later moment, te weten op het moment dat de gemeente Drechterland zou toezeggen ambtelijk mee te werken aan de voor het nieuwbouwproject vereiste bestemmingswijziging. Ter zitting is vast komen te staan dat de heer Op den Kelder van Nicee deze nieuwe voorwaarde aan Noord-Holland-Noord heeft gecommuniceerd en dat Noord-Holland-Noord hiermee niet akkoord is gegaan. Dit volgt uit de ter zitting afgelegde verklaringen.
4.13.
Al met al is niet komen vast te staan dat tussen [eiseres 1] c.s. enerzijds en Noord-Holland-Noord anderzijds overeenstemming is bereikt over de voorwaarden waaronder zij zouden samenwerken.
Immers, over een essentieel onderdeel van de te maken afspraken, namelijk het betalingstijdstip van de aan verweerder toekomende vergoeding, en, hebben zij het na toetreding van [eiseres 1] en [eiseres 2] niet eens kunnen worden.
Onder deze omstandigheden kan niet worden uitgegaan van een overeenkomst op basis waarvan Noord-Holland-Noord zich jegens [eiseres 1] c.s. heeft verbonden om [eiseres 1] en [eiseres 2] aan te wijzen als contractspartij bij de koopovereenkomsten. De enkele omstandigheid dat Noord-Holland-Noord de betaling van een voorschot heeft geaccepteerd, maakt dit niet anders.
Niet kan worden vastgesteld dat Noord-Holland-Noord jegens [eiseres 1] c.s. tekort is geschoten en/ of onrechtmatig jegens [eiseres 1] c.s. heeft gehandeld en om die reden jegens laatstgenoemde schadeplichtig is.
Vorderingen (IV) tot en met (VI) liggen voor afwijzing gereed.
Is Noord-Holland-Noord gehouden het betaalde voorschot terug te betalen?
4.14.
Daargelaten of de betaling ziet op een voorschot of op een lening, dient het bedrag van € 125.000,00 te worden terugbetaald, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is niet onderbouwd.
Vordering (VII) is toewijsbaar als na te melden.
Is Noord-Holland-Noord gehouden om aan [eiser] het factuurbedrag van € 21.302,05 te betalen?
4.15.
Mede gelet op het verweer van Noord-Holland-Noord, waar [eiseres 1] c.s. niet inhoudelijk op is ingegaan, heeft [eiseres 1] c.s. deze vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering onder (VIII) ligt voor afwijzing gereed.
De jegens de niet- verschenen gedaagden ingestelde vorderingen
4.16.
[gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn niet in het geding verschenen en tegen hun is verstek verleend. De vordering van [eiseres 1] c.s. is mitsdien toewijsbaar, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De door de wel verschenen gedaagden ( [gedaagde 1] c.s. en Noord-Holland- Noord) aangevoerde verweren strekken niet in het voordeel van de niet verschenen gedaagden, tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing (HR 28 mei 1999, NJ 2000/290). Van een dergelijke rechtsbetrekking is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.17.
Uit het gehonoreerde verweer van Noord-Holland-Noord volgt dat zij en niet [eiseres 1] en [eiseres 2] [eiseres 1] c.s.als contractspartij van de niet verschenen gedaagden heeft te gelden bij de koopovereenkomst(en). Uit hoofde van deze koopovereenkomst(en) heeft Noord-Holland-Noord in plaats van [eiseres 1] en [eiseres 2] recht op levering van de betreffende onroerende zaken. Hiermee zou zich niet verdragen dat de niet verschenen gedaagden in dit geding zouden worden veroordeeld om de betreffende onroerende zaken aan [eiseres 1] en [eiseres 2] te leveren. De rechtsbetrekking tussen partijen vereist in dit geval een gelijke beslissing. Gelet daarop ligt de vordering van [eiseres 1] c.s. jegens de niet verschenen gedaagden voor afwijzing gereed.
De proceskostenveroordeling
4.18.
In de zaak tussen [eiseres 1] c.s. en [gedaagde 1] c.s. (uitgezonderd [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ) is eerstgenoemde als de in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. [eiseres 1] c.s. zal in de proceskosten van [gedaagde 1] c.s. worden veroordeeld. Deze kosten zijn te begroten op een bedrag van € 1.086,00 (2x € 543,00) voor salaris advocaat en een bedrag van € 1.565,00 voor griffierecht.
4.19.
In de zaak tussen [eiseres 1] c.s. en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] is eerstgenoemde als de in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. [eiseres 1] c.s. zal in de proceskosten van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] worden veroordeeld. Deze kosten zijn te begroten op nihil.
4.20.
In de zaak tussen [eiseres 1] c.s. en Noord-Holland-Noord zijn beide partijen over en weer in het ongelijk gesteld. Noord-Holland-Noord zal op basis van het toegewezen bedrag van € 125.000,00 in de proceskosten van [eiseres 1] c.s. worden veroordeeld. Deze kostenveroordeling zal eveneens zien op de door [eiseres 1] c.s. gemaakte beslagkosten ter zake het ten laste van Noord-Holland-Noord gelegde verhaalsbeslag, maar niet op de door [eiseres 1] c.s. gemaakte beslagkosten ter zake het door [eiseres 1] c.s. gelegde leveringsbeslag.
De proceskosten zijn te begroten op een bedrag van € 3.414,00 (2x € 1.707,00) salaris advocaat en een bedrag van € 3.946,00 voor griffierecht. De gevorderde rente over deze kosten is toewijsbaar als na te melden.
De beslagkosten zijn te begroten op een bedrag van € 1.707,00 voor salaris advocaat, een bedrag van € 920,19 voor exploitkosten (beslagen en overbetekening in december 2017 en januari 2018) en een bedrag van € 582,71 voor exploitkosten (beslagen en overbetekening in februari 2018). De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres 1] c.s. twee maal een verzoekschrift tot leggen van beslag heeft ingediend, maar nu [eiseres 1] c.s. in deze procedure niet duidelijk heeft gemaakt waarom het nodig is geweest om twee maal een verzoekschrift in te dienen in plaats van één keer, wordt volstaan met toekennen van 1 punt voor salaris advocaat.
4.21.
De door [eiseres 1] c.s. gevorderde vergoeding in de nakosten is toewijsbaar als na te melden.
4.22.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Noord-Holland-Noord om aan [eiseres 1] te betalen een bedrag van
€ 125.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 25 januari 2018 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt Noord-Holland-Noord om aan [eiseres 1] c.s. te betalen de proceskosten aan de zijde van [eiseres 1] c.s. tot op heden te begroten op een bedrag van € 7.360,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Noord-Holland-Noord om aan [eiseres 1] c.s. te betalen de beslagkosten aan de zijde van [eiseres 1] c.s. tot op heden te begroten op een bedrag van € 3.209,90;
5.4.
veroordeelt Noord-Holland-Noord in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Noord-Holland –Noord niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. om aan [gedaagde 1] c.s. te betalen de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. te begroten op een bedrag van € 2.651,00;
5.6.
verklaart voorgaande beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. om aan [gedaagde 3] en [gedaagde 4] te betalen de proceskosten tot op heden te begroten op nihil;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: