ECLI:NL:RBNHO:2019:11035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
8 februari 2020
Zaaknummer
15.110275.19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met gevangenisstraf

Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van een slachtoffer en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met anderen had gehandeld. Echter, het tweede feit, het voorhanden hebben van een gas-alarmpistool dat was omgebouwd tot een vuurwapen, werd bewezen verklaard. De rechtbank overwoog dat het bezit van een dergelijk wapen een groot gevaar voor de samenleving vormt, vooral gezien de recente schietpartijen in de omgeving. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen wapen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan zwaar mee in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.110275.19 (P)
Uitspraakdatum: 3 december 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder inschrijving in de basisregistratie personen,
laatstelijk verblijvende op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. A. Cinar, advocaat te Heerlen en mr. A. el Aqde, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 28 april 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of een nog onbekend gebleven slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
met een (vuur)wapen meerdere kogel(s) heeft afgevuurd in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of dat nog onbekende slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas- en/of alarmpistool, van het merk EKOL, type Volga (Grizzly), kaliber 9 mm, (welk wapen, doordat de sper was verwijderd, is omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen mee af te schieten)
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
VrijspraakIn navolging van het standpunt van de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet valt af te leiden dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepoogd om [slachtoffer] en/of een nog onbekend gebleven slachtoffer opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven. Dat verdachte de auto bestuurde waaruit de bijrijder heeft geschoten, is onvoldoende, omdat uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen niet een dergelijke samenwerking is af te leiden.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2019 (dossierpagina 1255 e.v.);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2019 (p. 31 e.v. aanvullend procesdossier).
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2hij op 7 mei 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas-alarmpistool, van het merk EKOL, type Volga (Grizzly), kaliber 9 mm, welk wapen, doordat de sper was verwijderd, is omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen mee af te schieten, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de reclasseringsrapportage en heeft de rechtbank verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte geen straf moet worden opgelegd die de duur van het voorarrest te boven gaat.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 7 mei 2019 in IJmuiden een vuurwapen voorhanden gehad. Het wapen was geschikt gemaakt om er kogels mee te verschieten. Dergelijke wapens worden veelal gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar voor een veilige samenleving. Dit klemt temeer nu verdachte dit wapen voorhanden had in IJmuiden, waar nog geen twee weken vóór dit feit meer schietpartijen zijn geweest waar verschillende inwoners ongewild getuige van zijn geweest. Dat verdachte bij één van die schietpartijen een auto heeft bestuurd waaruit de bijrijder heeft geschoten en hij zodoende ook zelf van dichtbij getuige is geweest van vuurwapengeweld, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden ook zelf een vuurwapen bij zich te dragen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De ernst van dit feit rechtvaardigt de oplegging van een vrijheidsbenemende straf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-oriëntatiepunten), waarbij de rechtbank als strafverzwarend heeft meegewogen dat verdachte het vuurwapen bij zich droeg in de openbare ruimte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2019 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 9 mei 2019 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Fivoor, alsmede de rapportages d.d. 9 juli 2019 en 14 november 2019 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
De verdediging heeft, overeenkomstig het advies van de reclassering, verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting hiertoe echter onvoldoende aanleiding. Zij zal verdachte berechten volgens het, gelet op zijn leeftijd toepasselijke volwassenenstrafrecht. De rechtbank zal evenmin een voorwaardelijke straf opleggen met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden, nu het door verdachte ondergane voorarrest de op te leggen straf qua duur overtreft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een wapen van het merk Ekol, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder feit 1 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zegge: zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK wapen (omschrijving: Ekol)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. E.M. ten Bos en H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2019.