ECLI:NL:RBNHO:2019:11111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
15/208765-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot afpersing in het kader van een zakelijk geschil met geweldspleging

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten op 12 augustus 2019 in Alkmaar heeft geprobeerd een slachtoffer af te persen. De verdachte, die ten tijde van de feiten achttien jaar oud was, werd beschuldigd van medeplegen van poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 10 december 2019 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft op basis van de getuigenverklaringen en de verklaringen van de verdachte en medeverdachten geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen naar de woning van het slachtoffer was gegaan om verhaal te halen over een zakelijk geschil. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte, samen met zijn medeverdachten, het slachtoffer met geweld bedreigd en geslagen, wat leidde tot de poging tot afpersing.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 90 dagen jeugddetentie, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de toepassing van het adolescentenstrafrecht overwogen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn omstandigheden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/208765-19 en 15/227380-18 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 24 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]
,
ten tijde van de terechtzitting gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Leibbrand, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van € 1300,=, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
* (meerdere) malen naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of
* daarbij tegen de voordeur van die woning heeft/hebben getrapt en/of gebonkt / geslagen en/of
* (daarbij) heeft/hebben gezegd, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en/of
* die [slachtoffer] (met kracht) meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag - en/of
* (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd, dat hij € 1300,= / geld moest betalen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Alkmaar openlijk, te weten, de openbare weg [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] door
* (meerdere) malen naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of
* daarbij tegen de voordeur van die woning te trappen en/of te bonken en/of
* (daarbij) te zeggen, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en/of
* die [slachtoffer] (met kracht) meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte was ter plekke aanwezig, maar heeft niet getrapt, geslagen of geschreeuwd en heeft daarmee geen bijdrage geleverd aan het incident .
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Nadere bewijsoverweging
Geldbedrag
Hoewel verschillende getuigen verklaren dat tijdens de vechtpartij door verdachte(n) is geroepen dat aangever 1.300 euro moet teruggeven, houdt de rechtbank het ervoor dat is geroepen dat aangever een geldbedrag moet teruggeven. Verdachte heeft verklaard dat hij 300 euro had betaald en dat bedrag wilde terug hebben.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Hiervan is in ieder geval sprake als het tenlastegelegde medeplegen in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ‘verhaal wilden halen’ bij aangever naar aanleiding van een door aangever gestuurde incasso. Hiertoe is verdachte samen met hen en nog een medeverdachte in de avonduren tweemaal naar het huis van aangever gegaan, alwaar zij gezamenlijk voor de deur hebben gestaan, waarbij gebonkt is op de deur en geschreeuwd dat aangever naar buiten moest komen. Vervolgens is een gevecht ontstaan waarbij gezien is dat verdachte en alle medeverdachten aangever hebben geschopt dan wel geslagen en door medeverdachte [medeverdachte 1] tegen aangever is gezegd dat hij geld moest betalen.
Gelet op voorgaande handelingen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 augustus 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
* meerdere malen naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en
* daarbij tegen de voordeur van die woning hebben getrapt en gebonkt en
* daarbij hebben gezegd, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en
* die [slachtoffer] met kracht meermalen tegen het lichaam hebben geschopt en geslagen - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag - en
* daarbij tegen die [slachtoffer] hebben gezegd, dat hij geld moest betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
medeplegen poging tot afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf [de rechtbank begrijpt: jeugddetentie] voor de duur van 90 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden:
- begeleiding door de jeugdreclassering
- ambulante behandeling
- contactverbod met aangever
- contactverbod met de medeverdachten (voor de duur van zes maanden, althans zolang de reclassering noodzakelijk acht)
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
- toeleiden naar een dagbesteding
- avondklok.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht – in het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring – het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Mocht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel aangewezen achten, dan verzoekt de raadsvrouw dat te doen in de vorm van een voorwaardelijke taakstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit achttien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig - maar nog onder de 23 jaar - is, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar rapport van 28 november 2019 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, nu reeds een begeleidingstraject is gestart bij de William Schrikker Groep (hierna: WSG) jeugdreclassering. In het rapport is daarover vermeld:
Deze samenwerking verbreken zou betrokkene zijn beperkte motivatie tot hulpverlening kunnen schaden, mede gelet op zijn weerstand met autoriteiten. Dat er thans pedagogische mogelijkheden voor hulpverlening lijken te ontstaan ten aanzien van het familiaire
netwerk, is tevens een reden om het jeugdstrafrecht te adviseren. Betrokkene kampt hiernaast met een verstandelijke beperking en geringe handelingsvaardigheden.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] had een zakelijk geschil met het slachtoffer. Het slachtoffer zou de scooter van de medeverdachte ‘wrappen’ en de medeverdachte had – naar zijn zeggen – materialen betaald en een aanbetaling gedaan voor de werkzaamheden. Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer zijn werk niet goed gedaan. Toen medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens via een incassobureau een aanmaning kreeg (die tevens naar het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 2] is gestuurd) om nog een bedrag te voldoen, werd gezamenlijk besloten verhaal te halen. Verdachte ging met de drie medeverdachten ’s avonds mee naar de woning van het slachtoffer en daar bonkten zij op de deur. Het slachtoffer deed de deur niet open en de groep besloot later op die avond nogmaals naar diens woning toe te gaan. Die tweede keer troffen zij het slachtoffer buiten, waarbij verdachten geld eisten en het slachtoffer schopten en sloegen, ook toen deze in een foetushouding op de grond lag.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en kunnen niet alleen het slachtoffer, maar ook directe getuigen gevoelens van angst bezorgen.
