ECLI:NL:RBNHO:2019:11518

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
1 april 2024
Zaaknummer
C/15/273476 / HA ZA 18-298
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aankondiging benoeming deskundige voor de waardering van landerijen in nalatenschap met onzekere projectontwikkeling

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 24 juli 2019 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure over de nalatenschap van de overleden erflaatster. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], zijn de dochter en kleinzoon van de erflaatster, die door haar zijn uitgesloten als erfgenamen. Zij maken aanspraak op hun legitieme portie en vorderen betaling van een bedrag van € 14.143,00, alsook een bedrag van € 255.011,34 van de gedaagde, die als enige erfgenaam is benoemd. De gedaagde, [gedaagde], heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en is tevens vereffenaar van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen, omdat hij goederen uit de nalatenschap heeft verkocht voordat hij beneficiair aanvaardde. Dit heeft geleid tot een discussie over de waarde van de landerijen die tot de nalatenschap behoren, die door de gedaagde is getaxeerd op € 222.000,00. De eisers betwisten deze taxatie en stellen dat de waarde hoger moet zijn, gebaseerd op een koopovereenkomst. De rechtbank heeft besloten dat er een deskundigenbericht moet worden ingewonnen om de waarde van de landerijen vast te stellen, rekening houdend met de onzekere projectontwikkeling. De vorderingen van de eisers zijn in conventie afgewezen, maar de reconventionele vordering van de gedaagde tot opheffing van de gelegde beslagen is toegewezen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen over de deskundigenrapportage.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/273476 / HA ZA 18-298
Vonnis van 24 juli 2019
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.R. Starink te Beverwijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 3],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.J.P. Schipper te Alkmaar.
Partijen zullen hierna enerzijds [eiser 1] en [eiser 2], en anderzijds [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 september 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 maart 2019.
1.2.
Na de comparitie is de zaak op verzoek van partijen aangehouden voor het voeren van overleg. Vervolgens hebben zij vonnis gevraagd en is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 augustus 2017 is overleden [erflaatster], hierna te noemen erflaatster.
2.2.
Bij testament van 18 mei 2017 heeft erflaatster [gedaagde] benoemd tot haar enige erfgenaam, met uitsluiting van haar twee andere kinderen [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en [eiser 1], en hun nakomelingen.
2.3.
[betrokkene 1] is kort voor het overlijden van erflaatster, op 13 juli 2017, overleden. [eiser 2] is zijn zoon.
2.4.
In de verklaring van erfrecht van 16 oktober 2016 staat dat [gedaagde] de nalatenschap van erflaatster bij akte van 22 september 2017 beneficiair heeft aanvaard, zodat hij op grond van artikel 4:195 BW geldt als de vereffenaar van de nalatenschap.
2.5.
In de verklaring van erfrecht wordt verwezen naar een aan de verklaring gehechte akte van zuivere aanvaarding van [gedaagde]. De behandelend kandidaat-notaris heeft bij email van 31 mei 2018 erkend dat dit een vergissing is, omdat [gedaagde] de nalatenschap uitsluitend beneficiair heeft aanvaard.
2.6.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben aanspraak gemaakt op hun legitieme portie. [eiser 1] heeft tevens aanspraak gemaakt op een bedrag van € 14.143,00. Erflaatster heeft bij notariële akten van 19 september 2003 en 12 oktober 2004 verklaard dit bedrag ten titel van schenking aan [eiser 1] verschuldigd te zijn.
2.7.
