6.3.Oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit achttien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig - maar nog onder de 23 jaar - is, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar rapport van 28 november 2019 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, nu reeds een begeleidingstraject is gestart bij de William Schrikker Groep (hierna: WSG) jeugdreclassering. In het rapport is daarover vermeld:
Deze samenwerking verbreken zou betrokkene zijn beperkte motivatie tot hulpverlening kunnen schaden, mede gelet op zijn weerstand met autoriteiten. Dat er thans pedagogische mogelijkheden voor hulpverlening lijken te ontstaan ten aanzien van het familiaire
netwerk, is tevens een reden om het jeugdstrafrecht te adviseren. Betrokkene kampt hiernaast met een verstandelijke beperking en geringe handelingsvaardigheden.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] had een zakelijk geschil met het slachtoffer. Het slachtoffer zou de scooter van de medeverdachte ‘wrappen’ en de medeverdachte had – naar zijn zeggen – materialen betaald en een aanbetaling gedaan voor de werkzaamheden. Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer zijn werk niet goed gedaan. Toen medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens via een incassobureau een aanmaning kreeg (die tevens naar het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 2] is gestuurd) om nog een bedrag te voldoen, werd gezamenlijk besloten verhaal te halen. Verdachte ging met de drie medeverdachten ’s avonds mee naar de woning van het slachtoffer en daar bonkten zij op de deur. Het slachtoffer deed de deur niet open en de groep besloot later op die avond nogmaals naar diens woning toe te gaan. Die tweede keer troffen zij het slachtoffer buiten, waarbij verdachten geld eisten en het slachtoffer schopten en sloegen, ook toen deze in een foetushouding op de grond lag.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en kunnen niet alleen het slachtoffer, maar ook directe getuigen gevoelens van angst bezorgen.
De rechtbank rekent verdachte het feit dat hij met de medeverdachten, die de confrontatie hebben opgezocht om een zakelijk geschil op te lossen, is meegegaan en het daaruit voortkomende agressieve gedrag zwaar aan. Daarop kan in dit geval naar het oordeel van de rechtbank in beginsel - slechts - worden gereageerd met de oplegging van (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de kleinere rol van verdachte bij het plegen van het feit ten opzichte van zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De rechtbank slaat bij de strafoplegging voorts acht op het strafblad van verdachte, gedateerd 28 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsdelicten en nog in een proeftijd liep. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het reclasseringsadvies, gedateerd 28 november 2019 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Haarlem. Uit het rapport blijkt het volgende:
Betrokkene staat onder parketnummer 15/227380-18 reeds onder toezicht van de WSG jeugdreclassering tot februari 2021 waarbij hij wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan ambulante behandeling en toeleiding naar een passende dagbesteding. Betrokkene geeft aan bereid te zijn hier zijn medewerking aan te verlenen.
Geadviseerd wordt om – bij een veroordeling – de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel:
- begeleiding door de jeugdreclassering
- ambulante behandeling
- contactverbod
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
-
- toeleiden naar een dagbesteding
-
- meewerken aan gezinsgerichte hulpverlening
- avondklok.
Ter terechtzitting heeft [naam] , als jeugdzorgwerker verbonden aan de William Schrikker Groep naar voren gebracht dat het de eerste keer is dat betrokkene vast zit en dat hij enorm is geschrokken van de detentie. De William Schrikker Groep zou hem nog graag een kans willen geven. Inmiddels is een aanvang gemaakt met gezinsgerichte hulpverlening. Voor betrokkene is de avondklok een lastige voorwaarde. Het is aan de rechtbank hierover een beslissing te nemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld zich aan de voorwaarden te zullen houden met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten en de avondklok.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 90 dagen jeugddetentie moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 30 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachten en de avondklok. Het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegevoegde waarde tegenover de onmiskenbare nadelen die een dergelijk verbod met zich mee zou brengen, nu verdachte reeds lange tijd met hen bevriend is. De rechtbank neemt in aanmerking dat niet is gebleken dat sprake is van een criminele groep en dat iedere verdachte zijn grenzen – ook binnen deze groep – moet leren kennen.
De avondklok acht de rechtbank thans niet meer noodzakelijk.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten,
- 1 STK telefoontoestel Samsung (1055743)
dient te worden teruggegeven aan verdachte, voor zover dat nog niet is gebeurd.