ECLI:NL:RBNHO:2019:11110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
15/208621-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot afpersing met geweld in Alkmaar

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen poging tot afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een zakelijk geschil tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten op 12 augustus 2019 in Alkmaar geweld hebben gebruikt om een geldbedrag van €1300 van het slachtoffer te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen naar de woning van het slachtoffer is gegaan, waar zij hebben geprobeerd de deur open te breken en het slachtoffer hebben bedreigd en geslagen. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld terug wilde dat hij aan het slachtoffer had betaald voor niet uitgevoerde werkzaamheden. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft op basis van de getuigenverklaringen en het bewijs geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het delict en heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen poging tot afpersing. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 140 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie voor agressiebeheersing. Tevens is de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/208621-19 en 15/871057-17 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 24 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
ten tijde van de zitting gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van € 1300,=, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
* (meerdere) malen naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of
* daarbij tegen de voordeur van die woning heeft/hebben getrapt en/of gebonkt / geslagen en/of
* (daarbij) heeft/hebben gezegd, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en/of
* die [slachtoffer] (met kracht) meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag - en/of
* (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd, dat hij € 1300,= / geld moest betalen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Alkmaar openlijk, te weten, [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] door
* (meerdere) malen naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of * daarbij tegen de voordeur van die woning te trappen en/of te bonken en/of
* (daarbij) te zeggen, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en/of
* die [slachtoffer] (met kracht) meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. De verklaring van aangever bevat onwaarheden en er is geen sprake van wederrechtelijke bevoordeling, nu verdachte een civielrechtelijke vordering had op aangever in verband met het onvoldoende uitvoeren van werkzaamheden en het door verdachte reeds betaalde bedrag. Daarnaast is er onvoldoende bewijs voor bewuste en nauwe samenwerking, zodat geen sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Nadere bewijsoverwegingen
Geldbedrag
Hoewel verschillende getuigen verklaren dat tijdens de vechtpartij door verdachte(n) is geroepen dat aangever 1.300 euro moet teruggeven, houdt de rechtbank het ervoor dat is geroepen dat aangever een geldbedrag moet teruggeven. Verdachte heeft verklaard dat hij 300 euro had betaald en dat bedrag wilde terug hebben.
Wederrechtelijke bevoordeling
De stelling van de raadsvrouw, inhoudende dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke bevoordeling nu verdachte alleen zijn aanbetalingen terug wilde hebben, vindt gelet op de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten meenden het geld terug te moeten halen, geen steun in het recht.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Hiervan is in ieder geval sprake als het tenlastegelegde medeplegen in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte ‘verhaal wilde halen’ bij aangever naar aanleiding van een door aangever gestuurde incasso. Hiertoe is hij samen met de drie medeverdachten in de avonduren tweemaal naar het huis van aangever gegaan, alwaar zij gezamenlijk voor de deur hebben gestaan, waarbij gebonkt is op de deur en geschreeuwd dat aangever naar buiten moest komen. Vervolgens is een gevecht ontstaan waarbij gezien is dat verdachte en zijn medeverdachten aangever hebben geschopt dan wel geslagen en door verdachte tegen aangever is gezegd dat hij geld moest betalen.
Gelet op voorgaande handelingen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 augustus 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
* meerdere malen naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en
* daarbij tegen de voordeur van die woning hebben getrapt en gebonkt en
* daarbij hebben gezegd, dat die [slachtoffer] naar beneden moest komen en
* die [slachtoffer] met kracht meermalen tegen het lichaam hebben geschopt en geslagen - ook toen die [slachtoffer] op de grond lag - en
* daarbij tegen die [slachtoffer] hebben gezegd, dat hij geld moest betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
medeplegen poging tot afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden:
- meldplicht
- gedragsinterventie agressiebeheersing
- contactverbod met aangever
- contactverbod met de medeverdachten (voor de duur van zes maanden, althans zolang de reclassering noodzakelijk acht).
