ECLI:NL:RBNHO:2019:11522

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/278069 / HA ZA 18-555
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschappelijke goederen na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot voertuigen en inboedel

In deze zaak gaat het om de verdeling van gemeenschappelijke goederen na het beëindigen van een affectieve relatie tussen partijen, die samenwoonden en een samenlevingsovereenkomst hadden. De vrouw vordert dat de rechtbank verklaart dat bepaalde voertuigen, die zij als gemeenschappelijk beschouwt, verdeeld moeten worden. De partijen hebben hun afspraken over de verdeling vastgelegd in een handgeschreven overeenkomst en een notariële akte. De vrouw stelt dat de voertuigen nog niet zijn verdeeld, terwijl de man betwist dat dit het geval is en stelt dat de voertuigen al in 2012 zijn verdeeld. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de voertuigen nog niet zijn verdeeld en dat de man op basis van de gemaakte afspraken mocht aannemen dat de voertuigen aan hem waren toegedeeld. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/278069 / HA ZA 18-555
Vonnis van 8 mei 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.A.Th. Klaver te Hoorn Nh,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. Doornink te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 14 november 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 16 januari 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 maart 2019 met de daarin genoemde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en zij hebben samengewoond. Partijen hebben hun samenwoning geregeld in een samenlevingsregeling gedateerd 6 oktober 1997 (hierna: de samenlevingsovereenkomst). Voor zover hier relevant bepaalt de samenlevingsovereenkomst:
“(…)
GEMEENSCHAPPELIJKE INBOEDEL
Artikel 5
De inboedel (in de zin van artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek), aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding, alsmede vervoermiddelen, zullen partijen ieder voor de onverdeelde helft toebehoren, behoudens na te melden recht van partijen eigenaar te blijven van goederen waarvan partijen hebben vastgelegd of zullen vastleggen dat zij privé-eigendom blijven van één van hen.
(…)”
2.2.
De relatie tussen partijen is formeel per 28 november 2012 beëindigd. Ten tijde van de beëindiging van de relatie beschikten zij over de volgende vervoermiddelen:
  • een Harley Davidson Stretch, kenteken [kenteken 1] ;
  • een Harley Davidson, kenteken [kenteken 2] ;
  • een Westfield (open tweezitter), kenteken [kenteken 3] ;
  • een Mercedes Benz GL, kenteken [kenteken 4] ;
  • een Mercedes Benz (Old Timer), kenteken [kenteken 5] ;
  • een Hyundai i20, kenteken [kenteken 6] .
2.3.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop partijen uit elkaar gaan en daarbij tevens afspraken gemaakt over de vervoermiddelen, dan wel een deel daarvan. Zij hebben hun afspraken vastgelegd in een handgeschreven en door partijen ondertekend document gedateerd 12-9-2012. Voor zover hier van belang bevat dit document de volgende tekst:
“* De hyunday i20 wordt op [eiseres] ’s naam gezet
(…)
* inboedel ieder neemt zijn spullen mee.
(…)”
2.4.
De handgeschreven verklaring van 12-9-2012 is gehecht aan een notariële akte “
verdeling na beëindiging samenleving” van 28 november 2012 (hierna: de verdelingsakte). De verdelingsakte bepaalt, voor zover hiervan belang:
“(…)
INLEIDING
(…)
  • partijen hebben een overeenkomst van verdeling gesloten, tevens inhoudende toerekening van schulden
  • De ondertekende overeenkomst van verdeling wordt aan deze akte gehecht;
(…)
-
ingevolge het vorenstaande wordt thans overgegaan, voor zover nog niet geschied, tot de verdeling van bedoelde gemeenschappelijke goederen en verrekening van schulden.
IN ONDERLING OVERLEG GETROFFEN REGELINGEN
In onderling overleg zullen partijen ondermeer nog verdelen en aan elkaar leveren, voorzover deze tot de tussen hen bestaande gemeenschap hebben behoord, de navolgende goederen:
(…)
3. de vervoermiddelen, waaronder begrepen de fietsen, auto(‘s), caravan, boot en dergelijke zaken;
(…)
ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verdeling is geschied onder de navolgende bepalingen:
