Op 26 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.E.C. Verhoeff. Het verzoek was gericht tegen mr. F.C. Bakker, de rechter die een aanhangige civiele zaak behandelde. De verzoekster stelde dat de rechter niet onbevooroordeeld was, omdat hij eerder had geoordeeld in een vergelijkbare zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek mondeling behandeld, waarbij de advocaat van de wederpartij, de vader, ook aanwezig was.
De wrakingskamer overwoog dat de enkele betrokkenheid van de rechter in een eerdere zaak niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De rechter had in de eerdere zaak geen inhoudelijke beslissing genomen over de zorgregeling voor de zomervakantie, wat de kern van het wrakingsverzoek vormde. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure in de oorspronkelijke zaak werd voortgezet.
De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. W.J. van Andel en de leden mr. Th.S. Röell en mr. H.P. van der Lelie, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.