ECLI:NL:RBNHO:2019:11259

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
15/800350-17 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 5 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, op 13 september 2017 in Nederland het slachtoffer heeft mishandeld en hem tegen zijn wil in een bestelbus heeft gehouden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van €3.526,45 betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de materiële en immateriële schadevergoeding is vastgesteld op het gevorderde bedrag. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen, te rekenen vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800350-17 (P)
Uitspraakdatum: 5 december 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 13 september 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, gemeente Amsterdam, en/of op/bij het Twiske, gemeente Oostzaan, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 13 september 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, gemeente Amsterdam, en/of op/bij het Twiske, gemeente Oostzaan, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen in het gezicht en/of tegen hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 13 september 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, gemeente Amsterdam, en/of op/bij het Twiske, gemeente Oostzaan, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer] (bij het ziekenhuis) vast te pakken en/of
- in een (bestel)bus te gooien en/of
- met die [slachtoffer] naar Het Twiske te rijden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in een (bestel)bus te zetten en/of
- naar een woning in Zaandam te rijden en/of
- hem in die woning vast te houden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Bij feit 1 primair is sprake van voorbedachte raad, gelet op de wijze waarop aangever is opgewacht en meegenomen en vervolgens in de bus direct is mishandeld en ook gelet op de door de [getuige] afgelegde verklaring dat hij hoorde roepen dat ze aangever “een lesje gaan leren”. Uit de gezamenlijke uitvoering door de broers [medeverdachte 1] en [verdachte] volgt een nauwe en bewuste samenwerking. Het veelvuldig tegen het gezicht/hoofd en het lichaam schoppen en slaan brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aangever daar zwaar lichamelijk letsel aan zou overhouden. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving vanaf het moment waarop aangever in de bus is gezet bij het ziekenhuis, tot aan het moment waarop de politie in de woning arriveerde. De continue aanwezigheid van de verdachten, de bedreigingen, het geweld - ook in het Twiske - en het feit dat de auto het merendeel van de tijd reed, maken dat aangever belemmerd werd om zich aan de situatie te onttrekken. Gezien de gezamenlijke uitvoering door [medeverdachte 1] en [verdachte] en de wezenlijke bijdrage aan het feit van [medeverdachte 2] , is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook is sprake geweest van opzet op het medeplegen van het delict.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit is door de raadsman partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde voorbedachte raad, nu onvoldoende uit het dossier blijkt dat er sprake was van een vooropgesteld plan en er aldus de raadsman geen sprake is geweest van kalm beraad. De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit bepleit, nu aangever zowel bij het ziekenhuis als bij het Twiske vrijwillig in de auto is gestapt en op geen enkel moment kenbaar heeft gemaakt dat hij niet wilde instappen.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Partiële vrijspraak feit 1 primair (voorbedachte raad).
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat geen sprake is van voorbedachte raad. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Veeleer lijkt sprake te zijn geweest van een plotselinge emotionele uitbarsting gepaard gaande met geweld, nadat [aangever] en verdachte waren ingestapt in de bestelbus, waarin ook de [medeverdachte 1] zat. De verklaringen afgelegd door de [getuige] acht de rechtbank, gelet op het feit dat deze op belangrijke onderdelen aantoonbaar onjuist zijn, onbetrouwbaar, zodat deze niet worden gebruikt voor het bewijs.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair medeplegen poging tot zware mishandeling [aangever]