In opdracht van [gedaagde] heeft Alkemare Makelaardij, Horeca- en Bedrijfsmakelaardij, de waarde in het economisch verkeer van de tot de nalatenschap behorende grond en opstallen getaxeerd op € 222.000,00, uitgaande van 2 mei 2017 als peildatum. In het taxatierapport is opgenomen:
Object (verkort)
Grond en opstallen
Doel
Het doel van de opdracht is, ten behoeve van de financiële verslaglegging, de navolgende waarde te taxeren, te weten:
* waarde in het economisch verkeer (fiscale doeleinden). […]
Bestemming en WVG
De publiekrechtelijke bestemming is gedeeltelijk enkelbestemming ‘Tuin’, gedeeltelijk enkelbestemming ‘Wonen’ en gedeeltelijk enkelbestemming 'Agrarisch met waarden’ en heeft als dubbelbestemmingen ‘Waarde- Archeologie – 6’, ‘Waarde – Landschap’ […] Er zijn geen planologische ontwikkelingen bekend die de waarde kunnen beïnvloeden. De planstatus is vastgesteld. Het betreft een bestemmingsplan Vastgesteld op 25-11-2014. […]
Overwegingen […]
Overweging 1: overwegende dat de meest biedende gegadigde door de directe ligging aangrenzend aan het getaxeerd hier opdrachtgever zal zijn of met haar perceel aangrenzende woning [straat 2] 2a.
Overweging 2: overwegende dat de bebouwingsmogelijkheden conform de bestemming agrarisch bestemming, de beperkingen als gevolg van landschaps- en archeologische waarden maar ook het windrecht van een nabijgelegen molen zeer beperkt zijn. […]
Overweging 4: overwegende dat de omvang van het getaxeerde onvoldoende groot is voor een zelfstandig agrarisch bedrijf en dat de meest biedende gegadigde en optimale aanwending uit de particuliere kopergroep zal komen die het zal kunnen gebruiken voor het hobbymatig houden van kleinvee en/of het houden van enkele paarden.
Overweging 7: overwegende dat circa 3.393m2 de bestemming agrarisch heeft, 110m2 de bestemming tuin heeft, circa 1.097m2 de bestemming wonen heeft, echter zonder de mogelijkheid om hier nog een woning op te bouwen. […]
2.8.
Mevrouw [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), belastingadviseur van [gedaagde], heeft op 20 oktober 2017 aan [eiser 1] en [eiser 2] opgegeven dat de nalatenschap van erflaatster als volgt is opgebouwd
"[…]
Nalatenschap mw [erflaatster]
bezittingen
Saldo ABN AMRO [rekeningnummer 1]
Saldo ABN AMRO [rekeningnummer 2]
Af: (zie bankafschrift) […]
743,59
1.619
Waarde landerijen
222
260.046
schulden
Schuld Limmerkoog B.V. 236.511
Schulduitkering uit vrijgevigheid 2003 4.143
Schulduitkering uit vrijgevigheid 2004
10
250.654
Per saldo 9.392
Af:
uitvaartkosten
7
Nalatenschap 2.392
[…]"
2.9.
De advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] heeft bij e-mail van 27 oktober 2017 aan [betrokkene 2] een aantal vragen voorgelegd over de omvang van de nalatenschap. Onder andere vraagt de advocaat aan [betrokkene 2] zijn cliënten volledig te informeren over de schuld aan Limmerkoog B.V., en betwist hij de waardebepaling van de landerijen op € 222.000,00.
2.10.
[betrokkene 2] heeft op 19 december 2017 de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] een specificatie van de uitvaartkosten verstrekt, met een aangepaste berekening van de nalatenschap. In de berekening waren de inboedel, sieraden, een Opel Corsa en een brommer met gereedschappen opgenomen, waardoor het onder bezittingen opgenomen bedrag is toegenomen met € 8.500,00 tot € 268.546,00. De uitvaartkosten zijn naar beneden bijgesteld tot € 4.654,00, waardoor blijkens de opgave het saldo van de nalatenschap € 13.238,00 bedraagt.
Aan de nieuwe opstelling is verder het volgende toegevoegd:
"[…]
Bij: Kwijtschelding vordering [gedaagde] (verspreid over meerdere jaren) € 239.396
[…]"
2.11.
De advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] heeft op 16 januari 2018 het volgende aan [betrokkene 2] geschreven:
"[…]
Gaarne zou ik van u nog informatie ontvangen over de door u opgegeven waarde van de landerijen van € 222.000 en de schuld van Limmerkoog B.V. van € 236,511.
