In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, statutair gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Turijn naar Frankfurt en vervolgens van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol op 19 maart 2018. Door een vertraging van vlucht LH301 miste de passagier zijn aansluitende vlucht LH996 naar Amsterdam. Airhelp, die het vorderingsrecht van de passagier had overgenomen, vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.
Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagier met minder dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming was aangekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van 55 minuten op Amsterdam-Schiphol is aangekomen, maar dat deze vertraging niet meer dan drie uur was. Hierdoor was de Verordening niet van toepassing en had de passagier geen recht op compensatie. De kantonrechter wees de vordering van Airhelp af en stelde de proceskosten ten laste van Airhelp.
De uitspraak werd gedaan door kantonrechter L.M. de Vries op 27 november 2019 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De beslissing houdt in dat de vordering van Airhelp wordt afgewezen en dat de proceskosten voor rekening van Airhelp komen.