De rechtbank rekent verdachte het feit dat hij met de medeverdachten, die de confrontatie hebben opgezocht om een zakelijk geschil op te lossen, is meegegaan en het daaruit voortkomende agressieve gedrag zwaar aan. Daarop kan in dit geval naar het oordeel van de rechtbank in beginsel - slechts - worden gereageerd met de oplegging van (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de kleinere rol van verdachte bij het plegen van het feit ten opzichte van zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De rechtbank slaat bij de strafoplegging voorts acht op het strafblad van verdachte, gedateerd 28 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsdelicten en nog in een proeftijd liep. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het reclasseringsadvies, gedateerd 28 november 2019 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Haarlem. Uit het rapport blijkt het volgende:
Betrokkene staat onder parketnummer 15/227380-18 reeds onder toezicht van de WSG jeugdreclassering tot februari 2021 waarbij hij wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan ambulante behandeling en toeleiding naar een passende dagbesteding. Betrokkene geeft aan bereid te zijn hier zijn medewerking aan te verlenen.
Geadviseerd wordt om – bij een veroordeling – de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel:
- begeleiding door de jeugdreclassering
- ambulante behandeling
- contactverbod
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
-
- toeleiden naar een dagbesteding
-
- meewerken aan gezinsgerichte hulpverlening
- avondklok.
Ter terechtzitting heeft [naam] , als jeugdzorgwerker verbonden aan de William Schrikker Groep naar voren gebracht dat het de eerste keer is dat betrokkene vast zit en dat hij enorm is geschrokken van de detentie. De William Schrikker Groep zou hem nog graag een kans willen geven. Inmiddels is een aanvang gemaakt met gezinsgerichte hulpverlening. Voor betrokkene is de avondklok een lastige voorwaarde. Het is aan de rechtbank hierover een beslissing te nemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld zich aan de voorwaarden te zullen houden met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten en de avondklok.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 90 dagen jeugddetentie moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 30 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachten en de avondklok. Het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegevoegde waarde tegenover de onmiskenbare nadelen die een dergelijk verbod met zich mee zou brengen, nu verdachte reeds lange tijd met hen bevriend is. De rechtbank neemt in aanmerking dat niet is gebleken dat sprake is van een criminele groep en dat iedere verdachte zijn grenzen – ook binnen deze groep – moet leren kennen.
De avondklok acht de rechtbank thans niet meer noodzakelijk.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten,
- 1 STK telefoontoestel Samsung (1055743)
dient te worden teruggegeven aan verdachte, voor zover dat nog niet is gebeurd.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 23 januari 2019 in de zaak met parketnummer 15/227380-19 heeft de politierechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, verdachte ter zake van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en een aantal bijzondere voorwaarden. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 12 februari 2019 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 7 februari 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, nu verdachte zich tot nu toe aan alle gestelde bijzondere voorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 47, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- meewerkt aan het toezicht en zich houdt aan de aanwijzingen van de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de Hoofdtrainer of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- meewerkt aan een re-integratietraject of toeleiding naar een dagbesteding, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering;
- meewerkt aan gezinsgerichte hulpverlening, gericht op het systeem. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor begeleiding en/of behandeling.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Groep tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 STK telefoontoestel Samsung (1055743).
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/227380-18 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 23 januari 2019. De taakstraf wordt vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie als deze niet goed wordt uitgevoerd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. P. van Steijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. C.M.A. van der Meij en N.S. Stekkel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit:
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben met de medeverdachten bij de deur van de woning geweest . Ik wist dat het over een incasso ging, dat er iets verkeerd was gegaan met de scooter. We waren met z’n allen.