In het kadaster is een akte tot hypotheekverlening ingeschreven. Het betreft een akte tussen wijlen [erflaatster] en [betrokkene 3] uiteindelijk handelend in zijn hoedanigheid van zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Limmerkoog B.V. Blijkens deze akte is in het kader van de verkoop van een deel van het onderpand zoals vastgelegd in een koopcontract een hypotheek gevestigd van € 553.600,--. Gelet op deze akte zou ik graag van u een afschrift ontvangen van de eerder genoemde koopovereenkomst. Hiermee vertrouw ik u akkoord.
Ten einde een mogelijke 'waardediscussie' uit te sluiten, zou cliënte de waarde van de landerijen graag zelf laten taxeren. In dat verband zou ik gaarne vernemen of uw cliënt hiermee kan instemmen. […]
Tot slot zou cliënte graag geïnformeerd willen worden over de kwijtschelding van de vordering van uw cliënt.
[…]"
2.12.
In reactie hierop heeft [betrokkene 2] op 29 januari 2018 aan de advocaat laten weten dat [gedaagde] instemt met een taxatie van de landerijen.
2.13.
Op 7 februari 2018 heeft [betrokkene 2] de gevraagde koopovereenkomst tussen erflaatster verkoopster en Limmerkoog B.V. koper opgestuurd. Deze dateert van 13 september 2012 en bevat de volgende bepalingen:
"[…]
INLEIDING
Koper is voornemens om aan de [straat 1] en [straat 2] te [plaats 3] op de zogenaamde locatie [L1] en daaraan grenzende gronden waarvan na te melden registergoed deel uitmaakt woningen te realiseren.
Koper is daartoe in overleg getreden met de gemeente om deze plannen te gaan realiseren. Het op deze gronden van kracht zijnde bestemmingsplan dient daartoe te worden gewijzigd dan wel dient voor de voorgenomen plannen vrijstelling daarvan te worden verleend. Dit zal enige jaren in beslag nemen waarna de omgevingsvergunning kan worden aangevraagd voor de bouw van woningen. Dit traject zal eveneens een tot twee jaar in beslag nemen.
Voordat koper met de uitvoering van zijn bouwplan wil gaan starten wil koper overeenstemming hebben bereikt over de koop van de gronden binnen het project. […]
KOOP
Verkoper heeft aan koper verkocht, die van verkoper heeft gekocht een perceel grond, plaatselijk bekend [postcode] [plaats 3], [straat 1] nabij [nummer], kadastraal bekend gemeente [plaats 3] sectie [kadasternummer 1], ter grootte van ongeveer 34.60 are, hierna aan te duiden als “het verkochte”. […]
KOOPSOM
Verkoper en koper zijn overeengekomen dat de koop is gesloten voor een koopsom van € 553.600,00 […]
PROJECT[…]
De koop is van de zijde van koper aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat koper het recht heeft om de koop te ontbinden indien:
de gemeente en/of provincie niet uiterlijk op 31 december 2016 de wijziging of vrijstelling van het thans van kracht zijnde bestemmingsplan naar de beoogde woonbestemming op het verkochte en de aangrenzende binnen het project behorende gronden heeft doorgevoerd of verleend; […]
de gemeente niet uiterlijk op 31 december 2017 aan koper een omgevingsvergunning heeft verleend voor de beoogde bebouwing van woningen […]
koper niet uiterlijk op 31 december 2018 minimaal 70% van de kavels grond met woningen binnen het project aan derden heeft verkocht […]"
GELDLENING
In het kader van het aangaan van de koop zijn verkoper en koper overeengekomen dat koper aan verkoper een geldlening zal verstrekken. Na ondertekening van dit contract door verkoper en koper zal koper op de hierna bedoelde kwaliteitsrekening van de notaris een bedrag overboeken in hoofdsom groot eenhonderd negentigduizend euro (€190.000,00). Onder de opschortende voorwaarde van overboeking van de hoofdsom op bedoeld rekeningnummer erkent verkoper schuldig te zijn aan koper het bedrag van de hoofdsom ad eenhonderd negentigduizend euro (€190.000,00). […]
rente en aflossing
Over de hoofdsom of het onafgeloste gedeelte daarvan is een rente verschuldigd van vijf procent (5%) per jaar. De rente gaat in op datum van overboeking van de hoofdsom. De rente zal in een termijn worden voldaan op datum aflossing van de geldlening. […]
De hoofdsom of het onafgeloste gedeelte daarvan is eerst opeisbaar uiterlijk 5 jaar na datum verstrekking van de hoofdsom of zoveel eerder en wel op de datum overdracht en levering van het verkochte door verkoper aan koper en de voldoening van de koopsom van het verkochte door koper aan verkoper. […]
Zekerheid
h. In het kader van de geldlening zal verkoper aan koper zekerheid stellen voor de terugbetaling van de hoofdsom middels verlening van de rechten van hypotheek- en pand op het gehele perceel 162, groot 45,90 are, zulks tot en ten bedrage van vijfhonderd drieënvijftigduizend zeshonderd euro (€ 553.600,00) te vermeerderen met eventuele renten en kosten, welk renten en kosten worden begroot op veertig procent (40%) van vermeld bedrag. […]
Verlenging
i. Verkoper heeft het recht om de duur van de geldlening eenmalig te verlengen met een periode van tien jaar, voor zover de lening nog niet opeisbaar is geworden. Indien verkoper van dit recht gebruik wil maken dan zal zij dit 3 maanden voor het verstrijken van de 5-jaarsperiode aan koper mededelen. De rente van de geldlening zal dan worden gewijzigd naar een percentage van zeven procent (7%) per jaar over de hoofdsom of het onafgeloste gedeelte. […]
NOTARIËLE AKTE TOT LEVERING
ARTIKEL 1
1. De voor de overdracht vereiste akte tot levering zal worden gepasseerd […] op de nog nader door koper te bepalen data […] doch uiterlijk op 31 december 2019.
2. Op verzoek van koper zal verkoper het verkochte op de datum van overdracht en levering geheel of gedeeltelijk leveren aan één of meer door koper aangewezen / aan te wijzen derde(n), mits koper alle voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens koper nakomt.
[…]"
2.14.
Bij akte tot hypotheekverlening van 14 september 2012 heeft erflaatster tot zekerheid van al hetgeen Limmerkoog uit hoofde van de koopovereenkomst van haar te vorderen heeft het recht van hypotheek verleend op het perceel grond met de zich daarop bevindende opstallen, gelegen naar [straat 1] [nummer], [postcode] [plaats 3], kadastraal bekend gemeente [plaats 3] sectie [kadasternummer 1], groot vijfenveertig are negentig centiare.
2.15.
Op 19 december 2017 is op verzoek van de Officier van Justitie uit kracht van een door de rechter-commissaris op 15 december 2017 verleende schriftelijke machtiging op grond van artikel 94a Wetboek van Strafvordering ten laste van [gedaagde] tot een maximumbedrag van € 93.506,59 conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak met kadastrale aanduiding gemeente [plaats 3], sectie [kadasternummer 2].
2.16.
Op 29 maart 2018 is op verzoek van [eiser 1] en [eiser 2] uit krachte van de grosse van een op 29 maart 2018 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem uitgegeven beschikking ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag gelegd op twee rekeningnummers bij ABN AMRO Bank N.V. Op dezelfde datum zijn, tevens op verzoek van [eiser 1] en [eiser 2], ook conservatoire beslagen gelegd op de ten name van [gedaagde] staande onroerende zaak aan de [straat 1] [nummer], [postcode] te [plaats 3] (kadastrale aanduiding: [kadasternummer 2]) en op het ten name van erflaatster staande kadastraal object bij de [straat 1] [nummer] te [plaats 3] (kadastrale aanduiding: [kadasternummer 1]).
2.17.
