ECLI:NL:RBNHO:2019:11265
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in brandstichtingszaak met onvoldoende wettig bewijs
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting in twee verschillende incidenten. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk in brand steken van een woning en een schuur in Purmerend, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden werd geschetst. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 26 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan wettig bewijs.
Tijdens de openbare terechtzitting op 12 december 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging gehoord. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende forensisch bewijs was om het daderschap van de verdachte vast te stellen. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de verdachte niet consistent waren, maar dat dit op zichzelf niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank stelde vast dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die het bewijs van de brandstichting door de verdachte konden ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.