ECLI:NL:RBNHO:2019:10995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7414001 CV EXPL 18-11348
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door weersomstandigheden en operationele keuzes van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege de annulering van hun vlucht BA2760 van Londen naar Amsterdam op 9 februari 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. N. Wesseling, vorderden compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De passagiers arriveerden met een vertraging van 2 uur en 54 minuten op een andere luchthaven dan oorspronkelijk geboekt, en vorderden in totaal € 1.590,02 aan compensatie en kosten.

British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk verwachte sneeuwval op Amsterdam-Schiphol. De luchtvaartmaatschappij stelde dat zij operationele keuzes had gemaakt om passagiers om te boeken naar andere vluchten, en dat de annulering niet te voorkomen was. De kantonrechter oordeelde echter dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers recht hadden op compensatie.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op de gevorderde compensatie van € 1.200,00, wettelijke rente, en additionele kosten van € 145,76. Ook de buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en British Airways werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.590,02 aan de passagiers, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7414001 CV EXPL 18-11348
Uitspraakdatum: 16 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. N. Wesseling (Yource)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc
te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 november 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers vervoerd diende te worden op 8 en 9 februari 2018 om 19:10 uur (lokale tijd) van Miami, Verenigde Staten naar Londen, Verenigd Koninkrijk, met vluchtnummer AA56 en van Londen naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer BA2760, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA2760 is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht waardoor zij met een vertraging van 2 uur en 54 minuten op [woonplaats] Airport, een andere luchthaven dan hun oorspronkelijke eindbestemming, zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.345,76, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, althans € 244,26 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De passagiers vorderen tevens een bedrag van € 145,76 aan additionele kosten op grond van artikel 5 lid 1 sub a juncto 9 lid 1 sub c van de Verordening.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht BA2760 is geannuleerd vanwege de (verwachte) weersomstandigheden. Voor 9 februari 2018 werd een grote hoeveelheid sneeuw verwacht op Amsterdam-Schiphol. Ter onderbouwing verwijst zij naar een nieuwsbericht over de verwachte sneeuw op 9 februari 2018. Het luchtverkeersbeheer heeft hierop geanticipeerd door beperkingen in te stellen, waarbij tussen 11:00 en 15:00 uur UTC slechts 15 vliegbewegingen per uur zouden worden afgehandeld. Normaal zijn dit er 60 per uur. Noodzakelijkerwijs leidt dit tot annulering van vluchten, omdat de luchthaven niet alle vluchten kan afhandelen, aldus British Airways. Zij heeft op 8 februari 2018 besloten een drietal rotaties (waaronder onderhavige vlucht BA2760), die op 9 februari 2018 zouden worden uitgevoerd, te annuleren, zodat de passagiers van die vluchten konden worden omgeboekt naar andere vluchten. Bij de keuze welke vluchten geannuleerd moeten worden, bekijkt British Airways hoeveel alternatieve reizen er zijn en welke vluchten de minste passagiers hebben. Ook de bemanning moet anders worden ingeroosterd. Een reeds geannuleerde vlucht kan dan ook niet alsnog uitgevoerd worden, wanneer de omstandigheden dit alsnog toelaten, aldus British Airways. Of de verwachte weersomstandigheden zich daadwerkelijk voordoen, is volgens British Airways dan ook niet relevant.
4.2.
Subsidiair betwist British Airways de hoogte van de vordering van de passagiers, nu de vluchtafstand van vlucht BA2760 niet meer dan 1.500 km bedraagt en de passagiers niet hebben gesteld dat er sprake was van één boeking voor vluchten waarvan British Airways de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was.
4.3.
Meer subsidiair voert British Airways aan dat de passagiers geen langdurige vertraging op hun eindbestemming hebben opgelopen, nu zij om 16:54 uur in [woonplaats] , de woonplaats van de passagiers, zijn aangekomen, waar zij oorspronkelijk om 14:00 uur op Amsterdam-Schiphol zouden aankomen. De reisafstand is ten minste met de reisafstand [woonplaats] -Amsterdam bekort en hun reistijd eveneens, aldus British Airways.
4.4.
British Airways betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten, overige door passagiers gemaakte kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht BA2760 is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
5.3.