1. Partijen hebben hiermede voormelde onverdeeldheid verdeeld.
2. Ieder van partijen heeft het hem of haar toekomende voor zijn of haar baat of schade aanvaard en in bezit genomen en zij hebben ter zake van deze verdeling niets meer van elkaar te vorderen of met elkaar te verrekenen, zodat daarom kwijting en décharge zonder enig voorbehoud wordt verleend.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat:
1. voor recht te verklaren dat de hiervoor onder 2.2. genoemde voertuigen behoren tot de eenvoudige gemeenschap die partijen bij hun samenlevingsovereenkomst zijn aangegaan;
2. voor recht te verklaren dat de (behoudens de Hyundai) hiervoor onder 2.2. genoemde voertuigen (behoudens de Hyundai) dan wel hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen, alsnog tussen partijen dienen/dient te worden verdeeld;
3. voor recht te verklaren, dat voor zover de (behoudens de Hyundai) onder 2.2. genoemde voertuigen niet meer op naam van de man geregistreerd staan, hij, op straffe van verbeurte van een dwangsom, zal dienen te verantwoorden welke tegenprestatie hij voor genoemde voertuigen heeft ontvangen;
4. de verdeling van de voertuigen die niet meer op naam van de man staan, althans hetgeen hij als tegenprestatie daarvoor heeft ontvangen, aldus te gelasten dat deze aan de man worden toegedeeld tegen vergoeding aan de vrouw van 50 procent van de waarde van hetgeen hij heeft daarvoor ontvangen;
5. de verdeling van de (overige) voertuigen aldus te gelasten dat de Harley Davidson, kenteken [kenteken 1] , aan de vrouw en de Harley Davidson, kenteken [kenteken 2] , aan de man wordt toegedeeld, subsidiair genoemde voertuigen aan de man toe te delen tegen vergoeding van de helft van waarde aan de vrouw, dat de rechtbank een taxateur benoemt en dat de kosten van taxatie op 50/50 basis door partijen zullen worden gedragen,
met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
De vrouw legt – verkort en zakelijk weergegeven – aan haar vordering ten grondslag dat partijen een aantal voertuigen in gemeenschappelijk eigendom hadden. Behoudens de Hyundai i20 die aan de vrouw is toegedeeld, zijn die voertuigen onverdeeld gebleven. De vrouw maakt alsnog aanspraak op verdeling van die voertuigen. Voor het geval een of meer voertuigen door de man zijn verkocht, maakt de vrouw aanspraak op de helft van de verkoopopbrengst daarvan. Dat de genoemde voertuigen nog niet zijn verdeeld, blijkt ook uit de verdelingsakte. Daarin staat vermeld dat partijen in onderling overleg nog zullen verdelen, onder meer, de voertuigen. Dat de voertuigen nog niet zijn verdeeld, blijkt verder uit een e-mailbericht van 22 juni 2018 van de advocaat van de man. Daarin vermeldt deze dat de voertuigen in het geheel niet gemneenschappelijk zijn.
3.3.
De man voert verweer. Hij erkent dat de door de vrouw genoemde voertuigen gemeenschappelijk eigendom van partijen waren. Die voertuigen zijn echter al in 2012 verdeeld. Partijen zijn daartoe op 12 september 2012 een overeenkomst aangegaan. Het was daarbij de uitdrukkelijke bedoeling van partijen dat, behoudens de Hyundai, alle op naam van de man staande voertuigen aan hem zouden worden toegedeeld en dat de Hyundai zou worden toegedeeld aan de vrouw. Dat slechts de Hyundai in de overeenkomst werd vermeld, was omdat dat voertuig op naam van de vrouw moest worden gezet en voor het toedelen van de andere voertuigen geen wijziging van de tenaamstelling hoefde plaats te vinden. Dat partijen alle voertuigen hebben verdeeld blijkt ook uit de finale kwijting die zij elkaar in de akte van 28 november 2012 hebben verleend. Dat alle voertuigen bij de verdeling waren betrokken, blijkt bovendien uit het feit dat de man voorafgaand aan de verdeling nog met de broer van de vrouw, die namens haar de onderhandeling voerde, overleg heeft gehad over de andere voertuigen dan de Hyundai.
Voor het geval de voertuigen nog wel verdeeld moeten worden, betwist de man de door de vrouw gevorderde (wijze van) verdeling en gehanteerde waarden voor de voertuigen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is inmiddels dat de hier aan de orde zijnde voertuigen krachtens de samenlevingsovereenkomst aan partijen gezamenlijk in eigendom toebehoorden. Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om de vraag of de door de vrouw genoemde motorvoertuigen reeds in 2012 zijn verdeeld in het kader van de afwikkeling van hun samenwoning of dat die voertuigen alsnog moeten worden verdeeld.
4.2.
De vrouw heeft aangevoerd dat de advocaat van de man in zijn e-mailbericht van 22 juni 2018 aan de advocaat van de vrouw heeft geschreven dat de hier aan de orde zijnde voertuigen “
niet tot de tussen partijen bestaande gemeenschap hebben behoord” en dat, van dat standpunt uitgaande, die voertuigen niet kunnen zijn verdeeld. De rechtbank volgt de vrouw hierin niet. De advocaat van de man heeft ter comparitie verklaard dat zijn e-mailbericht een onjuist standpunt bevat. De rechtbank is van oordeel dat weliswaar van (de advocaat van) de man, ook voorafgaand aan een rechterlijke procedure wordt verlangd dat hij de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid naar voren brengt, maar de vrouw heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat het in het e-mailbericht van 22 juni 2018 weergegeven standpunt méér is dan een kale betwisting van de vordering van de vrouw, waarbij de man dan wel zijn advocaat kennelijk niet de moeite heeft genomen zich in de zaak te verdiepen. De man kan en hoeft in deze procedure niet aan dit onjuiste standpunt te worden gehouden.
