Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
Toen verzoeker de zittingszaal betrad was de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie reeds in de zittingszaal aanwezig. Na de zitting is de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in de zittingszaal achtergebleven. Aldus hadden de kantonrechter en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie de gelegenheid zowel voorafgaand aan als na de zitting over de zaak van verzoeker te spreken en de zaak te beklinken. Dat dit ook is gebeurd leidt verzoeker af uit het verloop van de zitting. In de hoofdzaak maakt verzoeker aanspraak op een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand die hij heeft verleend. Het openbaar ministerie heeft het verzoek daartoe afgewezen en zaait ten onrechte twijfel over de legitimiteit van verzoeker als juridisch vertegenwoordiger, waarbij valse beschuldigingen aan zijn adres zijn geuit, beslistermijnen zeer fors zijn overschreden en niet is gereageerd op klachten en ingebrekestellingen. Naar de mening van verzoeker heeft de kantonrechter nagelaten deze onderwerpen tijdens de zitting aan de orde te stellen en daarover de nodige vragen aan de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie te stellen. Alleen de vraag of de gemachtigde van verzoeker wel een juridisch vertegenwoordiger is en daartoe is geschoold is aan de orde gekomen. De kantonrechter heeft in dat verband ten onrechte aangegeven dat zij slechts met een beperkt beoordelingskader te maken heeft. Immers, slechts door het negeren van het ernstige falen van het O.M. heeft de kantonrechter het beoordelingskader beperkt.
3.Het standpunt van de rechter
4.De beoordeling
De kantonrechter heeft meegedeeld dat zij buiten de zitting niet met de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie over de zaak van verzoeker heeft gesproken. Anders dan verzoeker heeft aangevoerd, kan dit ook niet uit het verloop van de zitting in de hoofdzaak – zoals dit blijkt uit de zittingsaantekeningen van de griffier – worden afgeleid.