[betrokkene 2] heeft op 12 april 2018 een schikkingsvoorstel gedaan, inhoudende betaling van € 14.123,00, vastlegging van een afspraak over een eventuele meeropbrengst van het onroerend goed, met opheffing van de gelegde beslagen. Op dit voorstel is niet gereageerd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde], zowel in privé als in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster, veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] te voldoen de somma van € 14.143,00, te vermeerderen met de overeengekomen rente over de hoofdsom vanaf 19 september 2003, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [gedaagde], zowel in privé als in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster, veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] en [eiser 2] te voldoen de somma van € 255.011,34, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 7.120,00 alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde], zowel in privé als in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster, veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris advocaat en de kosten verband houdende met de beslagen;
IV. [gedaagde], zowel in privé als in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster, veroordeelt in de nakosten, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De nakosten worden begroot op een bedrag van € 131,-- zonder betekening en op € 199,-- met betekening van de te dezen te wijzen titel.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren ter onderbouwing van hun vorderingen het volgende aan. Zij zijn dochter respectievelijk kleinzoon van erflaatster maar door haar uitgesloten als erfgenaam. Zij maken evenwel aanspraak op de aan hen toekomende legitieme portie van 1/6e respectievelijk 1/12e deel van de legitimaire massa. Bij de nalatenschap waarvan het saldo volgens opgave van [gedaagde] € 13.238,- bedraagt, moeten worden opgeteld een vordering van de nalatenschap op [gedaagde] wegens een lening van € 238.396,- en de waarde van de landerijen die deel uitmaken van de nalatenschap ad € 553.600,-. Daarnaast maakt [eiser 1] aanspraak op een bedrag van € 14.143,- op basis van twee aktes van schuldigerkenning uit vrijgevigheid van 19 september 2003 en 12 oktober 2004.
3.3.
[gedaagde] is niet alleen in zijn hoedanigheid van vereffenaar tot betaling van de door [eiser 1] en [eiser 2] gevorderde bedragen gehouden, maar ook in privé omdat hij geacht moet worden de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard. Hij heeft zich voorafgaande aan zijn beneficiaire aanvaarding ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen door goederen uit de nalatenschap (een Opel Corsa) te verkopen.
Subsidiair voeren [eiser 1] en [eiser 2] aan dat [gedaagde] in privé aansprakelijk is voor de voldoening van hun vorderingen omdat [gedaagde] een tot de nalatenschap behorende onroerende zaak heeft gebruikt voor een illegale hennep plantage. Daardoor heeft hij mogelijk de voldoening van de schulden van de nalatenschap verhinderd (artikel 4:184 lid 2 sub b BW) danwel heeft hij op deze wijze opzettelijk goederen van de nalatenschap zoek gemaakt, verborgen of op andere wijze aan het verhaal van [eiser 1] en [eiser 2] onttrokken (artikel 4:184 lid 2 sub c BW). Ten slotte voeren [eiser 1] en [eiser 2] aan dat [gedaagde] in privé aansprakelijk is omdat hij als vereffenaar ernstig te kort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt (artikel 4:184 lid 2 sub d BW).
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk veroordeelt tot opheffing van de door hen ten laste van [gedaagde] in privé gelegde beslagen binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- waarvoor [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk zijn verbonden voor elke dag of elk dagdeel dat een van hen of zij beiden hiermee in gebreke zijn, met veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure alsmede [eiser 1] en [eiser 2] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde] van de nakosten conform het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente of de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.7.
[gedaagde] voert daartoe aan dat [eiser 1] en [eiser 2] beslag hebben gelegd op zijn privé vermogen terwijl hij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, zodat hij niet in privé aansprakelijk is voor de vorderingen die [eiser 1] en [eiser 2] claimen te hebben op de nalatenschap. De beslagen moeten daarom worden opgeheven.
3.8.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen zozeer met elkaar samen dat deze gelijktijdig zullen worden beoordeeld.
4.2.