Een proces-verbaal van verhoor (separaat). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 augustus 2019 door verdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Er heeft op 12 augustus een gevecht plaatsgevonden tussen mij en [slachtoffer] . Ik had [slachtoffer] 300 euro aanbetaald. Hij had zijn werk niet goed gedaan en niet afgemaakt, dus vond ik dat ik die 300 euro terug moest krijgen. Ik ben op 12 augustus met de medeverdachten naar [slachtoffer] toegegaan. We waren met z’n vieren. We stonden met z’n vieren bij [slachtoffer] voor de deur. Toen we daar aankwamen, ben ik samen met [medeverdachte 2] naar het huis van [slachtoffer] gelopen. Ik heb aangebeld, maar er werd niet open gedaan. Omdat het zo lang duurde, kwamen die andere twee jongens erbij. We hebben toen staan praten met z’n vieren en toen zijn we weggegaan. Dat was dus die eerste keer die avond. [slachtoffer] zei dat ik op moest kankeren. Ik heb toen gezegd dat ik met een uurtje terug zou komen en dat we het gewoon moesten oplossen.
De tweede keer hebben we weer aangebeld. Er werd weer niet open gedaan. Toen hebben we via de buren aangebeld, die deden wel open. We zijn vervolgens met z’n vieren naar boven gelopen.
[slachtoffer] kwam volgens mij met de auto aan. [slachtoffer] en ik gingen samen in gevecht. Mijn vrienden zijn mee gaan doen in het gevecht. Op een gegeven moment zei [slachtoffer] dat hij het geld terug ging betalen. We zijn toen vier keer heen en weer gelopen. Hij zei dat hij zijn pinpas uit zijn auto moest halen en dergelijke.
Een proces-verbaal van verhoor (separaat). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 augustus 2019 door verdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
We waren met z’n vieren bij mij bij de zaak. Ik bedoel dat ik daar was met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . We hebben het er toen een beetje over gehad. Ik vond het nog het ergste dat [medeverdachte 1] 300 euro had betaald terwijl het er niet uitzag. [medeverdachte 1] had toen eerst gezegd: ‘Laat maar zitten,’ maar we vonden het een vuile streek dat er toen een incasso kwam en er nog zoveel geld bovenop gegooid werd. [medeverdachte 1] zei toen: ‘Zullen we verhaal gaan halen bij [slachtoffer] ?’.
Het was een kwestie van samen uit, samen thuis.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 13 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 13 augustus 2019 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van poging afpersing op 12 augustus 2019 te Alkmaar.
Op maandag 12 augustus heb ik voor de algemene toegangsdeur vijf mannen zien staan die bij mij aanbelden, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ik begreep direct waarvoor ze kwamen en ik heb niet opengedaan. Mogelijk hebben ze bij de buren aangebeld want na vijf minuten stonden de vijf mannen op de algemene trapgang eerste etage waar mijn voordeur is. Ze hebben door de brievenbus geschreeuwd "kom naar beneden". Hierbij hebben ze tegen de deur aan getrapt wat ik duidelijk kon horen.
Omstreeks 22.11 uur werd ik gebeld door mijn vriendin [naam] die in paniek was en zei dat ze weer voor de deur stonden. Ik ben direct met de auto van [naam] zo snel mogelijk terug naar mijn huis gereden. Omstreeks 22.45 uur kwam ik aanrijden bij mijn woning. Ik zag niets op straat. Toen ik de algemene trapportiek binnen liep, zag ik vijf mannen op de eerste verdieping staan bij mijn voordeur. Ik zag dat ze probeerden mijn voordeur open te breken. De mannen zagen mij staan en zijn vervolgens naar me toegekomen net buiten de algemene toegangsdeur. Ik zag dat [medeverdachte 1] op mij af kwam rennen. [medeverdachte 1] gaf mij direct een vuistslag. [medeverdachte 1] sloeg mij met gebalde vuist, kennelijk met kracht, op mijn linkerslaap. Ik voelde direct hevige pijn. Ik zag dat de overige vier mannen ook bij mij stonden en dat ik door meerdere personen werd geslagen en geschopt. Ik weet nog dat ik hard op de grond ben gevallen. Ik voelde dat ik op de grond meerdere malen door verschillende mannen geschopt en geslagen werd. Ik voelde dat ik pijn had aan mijn ribben, benen en hoofd. Ik ben in een foetushouding gaan liggen en voelde dat ik meerdere malen geschopt en geslagen ben.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 69 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Bij de centrale toegangsdeur van het complex aangekomen, zagen wij de groep personen in de hal staan. Wij zagen dat zij naar beneden kwamen toen zij ons zagen.