De officier van justitie heeft verzocht de voorlopige hechtenis, waarin verdachte zich bevindt, op te heffen op het moment dat de duur van het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijke deel van de straf.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder op zijn niet-aangeboren hersenletsel ten gevolge van een scooterongeluk waardoor hij, in combinatie met zijn nog jonge leeftijd, de consequenties van zijn handelen niet goed kan overzien. In het licht daarvan verzoekt de raadsvrouw over te gaan tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte had een zakelijk geschil met het slachtoffer. Het slachtoffer zou de scooter van verdachte ‘wrappen’ en verdachte had – naar zijn zeggen – materialen betaald en een aanbetaling gedaan voor de werkzaamheden. Volgens verdachte heeft het slachtoffer zijn werk niet goed gedaan. Toen verdachte vervolgens via een incassobureau een aanmaning kreeg (die tevens naar het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 1] is gestuurd) om nog een bedrag te voldoen, werd gezamenlijk besloten verhaal te halen. Verdachte ging met drie medeverdachten ’s avonds naar de woning van het slachtoffer en daar bonkten zij op de deur. Het slachtoffer deed de deur niet open en de groep besloot later op die avond nogmaals naar diens woning toe te gaan. Die tweede keer troffen zij het slachtoffer buiten, waarbij verdachte en zijn medeverdachten geld eisten en het slachtoffer schopten en sloegen, ook toen deze in een foetushouding op de grond lag. Verdachte heeft aldus met zijn medeverdachten op gewelddadige wijze op straat ‘zijn gelijk willen halen’.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en kunnen niet alleen het slachtoffer, maar ook directe getuigen gevoelens van angst bezorgen. Verdachte heeft zowel bij de politie en rechter-commissaris als tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn recht stond om het slachtoffer op te zoeken en zijn geld te terug te vragen. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ervan blijk gegeven zich ook na het strafbaar feit geen moment te hebben bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer, die naar eigen zeggen doodsbang is geweest.
De rechtbank rekent verdachte het feit dat hij met de medeverdachten de confrontatie heeft opgezocht om een zakelijk geschil op te lossen en het daaruit voortkomende agressieve gedrag zwaar aan. Daarop kan in dit geval naar het oordeel van de rechtbank in beginsel - slechts - worden gereageerd met de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet, mede gelet op het reclasseringsrapport van 22 november 2019, geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de initiërende rol van verdachte bij het plegen van het feit.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging voorts acht op het strafblad van verdachte, gedateerd 4 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en nog in een proeftijd liep. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 140 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 31 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts zal de rechtbank de in het reclasseringsadvies, gedateerd 22 november 2019 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Haarlem, opgenomen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel, te weten:
- een meldplicht
- een gedragsinterventie (agressiebeheersing)
De rechtbank zal daarnaast een contactverbod met het slachtoffer, zoals door de officier van justitie gevorderd, opleggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld zich aan deze voorwaarden – indien opgelegd - te zullen houden.
Het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegevoegde waarde tegenover de onmiskenbare nadelen die een dergelijk verbod met zich mee zou brengen, nu verdachte reeds lange tijd met hen bevriend is. De rechtbank neemt in aanmerking dat niet is gebleken dat sprake is van een criminele groep en dat iedere verdachte zijn grenzen – ook binnen deze groep – moet leren kennen.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 10 november 2017 in de zaak met parketnummer 15/871057-17 heeft de meervoudige strafkamer van deze rechtbank verdachte ter zake van overtreding van de artikelen 2 onder B en 2 onder C van de Opiumwet, diefstal in vereniging met braak (meermalen gepleegd) en een mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en een aantal bijzondere voorwaarden. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 28 november 2017 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 25 november 2017 en was ten tijde van het indienen van de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de proeftijd inmiddels is beëindigd en verdachte zich gedurende deze hele periode aan alle bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen met één jaar.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Hoewel als uitgangspunt dient te gelden dat een voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer dient te worden gelegd als binnen een proeftijd een strafbaar feit wordt gepleegd (of een of meer bijzondere voorwaarden wordt/worden overtreden), ziet de rechtbank aanleiding om in deze strafzaak te bepalen dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd nu verdachte aan het einde van zijn proeftijd liep en zich gedurende die proeftijd gehouden heeft aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Daarbij overweegt de rechtbank dat de veroordeling waarvoor een proeftijd gold andersoortige feiten betreft. De rechtbank acht het gelet op het voorgaande niet opportuun om verdachte de voorwaardelijk opgelegde vijf maanden gevangenisstraf op dit moment uit te laten zitten. Verdachte krijgt daarmee een kans om zijn leven weer opnieuw op orde te brengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 45, 47, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
140 (honderdveertig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 31 (eenendertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Drechterwaard 102, 1824 DX Alkmaar, en zich gedurende de proeftijd blijft melden zo lang en zo vaak genoemde reclasseringsinstelling nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie I-Respect of een andere gedragsinterventie die is gericht op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het wordt. Veroordeelde dient zich te houden aan de afspraken en de aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Stelt dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging en verlengt de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, in de zaak met parketnummer 15/871057-17 opgelegde proeftijd, verbonden aan de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. P. van Steijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. C.M.A. van der Meij en N.S. Stekkel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit:
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
We hadden die avond met z’n allen wat gegeten. We zijn samen naar [slachtoffer] gegaan om verhaal te halen over de incasso.