De eerste vraag waarvan het antwoord voor zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie van belang is, is of [gedaagde] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard of alleen beneficiair. Vast staat dat [gedaagde] bij akte van 22 september 2017 de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard en dat, voor zover in de akte van erfrecht wordt gerefereerd aan een zuivere aanvaarding, dit op een vergissing berust. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] sorteert deze beneficiaire aanvaarding geen effect omdat [gedaagde] enkele dagen na het overlijden van erflaatster en dus voor zijn beneficiaire aanvaarding, de Opel Corsa van erflaatster heeft verkocht. Daardoor heeft hij zich als heer en meester over de nalatenschap gedragen en [eiser 1] en [eiser 2] benadeeld. Dit handelen leidt ertoe dat [gedaagde] moet worden geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard. [gedaagde] heeft de gestelde zuivere aanvaarding betwist en aangevoerd dat de Opel Corsa conform de wens van erflaatster aan haar vriend, de heer Laan, is geschonken. Na zijn overlijden is de auto weer teruggegeven. De waarde van de auto is in de boedelbeschrijving meegenomen.
4.3.
Artikel 4:192 BW bepaalt dat de erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, de nalatenschap zuiver aanvaardt. Hieruit volgt dat sprake moet zijn van benadeling van schuldeisers. Daarvan is geen sprake: enerzijds omdat de waarde van de auto in de boedelbeschrijving is meegenomen en anderzijds omdat de auto inmiddels weer terug is. Hieruit volgt dat de verhaalsmogelijkheden voor de schuldeisers (uiteindelijk) niet zijn verminderd. Daarom is het gedurende een jaar in gebruik geven van de auto aan een vriend van erflaatster – want daar komt de gang van zaken feitelijk op neer – niet aan te merken als een daad van zuivere aanvaarding zoals bedoeld in artikel 4:192 BW.
4.4.
[eiser 1] en [eiser 2] betogen voorts dat [gedaagde] in privé aansprakelijk is voor de vorderingen op de nalatenschap omdat hij de voldoening van een schuld verhindert en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt (artikel 4:184 lid 2 sub b BW) en/of opzettelijk goederen van de nalatenschap zoek maakt, verbergt of op een andere wijze aan het verhaal van schuldeisers van de nalatenschap onttrekt (artikel 4:184 lid 2 sub c BW). In dat verband voeren [eiser 1] en [eiser 2] aan dat [gedaagde] heeft geïnvesteerd in een illegale hennepkwekerij die zich in een tot de nalatenschap behorend pand bevond. Het openbaar ministerie heeft wegens die hennepkwekerij conservatoir beslag gelegd op het pand in kwestie en zal zich, nu [gedaagde] de enige erfgenaam is, vermoedelijk gaan verhalen op de nalatenschap waardoor de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] niet meer voldaan kunnen worden. [gedaagde] heeft deze stellingen betwist en aangevoerd dat de hennepplantage niet is aangetroffen in een pand dat tot de nalatenschap behoorde.
4.5.
Het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] op artikel 4:184 lid 2 sub b en sub c BW kan niet slagen. Het openbaar ministerie heeft conservatoir beslag gelegd op perceelnummer [kadasternummer 2], terwijl alleen perceelnummer [kadasternummer 1] tot de nalatenschap behoort. Dat in een pand dat behoort tot de nalatenschap een hennepplantage is aangetroffen is niet komen vast te staan. Evenmin is komen vast te staan dat het openbaar ministerie zich ter zake van de hennepplantage op de nalatenschap zal verhalen. Dat ligt ook niet voor de hand: verhaal voor een schuld van [gedaagde] kan immers alleen plaatsvinden op zijn privévermogen en de nalatenschap behoort daar zolang de vereffening niet is voltooid en verdeling heeft plaatsgevonden, niet toe.
4.6.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben ten slotte aangevoerd dat [gedaagde] in privé aansprakelijk is voor de schulden van de nalatenschap omdat hij als vereffenaar in de vervulling van zijn verplichtingen als zodanig in ernstige mate is tekort geschoten en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt (artikel 4:184 lid 2 sub d BW). Volgens [eiser 1] en [eiser 2] bestaat het tekort schieten uit het investeren door [gedaagde] in een illegale hennepplantage wat heeft geleid tot beslaglegging door het openbaar ministerie en het niet prompt op verzoeken van [eiser 1] en [eiser 2] informatie verschaffen. [gedaagde] heeft deze stellingen betwist.