Het waren in totaal vijf personen, maar bij het huis stonden er vier, eentje bleef namelijk in de auto wachten. Ik zag en hoorde dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] met elkaar in gesprek gingen. Zij kregen toen ruzie en toen gingen zij vechten. Ik zag dat [medeverdachte 2] zich er mee ging bemoeien. Het gesprek ging over dat [slachtoffer] geld moest betalen. [medeverdachte 1] begon het gevecht,
met slaan op het gezicht van [slachtoffer] , met kracht en gebalde vuist. [slachtoffer] viel op de grond. Ik zag toen dat ze met z’n vieren [slachtoffer] sloegen en schopten. Ze zijn zo’n 20 seconden bezig geweest.
Op een gegeven moment liepen we alle zes naar de auto toe. Om de hoek gebeurde precies hetzelfde: ze werkten hem naar de grond en trapten / sloegen met zijn vieren op hem in. Vervolgens stapten ze met z’n vieren in de auto en reden zij weg.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 73 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik was met mijn zus, [naam] en [slachtoffer] in de woning van mijn zus aan [straatnaam] in Alkmaar. Op een gegeven moment hoorden we de bel van de toegangsdeur gaan. Niemand in de woning nam de bel op omdat [slachtoffer] al verwachtte dat [medeverdachte 1] voor de deur zou staan.
Het bellen hield op. Toen hoorden wij de voordeur te keer gaan. Hierop had [slachtoffer] direct de politie gebeld omdat hij al vermoedde dat dit wel eens slecht kon aflopen. Het geklop hield op waarna ik via het balkon naar buiten ben gegaan om te kijken. Hierop zag ik een witte Ford Fiësta wegrijden. Binnen een half uur gingen [slachtoffer] en [naam] weg.
Een kwartier later hoorden we weer de bel. Hierop heeft mijn zus de bel uitgezet. Binnen vijf minuten waren ze weer bij de voordeur. Wij hoorden intense klappen tegen de deur. Of dit klappen of schoppen waren weet ik niet, maar de deur sprong bijna uit zijn voegen door de kracht. De gasten gingen bij de voordeur weg. De jongens verlieten het trapportaal en liepen naar de straat. Op het moment dat die gasten voor de deur stonden zag ik [slachtoffer] en [naam] aan komen lopen. Ik hoorde een keiharde schreeuw. Hierop ben ik samen met mijn zus naar buiten gegaan. Toen ik om de hoek kwam, zag ik [slachtoffer] op de grond in elkaar gedoken. Ik zag dat er vier jongens gebogen over [slachtoffer] heen stonden en dat [slachtoffer] van alle vier de jongens klappen kreeg.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 77 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 13 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Op een gegeven moment werd er echt op de deur geslagen. Ik dacht bijna dat de deur eruit vloog. Dat duurde zeker een kwartier. Een kwartier tot twintig minuten nadat [slachtoffer] was vertrokken, werd er wederom aangebeld bij de centraler toegangsdeur. Dat was ongeveer om 22.00 uur. Ik heb het genegeerd. Ik wist dat het diezelfde jongens weer waren, omdat ze meerdere keren achter elkaar aanbelden. Ik weet niet hoe ze het deden, maar kennelijk was het hen wederom gelukt om in het trappenhuis te komen. Er werd namelijk wederom hard op de deur geslagen. Ik hoorde toen iemand zeggen: " [naam] , ik weet dat jij hier ook woont en hier niks mee te maken hebt. Maar zorg dat [slachtoffer] nu naar buiten komt." Ik herkende die stem voor 100% als die van [medeverdachte 2] . Toen werd het opeens stil. Ongeveer tien minuten later hoorde ik geschreeuw en gegil dat van buiten kwam. Ik liep naar ons dakterras om te kijken wat eraan de hand was. Ik zag dat [slachtoffer] door vijf man in elkaar geslagen werd. [slachtoffer] lag in de foetushouding op de grond. Hij werd getrapt en geslagen. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] schreeuwde: ‘Je gaat betalen!’. [medeverdachte 1] trapte [slachtoffer] tegen zijn rug en tegen zijn bovenbeen. Hij deed dit alsof hij tegen een voetbal trapte. Meerdere jongens deden dit.