Een proces-verbaal van verhoor (separaat). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 augustus 2019 door verdachte [verdachte] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Er heeft op 12 augustus een gevecht plaatsgevonden tussen mij en [slachtoffer] . Ik had [slachtoffer] 300 euro aanbetaald. Hij had zijn werk niet goed gedaan en niet afgemaakt, dus vond ik dat ik die 300 euro terug moest krijgen. Ik ben op 12 augustus met de medeverdachten naar [slachtoffer] toegegaan. We waren met z’n vieren. We stonden met z’n vieren bij [slachtoffer] voor de deur. Toen we daar aankwamen, ben ik samen met [medeverdachte 1] naar het huis van [slachtoffer] gelopen. Ik heb aangebeld, maar er werd niet open gedaan. Omdat het zo lang duurde, kwamen die andere twee jongens erbij. We hebben toen staan praten met z’n vieren en toen zijn we weggegaan. Dat was dus die eerste keer die avond. [slachtoffer] zei dat ik op moest kankeren. Ik heb toen gezegd dat ik met een uurtje terug zou komen en dat we het gewoon moesten oplossen.
De tweede keer hebben we weer aangebeld. Er werd weer niet open gedaan. Toen hebben we via de buren aangebeld, die deden wel open. We zijn vervolgens met z’n vieren naar boven gelopen.
[slachtoffer] kwam volgens mij met de auto aan. [slachtoffer] en ik gingen samen in gevecht. Mijn vrienden zijn mee gaan doen in het gevecht. Op een gegeven moment zei [slachtoffer] dat hij het geld terug ging betalen. We zijn toen vier keer heen en weer gelopen. Hij zei dat hij zijn pinpas uit zijn auto moest halen en dergelijke.
Een proces-verbaal van verhoor (separaat). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 augustus 2019 door verdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
We waren met z’n vieren bij mij bij de zaak. Ik bedoel dat ik daar was met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . We hebben het er toen een beetje over gehad. Ik vond het nog het ergste dat [verdachte] 300 euro had betaald terwijl het er niet uitzag. [verdachte] had toen eerst gezegd: ‘Laat maar zitten,’ maar we vonden het een vuile streek dat er toen een incasso kwam en er nog zoveel geld bovenop gegooid werd. [verdachte] zei toen: ‘Zullen we verhaal gaan halen bij [slachtoffer] ?’.
Het was een kwestie van samen uit, samen thuis.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 13 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 13 augustus 2019 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van poging afpersing op 12 augustus 2019 te Alkmaar.
Op maandag 12 augustus heb ik voor de algemene toegangsdeur vijf mannen zien staan die bij mij aanbelden, waaronder [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik begreep direct waarvoor ze kwamen en ik heb niet opengedaan. Mogelijk hebben ze bij de buren aangebeld want na vijf minuten stonden de vijf mannen op de algemene trapgang eerste etage waar mijn voordeur is. Ze hebben door de brievenbus geschreeuwd "kom naar beneden". Hierbij hebben ze tegen de deur aan getrapt wat ik duidelijk kon horen.
Omstreeks 22.11 uur werd ik gebeld door mijn vriendin [naam] die in paniek was en zei dat ze weer voor de deur stonden. Ik ben direct met de auto van [naam] zo snel mogelijk terug naar mijn huis gereden. Omstreeks 22.45 uur kwam ik aanrijden bij mijn woning. Ik zag niets op straat. Toen ik de algemene trapportiek binnen liep, zag ik vijf mannen op de eerste verdieping staan bij mijn voordeur. Ik zag dat ze probeerden mijn voordeur open te breken. De mannen zagen mij staan en zijn vervolgens naar me toegekomen net buiten de algemene toegangsdeur. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam rennen. [verdachte] gaf mij direct een vuistslag. [verdachte] sloeg mij met gebalde vuist, kennelijk met kracht, op mijn linkerslaap. Ik voelde direct hevige pijn. Ik zag dat de overige vier mannen ook bij mij stonden en dat ik door meerdere personen werd geslagen en geschopt. Ik weet nog dat ik hard op de grond ben gevallen. Ik voelde dat ik op de grond meerdere malen door verschillende mannen geschopt en geslagen werd. Ik voelde dat ik pijn had aan mijn ribben, benen en hoofd. Ik ben in een foetushouding gaan liggen en voelde dat ik meerdere malen geschopt en geslagen ben.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 69 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Bij de centrale toegangsdeur van het complex aangekomen, zagen wij de groep personen in de hal staan. Wij zagen dat zij naar beneden kwamen toen zij ons zagen.