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [aangever] op 13 september 2017 rond 13.00 uur met een door [medeverdachte 2] bestuurde bestelbus is opgehaald bij het ziekenhuis in Amsterdam. In de bus zaten ook verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] . Vanuit het ziekenhuis is men achtereenvolgens naar het recreatiepark Het Twiske en naar de woning van verdachte in Zaandam gereden. Aangever is zowel in de rijdende bestelbus als in het Twiske meerdere malen door verdachte en [medeverdachte 1] met vuisten in het gezicht en tegen het lichaam geslagen, ten gevolge waarvan hij letsel heeft bekomen. In het Twiske is aangever bovendien door verdachte en zijn broer geschopt, waardoor de hechtingen die in het ziekenhuis in zijn hand waren aangebracht, weer open gingen. Nadat aangever vergeefs had proberen weg te vluchten, kreeg hij opnieuw klappen van verdachte en zijn broer en werd hij geschopt tegen zijn ribbenkast, waardoor hij op de grond viel en in ademnood bleef liggen. Van dit moment is een foto genomen, die in het dossier is gevoegd. Nadat aangever naar de woning in Zaandam was gebracht, kreeg hij - terwijl hij op zijn knieën op de grond moest zitten - meerdere klappen met de vuist in zijn gezicht en tegen het lichaam van [medeverdachte 1] .
Bij aangever is een veelvoud van verwondingen geconstateerd. Uit de letselverklaring blijkt dat sprake was van bloeduitstortingen in het gezicht (een zogenoemd brilhematoom), zwellingen en snijwonden in het gezicht en de behaarde hoofdhuid en aan de hand en duim. Daarnaast bleek sprake te zijn van fracturen aan de oogkas en neusbijholte voorwand.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangever in de bestelbus en tijdens de stop in het Twiske geslagen heeft.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte zich samen met zijn broer, [medeverdachte 1] , schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en zijn broer sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van het misdrijf. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen daarmee bewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Met name gelet op het bij aangever vastgestelde letsel aan het hoofd en in het gezicht moeten de vuistslagen met grote kracht zijn toegebracht. Verdachte heeft door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Feit 2. Wederrechtelijke vrijheidsberoving [aangever]Op grond van wat hiervoor onder het kopje “Feit 1 primair medeplegen poging tot zware mishandeling [aangever] ” over de uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkende feiten en omstandigheden is weergegeven, staat vast dat [aangever] direct na het instappen in de bus door de verdachte en de [medeverdachte 1] is geslagen. Aangever heeft voorts verklaard dat hij de bus niet uit kon, omdat hij aan de raamkant zat en daardoor klem zat. Dat is bevestigd door de [medeverdachte 2] . De rechtbank is van oordeel dat vanaf het moment dat aangever in de rijdende bus geslagen werd, waarbij hij de bus niet kon verlaten, sprake is geweest van een situatie van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat aangever aanvankelijk vrijwillig in het busje is gestapt, doet daaraan niet af. In het Twiske is aangever opnieuw mishandeld door verdachte en de [medeverdachte 1] en is hij, nadat hij had geprobeerd aan zijn belagers te ontkomen door weg te rennen, teruggezet in de bus. Aangever heeft verklaard dat hij op dat moment de kracht niet meer had om zelf in te stappen omdat hij niet meer op zijn benen kon staan. Vervolgens is aangever in de door [medeverdachte 2] bestuurde bestelbus, waarin ook weer verdachte en zijn broer zaten, naar het huis van [medeverdachte 1] in Zaandam meegenomen, waar hij is vastgehouden en weer is mishandeld door die medeverdachte in afwachting van de komst van de politie. Aangever heeft verklaard dat hij bij de woning niet de kans had om weg te lopen, omdat hij daar fysiek niet toe in staat was. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving, die in de bestelbus is begonnen, rijdend naar en vervolgens in de woning van [medeverdachte 1] is voortgezet.
MedeplegenDe rechtbank is van oordeel - gelet op het feitelijke verloop zoals hiervoor onder het kopje ‘Wederrechtelijke vrijheidsberoving [aangever] ’ weergegeven - dat de handelingen die verdachte heeft verricht, gericht zijn geweest op een samenwerking met zijn medeverdachten bij het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden van [aangever] .
Verdachte heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd door zowel in de bestelbus, als in het recreatiepark en in de woning geweld te gebruiken tegen [aangever] . Door zijn handelingen heeft verdachte bijgedragen aan het doen ontstaan van een (dreigende) situatie waaraan aangever zich niet kon onttrekken. Gelet op het vorenstaande is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij het wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven en beroofd houden van aangever. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
hij op tijdstippen omstreeks 13 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 13 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- met die [slachtoffer] naar het Twiske te rijden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in een (bestel)bus te zetten en/of
- naar een woning in Zaandam te rijden en/of
- hem in die woning vast te houden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden..
