Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2019 in de zaak tussen
drs. [X] , wonende te [Z] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
bedrijfsbestemming€ 2.000,= per m2 een correcter beeld geeft van de WEV per de peildatum ofwel € 310.000,=.
woonbestemming(vóór verbouwing) een vergelijkbare WEV oplevert maar dat deze, als gevolg van de onduidelijke erfpachtsituatie (lees: te herziene canon) buiten beschouwing is gelaten. Nu, drie jaar later, blijkt er in de openbare registers geen mutatie (verhoging) te zijn doorgevoerd waaruit ik opmaak dat de gemeente geen aanleiding ziet de canon te herzien. In de woonbestemming is het volgende van belang:
woonbestemming€ 335.000,= bedraagt.
€ 475.845 minus de waarde in het economisch verkeer op die datum van € 340.000).
Geschil19. In geschil is of het resultaat uit TBS, en daarmee ook het verlies uit werk en woning, op het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil de waarde in het economisch verkeer van het object per 13 november 2013.
(€ 270.000) en de door verweerder bij de uitspraak op bezwaar in aanmerking genomen waarde (€ 320.000), is het boekverlies € 50.000 groter dan waarvan bij uitspraak op bezwaar is uitgegaan. Rekening houdend met de hierover in aanmerking te nemen terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% (artikel 3.99b van de Wet IB 2001), resulterend in een bedrag van € 6.000, leidt dit ertoe dat het verlies uit werk en woning (na uitspraak op bezwaar bedroeg dit € 100.890) gesteld dient te worden op € 144.890.
Beslissing
mr. M.M. de Reus, leden, in aanwezigheid van mr. B. Schaafsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2019.