Het waren in totaal vijf personen, maar bij het huis stonden er vier, eentje bleef namelijk in de auto wachten. Ik zag en hoorde dat [verdachte] en [slachtoffer] met elkaar in gesprek gingen. Zij kregen toen ruzie en toen gingen zij vechten. Ik zag dat [medeverdachte 1] zich er mee ging bemoeien. Het gesprek ging over dat [slachtoffer] geld moest betalen. [verdachte] begon het gevecht,
met slaan op het gezicht van [slachtoffer] , met kracht en gebalde vuist. [slachtoffer] viel op de grond. Ik zag toen dat ze met z’n vieren [slachtoffer] sloegen en schopten. Ze zijn zo’n 20 seconden bezig geweest.
Op een gegeven moment liepen we alle zes naar de auto toe. Om de hoek gebeurde precies hetzelfde: ze werkten hem naar de grond en trapten / sloegen met zijn vieren op hem in. Vervolgens stapten ze met z’n vieren in de auto en reden zij weg.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 73 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik was met mijn zus, [naam] en [slachtoffer] in de woning van mijn zus aan [straatnaam] in Alkmaar. Op een gegeven moment hoorden we de bel van de toegangsdeur gaan. Niemand in de woning nam de bel op omdat [slachtoffer] al verwachtte dat [verdachte] voor de deur zou staan.
Het bellen hield op. Toen hoorden wij de voordeur te keer gaan. Hierop had [slachtoffer] direct de politie gebeld omdat hij al vermoedde dat dit wel eens slecht kon aflopen. Het geklop hield op waarna ik via het balkon naar buiten ben gegaan om te kijken. Hierop zag ik een witte Ford Fiësta wegrijden. Binnen een half uur gingen [slachtoffer] en [naam] weg.
Een kwartier later hoorden we weer de bel. Hierop heeft mijn zus de bel uitgezet. Binnen vijf minuten waren ze weer bij de voordeur. Wij hoorden intense klappen tegen de deur. Of dit klappen of schoppen waren weet ik niet, maar de deur sprong bijna uit zijn voegen door de kracht. De gasten gingen bij de voordeur weg. De jongens verlieten het trapportaal en liepen naar de straat. Op het moment dat die gasten voor de deur stonden zag ik [slachtoffer] en [naam] aan komen lopen. Ik hoorde een keiharde schreeuw. Hierop ben ik samen met mijn zus naar buiten gegaan. Toen ik om de hoek kwam, zag ik [slachtoffer] op de grond in elkaar gedoken. Ik zag dat er vier jongens gebogen over [slachtoffer] heen stonden en dat [slachtoffer] van alle vier de jongens klappen kreeg.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 77 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 13 augustus 2019 door getuige [naam] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Op een gegeven moment werd er echt op de deur geslagen. Ik dacht bijna dat de deur eruit vloog. Dat duurde zeker een kwartier. Een kwartier tot twintig minuten nadat [slachtoffer] was vertrokken, werd er wederom aangebeld bij de centraler toegangsdeur. Dat was ongeveer om 22.00 uur. Ik heb het genegeerd. Ik wist dat het diezelfde jongens weer waren, omdat ze meerdere keren achter elkaar aanbelden. Ik weet niet hoe ze het deden, maar kennelijk was het hen wederom gelukt om in het trappenhuis te komen. Er werd namelijk wederom hard op de deur geslagen. Ik hoorde toen iemand zeggen: " [naam] , ik weet dat jij hier ook woont en hier niks mee te maken hebt. Maar zorg dat [slachtoffer] nu naar buiten komt." Ik herkende die stem voor 100% als die van [medeverdachte 1] . Toen werd het opeens stil. Ongeveer tien minuten later hoorde ik geschreeuw en gegil dat van buiten kwam. Ik liep naar ons dakterras om te kijken wat eraan de hand was. Ik zag dat [slachtoffer] door vijf man in elkaar geslagen werd. [slachtoffer] lag in de foetushouding op de grond. Hij werd getrapt en geslagen. Ik hoorde dat [verdachte] schreeuwde: ‘Je gaat betalen!’. [verdachte] trapte [slachtoffer] tegen zijn rug en tegen zijn bovenbeen. Hij deed dit alsof hij tegen een voetbal trapte. Meerdere jongens deden dit.