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft zij gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf ter hoogte van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een werkstraf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en, samen met anderen, aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het slachtoffer is opgehaald vanuit het ziekenhuis waar hij zich op dat moment liet behandelen, en is vervolgens tegen zijn wil in een bestelbus vervoerd, eerst naar recreatiegebied het Twiske en daarna naar de woning van een medeverdachte. Tijdens deze voortdurende vrijheidsberoving werd het slachtoffer door verdachte en één van zijn medeverdachten mishandeld. Dat het slachtoffer daar– afgezien van twee littekens in het gezicht – geen blijvend letsel aan heeft overgehouden is een omstandigheid die geenszins aan verdachte te danken is. Verdachte heeft door zijn handelen pijn en letsel veroorzaakt en heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij heeft verdachte tevens inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, door hem tijdens het ondergaan van geweld te laten vervoeren in een bestelbus en vervolgens tegen diens wil vast te houden in een woning. Het is algemeen bekend dat een dergelijke gebeurtenis een uitermate beangstigende en bedreigende ervaring is voor het slachtoffer, waarvan zowel het slachtoffer als zijn omgeving nog lang de psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit soort feiten veroorzaakt bovendien angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport dat over verdachte is uitgebracht, opgemaakt door [reclasseringswerker] en gedateerd op 18 november 2019, waaruit – kort gezegd – volgt dat verdachte zich aan het op 26 oktober 2017 opgelegde schorsingstoezicht heeft gehouden. Hij heeft een behandeling bij de forensische polikliniek De Waag succesvol afgesloten en hij heeft hard gewerkt aan zijn problemen op sociaal-maatschappelijk gebied en hierin verbetering gebracht. De inschatting van de kans op recidive in vergelijking met het moment van aanmelding is verminderd tot laag. Verdachte heeft aangegeven zich nu meer bewust te zijn van de geldende regels in Nederland. Ook gebruikt hij geen anabole steroïden meer, middelen waarvan bekend is dat ze agressiviteit kunnen opwekken. Verdachte werkt zes dagen per week als glazenwasser. De reclassering ziet geen indicatie meer voor een reclasseringstoezicht. De rechtbank zal met het voorgaande ten voordele van verdachte rekening houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.526,45 ingediend tegen verdachten wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bedraagt € 1.526,45 en bestaat uit kosten voor een spijkerbroek, schoenen, een blouse, verlies aan arbeidsvermogen en kosten die zijn gemaakt voor het eigen risico. De gevorderde immateriële schadevergoeding bedraagt € 2.000,-.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering hoofdelijk moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de schade moet worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de gestelde materiële schade heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van schade wanneer de betreffende kleding wordt teruggegeven aan het slachtoffer. Verder heeft de raadsman betoogd dat de kosten voor het verlies aan arbeidsvermogen niet te controleren zijn, en het een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen om hier verder onderzoek naar te doen. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht om de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging heeft zich wat de immateriële schadevergoeding betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht zonder meer aannemelijk dat de benadeelde partij een tijd niet heeft kunnen werken, daarom zullen de kosten voor een verlies aan arbeidsvermogen worden toegewezen. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 63, 282, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5 vermelde strafbare feiten opleveren;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENVEERTIG (44) DAGEN;
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
HONDERDTWINTIG (120) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door ZESTIG (60) DAGEN hechtenis;
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.526,45 (drieduizend vijfhonderdzesentwintig euro en vijfenveertig eurocent), bestaande uit € 1.526,45 als vergoeding voor de materiële en
€ 2.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [aangever] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.526,45 (drieduizend vijfhonderdzesentwintig euro en vijfenveertig eurocent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
45 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.G. van Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2019.
mr. T.A.F. Pomper is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, onder meer inhoudende:
In de bus en in het Twiske heb ik geslagen. In het Twiske heb ik geslagen nadat hij was weggerend. Voordat hij ging rennen heb ik hem ook geslagen.

Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 138-139). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisanten]

, dan wel een van hen:

Op woensdag 13 september 2017 omstreeks 13.50 uur kregen wij de opdracht te gaan naar de [adres] te Zaandam, gemeente Zaanstad. Aldaar zou een inbreker op heterdaad betrapt zijn en in de achtertuin op de grond gehouden worden door een aantal personen.
(…) Toen wij ter plaatse kwamen zagen wij personen in de achtertuin van de [adres] te Zaandam staan. Zij gaven op te zijn:
(…) - [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Hij legitimeerde zich met een Bulgaarse identiteitskaart;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Hij legitimeerde zich met een Bulgaarse identiteitskaart;
- [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Hij legitimeerde zich met een Nederlands rijbewijs.

Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 150-151). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisant]

:

Op 13 september 2017 kreeg ik de opdracht te gaan naar [adres] te Zaandam.
(…) Op dezelfde dag kwam ik ter plaatse op de [adres] te Zaandam. Ik werd door een man gewenkt die in de opening stond van de achtertuin van genoemde woning. (…) Ik ben vervolgens de woning in gegaan.
Ik kwam toen terecht in de woonkamer. Ik zag toen links van mij een man op zijn knieën zitten. (…) Ik zag dat deze man letsel had aan zijn gezicht en handen. Ik zag daarnaast dat deze man een hoofdwond had die bloedde. Ik zag dat de man witte tape om zijn rechterhand had. Ik zag dat deze man mij verdwaasd aankeek, net of hij in shock was. Ik heb vervolgens direct over de portofoon gevraagd om een ambulance.
(…) De gewonde man legitimeerde zich met een Bulgaarse Identiteitskaart.
Zijn gegevens:
[aangever] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

