In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht in kwestie, KL1634, had een vertraging van meer dan drie uur, wat in beginsel recht geeft op compensatie van € 250,00.
KLM betwist de vordering en voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een opgelegde 'calculated take off time' (CTOT) door de luchtverkeersleiding, die veroorzaakt werd door weersomstandigheden en capaciteitsproblemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat KLM in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter oordeelt dat de opgelegde CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding en dat KLM voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht KL1634 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter wijst de vordering van Airhelp af, omdat KLM alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De proceskosten worden toegewezen aan KLM, en Airhelp wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.