4.7.
Het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] op het bepaalde in artikel 4:184 lid 2 sub d BW kan evenmin slagen. Dat [gedaagde] gelden uit de nalatenschap heeft geïnvesteerd in de hennepplantage is in het licht van zijn betwisting niet komen vast te staan. Voor zover [gedaagde] gelden uit zijn privé-vermogen daarin heeft geïnvesteerd kan dat niet leiden tot de conclusie dat hij als vereffenaar tekort is geschoten: die twee zaken staan los van elkaar. Zoals hiervoor al is overwogen is niet komen vast te staan dat de hennepplantage is aangetroffen in een tot de nalatenschap behorend pand zodat ook wat dat betreft niet kan worden gezegd dat [gedaagde] als vereffenaar is tekort geschoten. Ten slotte blijkt uit hetgeen [eiser 1] en [eiser 2] hebben aangevoerd dat de door [gedaagde] als vereffenaar te verstrekken informatie weliswaar niet steeds prompt is verstrekt, maar uiteindelijk wel aan hen ter beschikking is gesteld. Van een ernstig tekort schieten in de zin van artikel 4:184 lid 2 sub d BW is dan ook geen sprake.
4.8.
De conclusie is dan ook dat de vorderingen in conventie voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde] in privé zullen worden afgewezen. De reconventionele vordering tot opheffing van het ten laste van [gedaagde] in privé gelegde beslag zal worden toegewezen nu voor die beslaglegging geen grondslag aanwezig is.
4.9.
Gelet op het voorgaande zijn in conventie alleen nog aan de orde de vorderingen die zien op [gedaagde] in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Volgens [gedaagde] moeten [eiser 1] en [eiser 2] ten aanzien van die vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard omdat de vereffening nog niet is afgerond en schuldeisers van de nalatenschap pas na afloop van de vereffening verhaal kunnen nemen. Dit verweer kan niet slagen. Nog daargelaten dat [gedaagde] niet heeft aangevoerd wat er in het kader van de vereffening nog zou moeten gebeuren, geldt op grond van artikel 4:223 BW dat ook tijdens de vereffening een schuldeiser van de nalatenschap zijn vorderingsrecht bij vonnis kan doen vaststellen. De eventuele omstandigheid dat een dergelijk vonnis nog niet kan worden geëxecuteerd kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
4.10.
[eiser 1] vordert betaling van een bedrag van € 14.143,- uit hoofde van een tweetal akten van schulderkenning uit vrijgevigheid van 19 september 2003 en 12 oktober 2004 te vermeerderen met de overeengekomen rente. [gedaagde] heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom niet betwist. Hij heeft wel bezwaar gemaakt tegen de gevorderde rente: volgens hem is de tot 1 januari 2013 gevorderde rente verjaard. Voorts dient, indien rente wordt toegewezen, daarmee bij de berekening van de legitimaire massa rekening te worden gehouden. Naar aanleiding van deze verweren heeft [eiser 1] haar rentevordering beperkt tot de rente vanaf 1 januari 2013 een heeft zij erkend dat de rente de verkrijging van de legitimaire portie zal drukken. De gewijzigde vordering zal dan ook tegen [gedaagde] in zijn hoedanigheid van vereffenaar worden toegewezen.
4.11.
De tweede vordering, die door zowel [eiser 1] als [eiser 2] is ingesteld, betreft de omvang van de legitimaire massa. Vast staat dat van de nalatenschap enkele landerijen deel uitmaken. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de waarde hiervan. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] moet deze uit hoofde van een koopovereenkomst betreffende een deel van de landerijen, waarin de prijs is bepaald op € 160,- per m2, worden vastgesteld op € 734.400,-. Volgens [gedaagde] kan van deze koopovereenkomst niet worden uitgegaan omdat de overeenkomst ziet op een nog onzekere projectontwikkeling en daarin ontbindende voorwaarden zijn opgenomen voor het geval de geplande ontwikkeling niet door kan gaan. Om die reden moet worden uitgegaan van een in opdracht van [gedaagde] opgemaakte taxatie waarin de grond is gewaardeerd op een bedrag van € 222.000,-.