Een proces-verbaal van verhoor [aangever] (los opgenomen in het dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 16 april 2018 door [aangever] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring:
Op 13 september 2017 was ik in het ziekenhuis om mijn hand te laten hechten. [verdachte] was daarbij. Ik heb samen met [verdachte] het ziekenhuis verlaten. Wij liepen richting een busje.
(…) Nadat ik was ingestapt ben ik direct geslagen.
De auto waar ik in stapte was een werkvoertuig met een dubbele cabine. Er was een voorbank en een achterbank. (…) Ik zat op de achterbank. Naast mij zat [verdachte] . [medeverdachte 2] bestuurde het busje. Volgens mij heet hij [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zat rechts naast de chauffeur.
Van het ziekenhuis zijn we naar het Twiske gereden. (…) In de auto ben ik door [medeverdachte 1] en [verdachte] geslagen. [medeverdachte 1] is daarbij voorin blijven zitten. Hij draaide zich om en sloeg me van de passagiersstoel. Ik ben geraakt op mijn gezicht en op mijn handen. Ik heb me afgeweerd. Ze probeerden mij overal te raken. Overal waar je iemand kunt raken. Ze sloegen met hun rechtervuist.
(…) Na het Twiske ben ik teruggebracht naar het huis. (…) Ze hebben mij toen verteld dat ze de politie gingen roepen en dat ik moest vertellen dat ik had ingebroken. (…) Ze zeiden dat ik tegen de politie moest zeggen dat ik betrapt was bij het inbreken en dat ze me daarom hadden geslagen.
Toen we in het Twiske waren aangekomen hebben ze mij uit de auto laten stappen. Ze hebben me direct geslagen. Met ze bedoel ik [medeverdachte 1] en [verdachte] .
(…) In het Twiske ben ik door [medeverdachte 1] en [verdachte] geslagen en gestompt. Ze sloegen mij met hun vuisten. Dat was vlak naast de bus. Ik ben ook door hen geschopt. (…) Ik kon niet blijven staan. Ik ben op de grond gevallen. Toen ik op de grond lag ben ik ook geslagen en geschopt. Ik ben over het hele lichaam geraakt. Ik ben ook tegen mijn hoofd geraakt.
(…) Het klopt dat ik op enig moment even kon ontsnappen. Ik kon weglopen. Ik heb een meter of 50 á 100 gerend. Ze kwamen me meteen achterna en hebben me weer vastgegrepen en terug naar de bus gebracht. Daarna ben ik weer geslagen en geschopt. Op weg terug naar de bus hebben ze me ook geslagen en geschopt. Dat deden [verdachte] en [medeverdachte 1] . (…) Ik werd bijna direct weer door hen gepakt.
(…) Terwijl ik werd geslagen riepen ze tegen mij dat ik weg uit Nederland moest. Ze zeiden dat ze me zouden vermoorden. (…) Toen ze me schopten tegen mijn buik kon ik geen adem meer krijgen. Het was toen net of ik buiten bewustzijn was.
Op enig moment hebben ze me weer in de bus laten stappen. Toen hebben ze gezegd dat we naar het huis van [medeverdachte 1] zouden gaan en dat ze daar de politie gingen bellen.
(…) Van het Twiske zijn we naar Zaandam gereden. Ik ben toen niet meer geslagen. Ze bespraken hoe ze hiervan af konden komen. Ik heb gezegd: “Laat me uitstappen”. Ik heb gezegd dat als ze me zouden laten gaan ik niet de politie zou bellen. Ik heb dit al gezegd in het Twiske. Ze wilden dit niet.
(…) Toen we bij de woning aankwamen ben ik via de tuin naar de woonkamer gelopen. (…) [medeverdachte 1] heeft mij op de grond laten zitten. [verdachte] was met de politie aan het bellen. In de woning ben ik niet geslagen. Even daarvoor ben ik nog wel geslagen.
(…) U vraagt mij in welke volgorde wij voor de woning uit het busje zijn gestapt.
Ik zat weer met [verdachte] achterin. Hij is uitgestapt en heeft mij vastgepakt. Na mij zijn [medeverdachte 1] , [naam] en [medeverdachte 2] uitgestapt. Ik ben toen vrijwel direct van achteren geslagen.
In het ziekenhuis is [verdachte] naar mij toegekomen. (…) Ik ben na de operatie samen met [verdachte] naar buiten gelopen. [verdachte] zei dat we naar [naam] zouden gaan. (…) In het busje werd me meteen duidelijk dat we niet naar [naam] zouden gaan. Ze zeiden niets, maar begonnen direct te slaan. (…) Als ik had geweten dat ik naar het Twiske zou worden gebracht, was ik nooit meegegaan. Ik ben in de auto een paar keer geslagen.
Mr. Polat vraagt mij of ik heb gezegd dat ze me niet meer wilden slaan.
Natuurlijk. Toen sloegen ze weer. Ik zei: “Niet doen, niet doen”. Ik zei ook nog dat mijn hand gehecht was en dat mijn hechtingen eruit konden springen. Tijdens de rit begreep ik dat we naar het Twiske zouden gaan. Dit werd voor in de auto besproken. Iemand zei: “Rijdt maar naar het Twiske”. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben dat met z’n tweeën besproken.
De officier van justitie vraagt mij of ik vrijwillig na het Twiske weer in het busje ben gestapt. Ik vind dat een rare vraag. Ik ben ongeveer anderhalf uur geslagen. Kun je dan nog vrijwillig instappen? Welke keuze heb je? Ze hebben mij laten instappen. Ze hebben mij vastgepakt en in de auto gezet. Ik had op dat moment de kracht niet meer om dat zelf te doen. Ik kon niet meer op mijn eigen benen staan.
(…) Toen we bij de woning in Zaandam aankwamen hebben ze me laten uitstappen en naar de woning gebracht. Ik had niet de kans om weg te lopen. Ik was daar fysiek niet toe in staat.

Een proces-verbaal van verhoor aangever (pagina 181-185). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 27 september 2017 door [aangever]

ten overstaan van [verbalisant] afgelegde verklaring:

A: Of [verdachte] of [medeverdachte 1] belde mij op mijn gsm. (…) Ik vertelde hem dat ik in het Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam was voor de behandeling van een wond aan mijn hand. Toen ik in de behandelkamer was kwam [verdachte] de behandelkamer ineens binnen.
(…) V: Toen u klaar was bij de eerste hulp afdeling is [verdachte] met u meegelopen naar buiten. Wist u toen wat er zou gebeuren?
A: Nee.
(…) V: Dan komen jullie bij de bestelbus. En dan?
(…) A: Ik zag [medeverdachte 2] achter het stuur zitten. [medeverdachte 1] zat voorin naast [medeverdachte 2] . [verdachte] kwam naast mij zitten. Toen de deur was dichtgetrokken begonnen [verdachte] en [medeverdachte 1] mij te slaan. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] sloegen mij met hun vuisten op mijn lichaam. De meeste stompen kwamen op mijn gezicht terecht.
(…) V: Kan jij vertellen hoe lang dat slaan duurde?
A: Toen wij begonnen te rijden totdat wij in het Twiske stopte sloegen [medeverdachte 1] en [verdachte] mij.
(…) V: Waarom bent u niet weggerend?
A: Wanneer dan... Ik zat tegen het raam. [verdachte] zat aan de deurkant. Ik zat klem. [medeverdachte 1] sloeg van voren naar achteren en [verdachte] sloeg mij van opzij. Ik was niet bezig met vluchten. Ik was bezig de stompen te ontwijken.
(…) V: Kon u onderweg niet uit de bus vluchten?
A: Nee. Ik zat tegen de zijkant van de bus geduwd. Ik kon geen kant op. Ik kon zeker de bus niet uit want ik werd geslagen, hard geslagen, met hun vuisten, op mijn hoofd en mijn lichaam. Daarbij zat de deur aan de kant van [verdachte] , niet aan mijn kant.
V: Dan stopt de bus in het Twiske. Wat gebeurt er dan?
(…) A: De broertjes begonnen mij direct weer te schoppen en te slaan. Ik weet dat ik ook een trap op mijn hand kreeg. Dat was de hand waar net door de dokter 15 hechtingen in waren gezet. Ik voelde echt een enorme pijn van die schop. Toen ik in het Zaans Medisch Centrum lag, na het incident, heeft de dokter het verband van mijn hand gehaald. Hij vertelde mij dat alle hechtingen los waren geraakt. Alle hechtingen zijn door de dokter opnieuw in mijn hand gezet.
V: Kon u tijdens deze schoppen en stompen wegrennen?
A: Ja. Ik weet niet precies hoever ik ben weggerend, ik denk 50 meter a 100 meter. [medeverdachte 1] en [verdachte] renden achter mij aan. Zij pakten mij vast. Ik weet niet wie van de twee dat was. Weer kreeg ik klappen, stompen.
V: En toen?
A: Ik kreeg opnieuw klappen, veel klappen. Ik hield mijn handen voor mijn hoofd. Ik weet dat ik iets voorover gebogen stond. Ineens kreeg ik hevige pijn in mijn ribbenkast. Ik zag een schoen en een broek. Ik weet zeker dat ik een schop in mijn ribbenkast kreeg. Ik weet zeker dat het geen stomp was. Ik kreeg de schop op mijn ribbenkast, aan mijn rechterzijde. Ik viel in ademnood op het gras. (…) Ik heb even in het gras gelegen. Ik ben door, ik weet niet precies wie, tegen de bestelbus rechtop getild. Daarna zijn wij naar Zaandam gereden.
V: Ik zal jou een foto laten zien die wij op een (1) van de telefoons hebben aangetroffen. Wat kan jij over verklaren ?
A: Dit is precies wat ik zojuist vertelde. Hier heb ik net de schop gekregen.
(…) V: En dan?
A: Ik ben in de woning op de begane grond gebleven. Ik moest op mijn knieën op de grond gaan zitten. Van [medeverdachte 1] kreeg ik nog klappen met zijn vuist in mijn gezicht, op mijn achterhoofd, mijn lichaam, overal. [verdachte] belde de politie.
(…) V: [medeverdachte 2] . Wat heeft hij gedaan in dit incident?
A: Sturen in de bestelbus.

Een schriftelijk bescheid (pagina 178-180), inhoudende een ander geschrift (een letselverklaring van 13 september 2017) als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, met onder andere de volgende inhoud:
Lichamelijk onderzoek
HH: brilhematoom bdz, (…) forse zwelling orbitabodem en zygoma bdz, snijwond thv orbitabodem links als rechts, met name drukpijn gehele orbita links> rechts en zygoma bdz, tevens wond BHH links iets wijkend ongeveer 3-4 cm
(…) - rechter hand: over duimmuis forse snijwond van 5cm, deze wond is vanochtend in het OLVG gehecht en de wond is weer open gesprongen
- linker hand: basis dig 1 kleine circelvormige snijverwonding
Aanvullend onderzoek
(…) CT-aangezicht: Blow-out fractuur van de orbita links met fracturen van de orbitabodem en mediale orbitawand, enig lucht in de orbita, alsmede fracturen van de linker sinus maxillaris voorwand, mediale wand en posterolaterale wand met enig lucht in de weke delen
Diagnose
status na mishandeling waarbij:
1. trauma capitis
2. blow-out fractuur orbita links zonder nu acute indicatie voor een operatieve behandeling
3. snijwonden BHH en aangezicht
4. snijwond rechter hand en linker duim

Een proces-verbaal van verhoor verdachte (los opgenomen in het dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 september 2017 door [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring:
Het klopt dat ik [aangever] mee heb genomen in mijn bus en hem naar het park heb gereden. (…) Ik was daar met [medeverdachte 1] en [verdachte] .
(…) Vanuit het park zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik naar de woning van [medeverdachte 1] in Zaandam gereden.

Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] (pagina 36-46). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 september 2017 door [medeverdachte 2] ten overstaan van [verbalisanten] afgelegde verklaring:
V: U bent gisteren, 13 september 2017 op de [adres] te Zaandam aangehouden door de politie. (…) V: Welke auto reed jij in?
A: Bedoeld u de auto van gister? Mercedes Vito bordeaux rood, het [kenteken] .
(…) A: Ik was de bestuurder, [medeverdachte 1] bijrijder, achter mij de dief, rechtsachter zat [verdachte] .
(…) V: En aan uw kant, aan de bestuurderszijde, zit er een deur voor de achterbank?
A: Dit is alleen één zijdeur aan de rechterkant.
V: Dus aan de kant waar hij zat kon hij niet het voertuig verlaten?
A: Nee, aan de kant waar de dief zat is geen deur.
(…) V: Dan wordt er voorgesteld om buiten de auto te gaan om het uit te praten in een park. (…) Jullie kwamen daar, jij hebt gezegd de dief rende weg, vertel eens hoe dit ging?
A: Op het moment dat zij uit de bus gingen, ging de deur dus los, hij hing los. Iedereen was toen bezig met de deur en rende de dief weg.
V: En toen?
A: Ik ben bij de deur gebleven om deze in orde te maken. Alles is snel gegaan, niet één a twee minuten later kwamen ze met ze drieën aangelopen.
V: Wie is ze?
A: [medeverdachte 1] , [verdachte] en de dief.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 103-110). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 september 2017 door [medeverdachte 1] ten overstaan van [verbalisanten] afgelegde verklaring:
V: Wat kunt u verklaren over de gebeurtenissen van woensdag 13 september 2017?
(…) A: Ik hoorde dat hij zei dat hij in het Lucas Andreas ziekenhuis was. Wij zijn er toen naar toe gegaan.
V: Wie zijn wij?
A: Mijn broer [verdachte] en [medeverdachte 2] .
V: Hoe bent u daar naartoe gegaan, was dat met een auto?
A: Mercedes Vito, bordeaux rood van kleur.
V: Wie reedt er in deze auto en wie zaten er in de auto?
A: [medeverdachte 2] .
(…) V: Jullie vertrekken vanaf het ziekenhuis. Waar gaan jullie heen? Met wie?
A: We gaan naar het Twiske. Ik en [verdachte] , [medeverdachte 2] en [aangever] .
V: Wat gebeurt er in het Twiske?
A: (…) Ik heb een paar klappen gegeven. (…) Daarna heb ik hem naar mijn woning gebracht.
(…) V: Hoe heb je geslagen?
A: Toen ik in de auto zat voorin, ik had mijn gordel om, heb ik hem zo naar achteren geslagen met mijn arm naar achter.
(…) V: We hebben een foto van [aangever] op een telefoon in het Twiske. Wat kun je daarover vertellen?
(…) A: Ja, we hebben een paar keer geslagen. Hier wilde hij wegrennen. We hebben hem weer gepakt en is hij op de grond gekomen.

Een proces-verbaal aantreffen voertuigen (pagina 214-215). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisanten] , dan wel een van hen:
Tijdens het uitkijken van de camerabeelden van recreatieschap het Twiske te Oostzaan bleek dat er een tweetal voertuigen bij het eerder genoemde incident betrokken waren. Deze voertuigen betroffen een roodkleurige Mercedes Vito voorzien van het Nederlandse [kenteken] en een zwartkleurige Mercedes ML320 voorzien van het Bulgaarse [kenteken] .
Naar aanleiding van de informatie over de voertuigen zijn wij in de omgeving van de [adres] te Zaandam gaan kijken of aldaar de voornoemde voertuigen zouden staan.
(…) Vervolgens reden wij de [adres] te Zaandam in. Dit betreft een zijstraat van de [adres] te Zaandam. Aldaar zagen wij in een parkeervak de voornoemde roodkleurige Mercedes Vito staan. Na het aantreffen hebben wij het voertuig inbeslaggenomen.

Een proces-verbaal Forensisch onderzoek plaats delict (pagina 407-411). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van [verbalisant] :
Inzake onderzoek PLUOT heb ik onderzoek verricht aan een inbeslaggenomen voertuig, te weten:
Goednummer: PL1100-2017190681-800612
Voertuig: Bestelauto
Merk/type: Mercedes-Benz 639 Vito 115 Cd
Kleur: Rood
Land: Nederland
[kenteken]
(…) Achterbank
(…) Op het raam bij de achterbank aan de bestuurderszijde zag ik meerdere bloedsporen welke voornamelijk bestonden uit bloedspatten.
(…) Onder het raam bij de achterbank aan de bestuurderszijde zag ik meerdere bloedspatten.
(…) Achter de hoofdsteun van de achterbank aan de bestuurderszijde zag ik op de afscheiding tussen het passagierscompartiment en de laadruimte meerdere bloedspatten.
(…) Op de achterkant van de bestuurdersstoel onder de hoofdsteun zag ik meerdere bloedsporen.
(…) Achter de gordel van de bestuurder zag ik op de kunststof bekleding van het voertuig meerdere bloedspatten.
(…) Voorstoelen
Boven het raam van het bestuurdersportier zag ik op de (dak)hemel meerdere bloedspatten.
(…) Op het gesloten zonneweringsklepje aan de bestuurderszijde zag ik een bloedspat, zie markering 8.