4.3.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Partijen hebben hun afspraken over de verdeling van de gemeenschappelijke goederen vastgelegd in de verdelingsakte van 28 november 2012 en de daaraan gehechte en daarvan deel uitmakende handgeschreven overeenkomst van 12 september 2012. De rechtbank constateert dat de tekst van de verdelingsakte niet eenduidig is. Zo vermeldt de inleiding van de verdelingsakte de aan de akte gehechte overeenkomst van 12 september 2012. Het laatste gedachtestreepje van de inleiding vermeldt dat wordt “
overgegaan, voor zover nog niet geschied, tot de verdeling van bedoelde gemeenschappelijke goederen”. Uit de leveringsakte wordt niet duidelijk welke goederen hier worden bedoeld met “
bedoelde gemeenschappelijke goederen”. Het wekt de suggestie dat alle nog onverdeelde goederen in de verdelingsakte zullen worden verdeeld. Echter. Onder het kopje “
in onderling overleg getroffen regelingen” staat vermeld dat partijen nog zullen verdelen en aan elkaar zullen leveren, onder meer, de vervoermiddelen.
Niet duidelijk is hoe deze bepalingen zich tot elkaar verhouden. In dat licht bezien is ook niet duidelijk waarop de in de algemene bepalingen van de verdelingsakte opgenomen finale kwijting betrekking heeft. Gaat het over de woning en de aan de woning te relateren rechten en verplichtingen, is bedoeld dat “
deze verdeling” ook betrekking heeft op de overeenkomst van 12 september 2012 of heeft “
deze verdeling” betrekking op alles rechten en verplichtingen van partijen?
Het komt bij de wijze waarop de verdelingsakte (en de overeenkomst van 12 september 2012) moet(en) worden uitgelegd dan ook niet alleen aan op de letterlijke bewoordingen ervan, maar ook op hetgeen partijen uit elkaars verklaringen en gedragingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mochten afleiden en verwachten.
4.4.
Van belang daarbij is dat partijen zowel voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst van 12 september 2012 als voorafgaand aan de ondertekening van de verdelingsakte op 28 november 2018 overleg hebben gehad over de wijze waarop partijen uit elkaar zouden gaan, waaronder de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen. De vrouw heeft die onderhandelingen, zo heeft zij ter comparitie erkend, niet zelf gevoerd maar dat laten doen door haar broer, [broer van eiseres] . Uit de door de man overgelegde e-mailwisselingen tussen hemzelf en genoemde [broer van eiseres] blijkt dat de man en [broer van eiseres] voorafgaand aan de overeenkomst van 12 september 2012 overleg hebben gehad over het op naam van de vrouw zetten van de Hyundai. Zo heeft [broer van eiseres] op 4 september 2012 aan de man gemaild, nadat partijen overeenstemming hadden over de zorgregeling voor de kinderen: “
Dan hebben jullie alleen de verdeling van de inboedel en [eiseres] ’s auto nog.” Vervolgens hebben partijen de overeenkomst van 12 september 2012 opgesteld en ondertekend.
4.5.
Ook daarna heeft er nog over de (wijze van) verdeling contact plaatsgehad tussen de man en [broer van eiseres] . Zo heeft de man op 1 november 2012 in een uitvoerige e-mail over de te verdelen goederen aan [broer van eiseres] geschreven, onder meer, dat de afspraak was dat de Hyundai op naam van de vrouw zou worden gezet en dat de overige voertuigen bij hem zouden blijven. [broer van eiseres] heeft zowel op 1 november 2012 als op 6 november 2012 op dat e-mailbericht van de man gereageerd. In die reacties laat [broer van eiseres] aan de man weten dat hij de indruk heeft dat alles rond is en de afspraken zijn gemaakt. Vervolgens hebben partijen de notariële akte van 28 november 2012 getekend.
4.6.
Nu de man uitdrukkelijk bij [broer van eiseres] had aangekaart dat, behoudens de Hyundai, alle voertuigen aan hem toegedeeld zouden worden en gesteld noch gebleken is dat de vrouw of haar broer daar voorafgaand aan de ondertekening van die akte bezwaar tegen heeft gemaakt, mocht de man uit deze gang van zaken (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid) afleiden dat alle voertuigen in de verdeling waren begrepen. Dat [broer van eiseres] de vrouw wellicht niet volledig heeft geïnformeerd dan wel dat [broer van eiseres] niet op de hoogte was van de inhoud van de samenlevingsovereenkomst, dient in dit verband voor risico en rekening van de vrouw te blijven.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In hetgeen de man heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Temeer omdat hij zich, voorafgaand aan de procedure op een onjuist gebleken standpunt stelde (zie hiervoor onder 4.2.).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.type: JG