4.12.
Uitgangspunt is dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap (artikel 4:65 BW) en dat onder die waarde wordt verstaan de waarde van de goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van erflaatster (artikel 4:6 BW). Laatstgenoemd artikel geeft weliswaar geen maatstaf voor de waardering, maar in beginsel moet worden uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer ten tijde van het overlijden van erflaatster tenzij naar redelijkheid en billijkheid in de rechtsverhouding van de erfgenaam en de legitimarissen uitgegaan moet worden van een andere waarde.
4.13.
Anders dan [eiser 1] en [eiser 2] betogen kan de waarde van de landerijen niet zonder meer op de in de koopovereenkomst opgenomen koopprijs worden bepaald. Deze koopprijs zal immers alleen worden betaald indien de beoogde projectontwikkeling doorgang vindt. Of het zover komt is zelfs nu, maar was in elk geval ten tijde van het overlijden van erflaatster hoogst onzeker. Ten behoeve van koper zijn immers ontbindende voorwaarden opgenomen voor het geval:
- de benodigde bestemmingsplanwijziging niet plaatsvindt,
- de benodigde vergunningen niet worden verkregen,
- niet een minimaal aantal woningen worden verkocht,
- de eigenaren van naastgelegen percelen niet tot verkoop overgaan,
- door een besluit van de gemeente het bedoelde financieel gewenste projectresultaat niet wordt behaald.
Ten tijde van het overlijden was dus geenszins zeker of de verkoop uiteindelijk doorgang zou vinden.
4.14.
Anderzijds kan ook niet zonder meer worden uitgegaan van de in opdracht van [gedaagde] uitgebrachte taxatie. Blijkens die taxatie is uitgegaan van grond die in overwegende mate een agrarische bestemming heeft en die niet mag worden bebouwd, waardoor de markt van mogelijke kopers erg beperkt is. Nergens blijkt uit de taxatie dat rekening is gehouden met de al meerdere jaren bestaande koopovereenkomst (inclusief alle daaraan verbonden onzekerheden).
4.15.
Gelet op het voorgaande zal de waarde van de onroerende zaak ten tijde van het overlijden van erflaatster moeten worden getaxeerd uitgaande van de toen bestaande situatie en rekening houdend met de koopovereenkomst van 13 september 2012 (inclusief alle daarin opgenomen ontbindende voorwaarden).
4.16.
De rechtbank acht het voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.17.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van taxaties en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Wat was op 7 augustus 2017 de waarde in het economisch verkeer van het perceel [straat 1] [nummer] te [plaats 3] (inclusief opstallen) uitgaande van de toentertijd bestaande situatie en bestemming en rekening houdend met de koopovereenkomst van 13 september 2012 betreffende (een deel van) voormeld perceel tussen erflaatster en Limmerkoog B.V.?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.18.
Omdat de waardering van de landerijen van belang is voor het bepalen van de omvang van de legitimaire massa, dient het voorschot op de kosten van de deskundige door de nalatenschap betaald te worden. [gedaagde] zal in zijn hoedanigheid van vereffenaar het voorschot moeten betalen. Iedere verdere beslissing in conventie zal worden aangehouden.
4.19.
Zoals in 4.8. is overwogen zal de reconventionele vordering tot opheffing van de door [eiser 1] en [eiser 2] gelegde beslagen worden toegewezen, zij het dat de termijn waarbinnen de beslagen moeten worden opgeheven wordt verlengd tot zeven dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen met dien verstande dat deze zal worden beperkt tot een maximum van € 100.000,-.
4.20.
[eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris advocaat €
543,00(2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 543,00)
Totaal € 543,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 augustus 2019 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk tot opheffing van de door hen gelegde beslagen ten laste van [gedaagde] in privé binnen zeven dagen na betekening van dit,
5.4.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
5.5.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 1] en [eiser 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.Conc.: