ECLI:NL:RBNHO:2019:11468

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
6139820
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere vaststelling voorschot deskundigenonderzoek in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 6 maart 2019 een tussenuitspraak gedaan door de kantonrechter. De zaak betreft een verzoek om nadere vaststelling van het voorschot voor een deskundigenonderzoek. In een eerder vonnis van 8 augustus 2018 was al een deskundigenbericht gelast, waarbij de heer ing. A. de Beer en de heer drs. A.J. Steenbergen als deskundigen waren benoemd. De kantonrechter had destijds bepaald dat de eiser, [eiser], een voorschot van € 8.712,00 diende te betalen. Echter, de deskundigen gaven aan dat het onderzoek meer tijd in beslag nam dan verwacht, waardoor zij een verhoging van het voorschot vroegen naar € 16.613,30 inclusief btw.

De raadsman van de gedaagde, Expro North Sea Limited, gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de verhoging, maar vond de kosten hoog. De raadsman van de eiser meldde echter dat [eiser] de verhoging niet kon betalen en vroeg om de beslissing over de aanvullende kosten uit te stellen tot het eindvonnis. De kantonrechter oordeelde dat het redelijk was om het verhoogde voorschot bij de eiser in rekening te brengen, ondanks zijn betalingsonmacht. De deskundigen moesten wel verantwoording afleggen over hun gewerkte uren.

In de beslissing werd het voorschot vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag van € 16.613,30. Tevens werd bepaald dat [eiser] een aanvullend bedrag van € 7.901,30 in depot moest storten vóór de rolzitting van 27 maart 2019. De griffier werd opgedragen om de deskundigen in kennis te stellen van de betaling, zodat hun werkzaamheden konden worden voortgezet. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6139820 CV EXPL 17-5002
Uitspraakdatum: 6 maart 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. U. Hoogland
tegen
Expro North Sea Limited
gevestigd te den Helder
gedaagde
verder te noemen: Expro
gemachtigde: mr. R. Muurlink

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis van de kantonrechter van 8 augustus 2018 is in de onderhavige procedure een deskundigenbericht gelast. De vraagstelling is in voormeld vonnis opgenomen. De kantonrechter heeft de heer ing. A. de Beer en de heer drs. A.J. Steenbergen tot deskundigen benoemd met de opdracht gezamenlijk een schriftelijk en ondertekend rapport uit te brengen. De kantonrechter heeft bepaald dat [eiser] het voorschot ad € 8.712,00 diende te betalen, welk voorschot de rechtbank heeft ontvangen. Aan de deskundigen is op 7 september 2018 bericht dat zij hun werkzaamheden konden aanvangen.
Bij brief van 17 januari 2019 hebben de deskundigen de kantonrechter bericht dat het onderzoek veel tijdrovender is dan aanvankelijk werd gedacht, waarbij aangegeven is dat 11 in plaats van 6 adviesdagen nodig zijn. De deskundigen verzoeken de kantonrechter het voorschot nader vast te stellen op € 13.730,00 exclusief btw, derhalve op € 16.613,30 inclusief btw.
2.1.
Bij brief van 15 februari 2019 heeft de raadsman van Expro de kantonrechter bericht geen bezwaar te hebben tegen de verhoging van het voorschot maar dat de kosten wel (erg) hoog zijn. Bij brief van 15 februari 2019 heeft de raadsman van [eiser] de kantonrechter bericht dat [eiser] de verhoging niet kan betalen. [eiser] kan ook niet inzien waarom het voorschot zo drastisch verhoogd moet worden. [eiser] verzoekt om eerst in het eindvonnis te beslissen over de aanvullende kosten.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De deskundigen hebben om verhoging van het vastgestelde voorschot verzocht en wel met een bedrag van € 7.901,30 inclusief btw.
2.2.
Het is [eiser] die in deze procedure stelt dat hij te weinig betaald heeft gekregen en dus is het redelijk om het (verhoogde) voorschot bij hem in rekening te brengen. Dat het aanvullend voorschot onredelijk hoog is, is niet gebleken. Betalingsonmacht bij [eiser] is geen reden om af te zien van een aanvullend voorschot. Wel zullen de deskundigen verantwoording moeten afleggen over de door hen gewerkte uren. De kantonrechter gaat ervan uit dat de deskundigen bij de eindrapportage de gewerkte uren inzichtelijk maken voor partijen en de kantonrechter. Het aanvullend voorschot dient dan ook door [eiser] te worden gedeponeerd, dit mede op grond van hetgeen in het vonnis van de kantonrechter van 8 augustus 2018 is overwogen en beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen nader vast op het door de deskundigen begrote bedrag van € 16.613,30 (inclusief btw);
3.2.
bepaalt dat [eiser] een aanvullend bedrag van € 7.901,30 (inclusief btw) in depot dient te storten vóór de rolzitting van 27 maart 2019 en wel door overmaking aan de griffier, na toezending van een factuur door de financiële dienst (LDCR);
3.3.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het aanvullende voorschot zodat de werkzaamheden kunnen worden voortgezet;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gegeven door mr. W.A. Swildens en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.
De griffier De kantonrechter