British Airways heeft aangevoerd dat op 9 februari 2018 extreme sneeuwval was voorspeld voor Amsterdam-Schiphol en verwijst daarvoor naar de als productie A2 bij conclusie van antwoord overgelegde TAF (“Terminal Aerodrome Forecast”). Uit de TAF blijkt dat er voor 9 februari 2018 lichte sneeuwval en sneeuwvlokken voorspeld werd, hetgeen ook uit de METAR (“Meteorological Aerodrome Report”) blijkt. Gesteld noch gebleken is dat vanwege de weersomstandigheden geen vliegverkeer mogelijk was van en naar Amsterdam-Schiphol. British Airways heeft aangevoerd dat het luchtverkeersbeheer reeds op 8 februari 2018 beperkingen heeft aangekondigd, maar laat vervolgens na dit met stukken te onderbouwen, althans met stukken van het luchtverkeersbeheer. British Airways heeft aangevoerd dat zij als gevolg van de aangekondigde beperkingen van luchtverkeersbeheer 3 rotaties heeft geannuleerd, waaronder vlucht BA2760. Dit is een operationele keuze van British Airways geweest die voor haar eigen rekening komt. De passagiers dienen dan ook te worden gecompenseerd.
5.4.
British Airways betwist echter de hoogte van de compensatievergoeding, nu de vluchtafstand van vlucht BA2760 minder dan 1.500 km bedraagt en de passagiers voorts niet hebben aangetoond dat er sprake is van een enkele boeking waarvan British Airways de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is. De kantonrechter volgt deze stellingen van British Airways niet. Het volgende is daarvoor redengevend. In artikel 2, sub h van de Verordening wordt het begrip ‘eindbestemming’ gedefinieerd als: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht. In het Folkerts-arrest heeft het Hof geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene forfaitaire compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak bij vertraagde vluchten zich voordoet op die eindbestemming (r.o. 33 en 35).
5.5.
In het Folkerts-arrest spreekt het Hof van ‘een vlucht met rechtstreekse aansluitingen’ en van ‘de bestemming van de laatste vlucht’. Hierdoor kan niet anders worden geoordeeld dan dat het Hof is uitgegaan van meerdere vluchten met één eindbestemming en derhalve niet van meerdere separate vluchten die ieder een eigen eindbestemming hebben. Uit de boekingsbevestiging blijkt dat de passagiers beschikken over een bevestigde boeking met één boekingsnummer. Hieruit concludeert de kantonrechter dat er in het onderhavige geval sprake was van één vlucht bestaande uit rechtstreeks aansluitende vluchten. Dat niet alle vluchten door British Airways zijn uitgevoerd, doet daaraan niet af. Het verweer van British Airways faalt.
5.6.
Ten aanzien van het meer subsidiaire verweer van British Airways het volgende. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5 sub c onder iii van de Verordening. Gelet op het vorengaande zal de door de passagiers gevorderde compensatie ad € 1.200,00 worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
Ten aanzien van de gevorderde additionele kosten oordeelt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter begrijpt dat de passagiers de kosten vorderen op grond van artikel 5 lid 1 sub a juncto 8 lid 3 van de Verordening. Uit artikel 8 lid 3 volgt dat wanneer de passagiers vanaf een andere luchthaven vertrekken dan waarvoor was geboekt, de luchtvaartmaatschappij de kosten van de reis van die luchthaven naar de luchthaven van waar was geboekt dient te vergoeden. De passagiers zouden volgens de oorspronkelijke boeking van Londen Heathrow naar Londen Gatwick moeten reizen. De vlucht vanaf Londen Gatwick is echter geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht, welke van Londen City vertrok, waardoor zij van Londen Gatwick naar Londen City moesten reizen. In totaal hebben ze € 145,76 reiskosten gemaakt en gevorderd. De passagiers hebben ten bewijze van de door hen gemaakte kosten bij dagvaarding en repliek bonnen van taxi- en metrokosten overgelegd. British Airways heeft betwist dat deze kosten door passagiers gemaakt dienden te worden, nu het mogelijk was om tussen de verschillende luchthavens met het openbaar vervoer te reizen, hetgeen minder kosten met zich mee zou brengen. De passagiers hebben bij repliek betwist dat er alternatief vervoer mogelijk was. British Airways heeft die nadere stelling van de passagiers onweersproken gelaten. De conclusie is dan ook dat het verweer van British Airways faalt en dat de gevorderde additionele kosten worden toegewezen.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.590,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 90,00 aan nakosten, voor zover de passagiers deze kosten daadwerkelijk zullen maken;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter