ECLI:NL:RBNHO:2019:10889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
8 januari 2020
Zaaknummer
15/066206-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningoverval met geweld, gepleegd door meerdere personen, waarbij slachtoffers zijn bedreigd en geweld is gebruikt

In de nacht van 16 op 17 juli 2018 vond er een woningoverval plaats in Zaandam, waarbij de daders zich als politieagenten voordeden. Tijdens de overval werden de ouders van een gezin bedreigd met een vuurwapen en vastgebonden met handboeien, terwijl de kinderen toekeken. De verdachte, die als taxichauffeur werkte, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan deze woningoverval. Hij had de medeverdachte naar de locatie van de overval vervoerd en was op de hoogte van de plannen van de overvallers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de feitelijke overval had gepleegd, maar wel opzettelijk behulpzaam was geweest bij de uitvoering ervan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire aanklacht van diefstal met geweld, maar verklaarde de medeplichtigheid aan de woningoverval bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en moest smartengeld betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/066206-19 (P)
Uitspraakdatum: 17 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 december 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.N. Verlinden en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Zaandam (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in een woning gelegen aan [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een geldbedrag (ter hoogte van 20.000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- gekleed in (een) politie-uniform(en) naar die woning is/zijn toegegaan en/of
- na aanbellen en/of aankloppen die woning heeft/hebben betreden en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) diens armen met handboeien heeft/hebben vastgebonden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) dreigend tegen voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd 'Where is the money’, ‘Waar is het geld', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 17 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in een woning gelegen aan [adres 2] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een geldbedrag (ter hoogte van 20.000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- gekleed in (een) politie-uniform(en) naar die woning is/zijn toegegaan en/of
- na aanbellen en/of aankloppen die woning heeft/hebben betreden en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) diens armen met handboeien heeft/hebben vastgebonden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) dreigend tegen voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd 'Where is the money’, ‘Waar is het geld', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 16 juli 2018 tot en met 17 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of een of meer andere bij dat misdrijf betrokken perso(o)n(en) met zijn (bedrijfs-)auto (taxi) op te halen in Amsterdam en/of (vervolgens) naar Zaandam te vervoeren en/of
- die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of een of meer andere met zijn (bedrijfs-)auto (taxi) naar de (nabijheid van de) woning aan [adres 2] te Zaandam te vervoeren en/of
- in de omgeving van de plaats van de overval aan [adres 2] met zijn (bedrijfs-)auto (taxi) bij wijze van het op de uitkijk staan, rond te rijden in de directe omgeving van [adres 2] en/of
- ( vervolgens) in de nabije omgeving van de woning aan [adres 2] met zijn (bedrijfs-)auto klaar te staan als vluchtauto om voornoemde bij dat misdrijf betrokken personen en/of goederen na de overval (snel) van/uit de omgeving van [adres 2] te verplaatsen en/of vervoeren en/of
- die [medeverdachte 2] en/of een of meer andere bij dat misdrijf betrokken perso(o)n(en) na de overval naar Amsterdam te vervoeren met zijn (bedrijfs-)auto.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit (kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging) en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit (kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging), met dien verstande dat zij hetgeen achter het eerste en het vijfde gedachtestreepje is opgenomen, niet bewezen acht.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de strafbare betrokkenheid van verdachte als medepleger van dan wel als medeplichtige aan de woningoverval. Hiertoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat verdachte in Zaandam is geweest ten tijde van de overval en dat hij als taxichauffeur telefonisch contact heeft gehad met zijn klant, onvoldoende is om van de voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde kan het voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet volgens de raadsvrouw niet worden bewezen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte opzettelijk handelingen zou hebben verricht ter ondersteuning van het ten laste gelegde feit (de woningoverval) en evenmin volgt uit het dossier dat verdachte zich ook maar enigszins bewust is geweest van wat zijn klant zou gaan doen in Zaandam. Zodoende kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de woningoverval die heeft plaatsgevonden. Volgens de raadsvrouw kan, uitgaand van de verklaring van de verdachte, slechts worden bewezen dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] van Amsterdam naar Zaandam heeft vervoerd. Uit het enkele gegeven dat verdachte een hem bekende klant moest brengen, moest wachten en dat veel telefonisch contact heeft plaatsgevonden, kan niet worden afgeleid dat verdachte hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn klant een gewapende woningoverval zou plegen en dat verdachte op grond daarvan medeplichtig zou zijn geweest aan die woningoverval.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak ten aanzien van het primaire feit (diefstal met geweld in vereniging)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen ten aanzien van het subsidiaire feit (medeplichtigheid bij of tot de woningoverval)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen.
3.3.3
Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de door zijn medeverdachten gepleegde diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar standpunt dat de verdachte de handelingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging onder het tweede tot en met vijfde gedachtestreepje, heeft verricht. De beschreven gedragingen kunnen niet uit de gepresenteerde bewijsmiddelen afgeleid. Evenmin biedt het dossier een context waarin aan de inhoud van die gepresenteerde bewijsmiddelen zodanige betekenis kan worden toegekend dat op grond van de inhoud ervan toch tot de conclusie kan worden gekomen dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Dat zou teveel speculatieve redeneerstappen vergen. De rechtbank acht dan ook niet bewezen wat aan verdachte onder het tweede tot en met het vijfde gedachtestreepje is ten laste gelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft de raadsvrouw betoogd dat is bewezen dat de verdachte degene is geweest die medeverdachte [medeverdachte 2] naar Zaandam heeft vervoerd (eerste gedachtestreepje).
Gelet op de in het dossier aanwezige printlijsten van de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gebruikte telefoons en de gegevens uit de boardcomputer van de taxi van verdachte, volgt de rechtbank de raadsvrouw in deze beoordeling. Uit de printlijst blijkt dat tussen het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 1] ) en het telefoonnummer van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 2] ) contact heeft plaatsgevonden op 16 juli 2018 omstreeks 22.27 uur en 22.51 uur. Het toestel met het telefoonnummer van [medeverdachte 2] bevindt zich dan in Amsterdam-Noord. Omstreeks 23.37 uur bevindt ook het toestel met het telefoonnummer van verdachte zich in Amsterdam-Noord. Uit de printlijst volgt verder dat zowel het telefoonnummer van verdachte als het telefoonnummer van [medeverdachte 2] op 17 juli 2018 omstreeks 00.00 uur in Zaandam palen aanstralen. Ondanks dat de printlijst vragen oproept met betrekking tot de tussenliggende periode, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het feit dat tweemaal telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 2] voorafgaand aan de rit van Amsterdam-Noord naar Zaandam en dat beide telefoonnummers zich omstreeks 0.00 uur daadwerkelijk in Zaandam bevinden, in het midden kan blijven waar de telefoon van [medeverdachte 2] zich gedurende de rit naar Zaandam precies heeft bevonden. Verdachte heeft immers van meet af aan verklaard, ook toen hij op 14 september 2018 als getuige is gehoord, dat hij een persoon, die hij ter terechtzitting van 3 december 2019 heeft aangewezen als medeverdachte [medeverdachte 2] , op de avond voorafgaand aan de overval van Amsterdam naar Zaandam heeft vervoerd. De rechtbank gaat daarom uit van deze verklaring en concludeert op grond van al het voorgaande dat verdachte de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn taxi heeft vervoerd van Amsterdam naar Zaandam.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat de medeplichtige zowel opzet op zijn medeplichtigheidsgedraging als opzet op het door de dader(s) gepleegde misdrijf heeft gehad. In dat verband wordt het volgende overwogen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen in hun samenhang, waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 december 2019, af dat hij [medeverdachte 2] omstreeks 0.00 uur heeft afgezet bij de [adres 3] in Zaandam. De rechtbank leidt verder uit de gegevens van de boardcomputer van de taxi van verdachte af dat de taxi op 17 juli 2018 tussen 02.01 uur en 02.20 uur vier keer langs [adres 2] in Zaandam, waar de overval heeft plaatsgehad en precies in het tijdvak waarin de overval is uitgevoerd, is gereden. Opmerkelijk is voorts dat de verdachte in die nacht buiten dat tijdvak, blijkens het hierop betrekking hebbende bewijsmiddel, in het geheel niet op die locatie is geweest.
Uit de printlijst blijkt verder dat verdachte niet door [medeverdachte 2] is benaderd om hem naar Zaandam te brengen, maar dat hij, verdachte, op 16 juli 2018 omstreeks 22.27 uur zelf heeft gebeld naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . Hij heeft [medeverdachte 2] nog een keer gebeld, te weten om 22.51 uur. Dit is anders dan de verdachte op 18 maart 2019 heeft verklaard, namelijk dat hij werd gebeld door [medeverdachte 2] . Vervolgens heeft verdachte [medeverdachte 2] opgehaald in Amsterdam en, blijkens zijn eigen verklaring, in Zaandam afgezet. Dit vormt geen ondersteuning voor de bewering van de verdachte dat hij slechts een taxidienst voor [medeverdachte 2] heeft verricht.
De rechtbank stelt verder vast dat de telefoons van verdachte en van [medeverdachte 2] één keer rond het moment van beëindiging van en meermalen direct na de woningoverval contact van enige duur hebben gehad, hetgeen niet overeenkomt met wat verdachte hierover heeft verklaard, namelijk dat hij nadat hij [medeverdachte 2] in Zaandam had afgezet, ondanks pogingen daartoe geen contact meer met hem kreeg.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat de inhoud van de hiervoor besproken bewijsmiddelen doet blijken van een oriëntatie van de verdachte op de overval. Deze gerichtheid is zo betekenisvol en is van een zodanige aard en intensiteit dat uitgesloten moet worden geacht dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de overval die door [medeverdachte 2] en anderen werd gepleegd. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte rond de periode van de overval op cruciale momenten op cruciale plekken aanwezig was en daarnaast ook op die momenten contact onderhield met één van de daders van de woningoverval, te weten [medeverdachte 2] . Daarmee is het opzet van de verdachte op zowel zijn ondersteunende gedraging, zoals bewezen verklaard, als op het te plegen gronddelict bewezen.
Hij is opzettelijk behulpzaam geweest bij die woningoverval door [medeverdachte 2] te vervoeren van Amsterdam naar Zaandam.
Gelet op het voorgaande en hetgeen uit de bewijsmiddelen volgt, acht de rechtbank medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging bewezen.
3.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een of meer anderen op 17 juli 2018 te Zaandam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 2] tezamen en in vereniging, sieraden en een geldbedrag, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders
- [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en vervolgens diens armen met handboeien hebben vastgebonden en
- een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en
- een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en
- dreigend heeft/hebben geschreeuwd 'Where is the money’, ‘Waar is het geld',
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 16 juli 2018 tot en met 17 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad en te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 2] met zijn bedrijfsauto (taxi) op te halen in Amsterdam en vervolgens naar Zaandam te vervoeren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. In de nacht van 16 op 17 juli 2018 hebben de medeverdachten, van wie er twee gekleed waren in politiekleding, een woningoverval in Zaandam gepleegd, waarbij geweld is gebruikt en de slachtoffers ook bedreigd zijn met geweld. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de woningoverval feitelijk heeft gepleegd, is hij bij het plegen van dat misdrijf behulpzaam geweest door één van de overvallers voorafgaand aan de overval vanuit Amsterdam naar Zaandam te vervoeren. Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij geen enkele rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De woningoverval heeft op de bewoners diepe indruk gemaakt en zij hebben daardoor veel angst ondervonden, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting door de officier van justitie voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat moge blijken uit de traumabehandelingen die beide kinderen van het overvallen gezin hebben ondergaan. Daarnaast ervaart de samenleving dergelijke misdrijven als schokkend en dragen zij bij tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Hoewel verdachte niet één van de overvallers is geweest, rekent de rechtbank hem zijn ondersteunende rol bij de overval in ernstige mate aan.
De rechtbank is van oordeel dat een ernstig feit als onderhavige de oplegging van een (deels onvoorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. Dit volgt ook uit de straffen die voor soortgelijke feiten volgens het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) worden opgelegd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 september 2019,
waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder, zij het geruime tijd geleden, voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank zal die eerdere veroordeling daarom niet in het nadeel van verdachte mee laten wegen.
Nu de rechtbank niet alle feitelijke handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging onder het subsidiaire feit bewezen acht, maar slechts het door verdachte vervoeren van [medeverdachte 2] naar Zaandam, ziet zij aanleiding de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden passend is. De rechtbank zal echter bepalen dat zes maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte moet worden afgewezen, wegens het ontbreken van de in artikel 67 Sv genoemde gronden.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 31.750,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 29.250,00 voor de materiële schade (contant geld en sieraden) en € 2.500,00 voor de immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
In het licht van de betwisting door de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de vordering met betrekking tot materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Een zorgvuldige behandeling van de vordering vergt nader onderzoek, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Om deze reden zal de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade ad € 2.500,00,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Verdachte is, evenals zijn mededaders, hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade ad € 2.500,00,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Verdachte is, evenals zijn mededaders, hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade ad € 2.500,00,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Verdachte is, evenals zijn mededaders, hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade ad € 2.500,00,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Verdachte is, evenals zijn mededaders, hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. M.E. Allegro, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2019.
mr. L.A. Spoelstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.