Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
proces-verbaal van bevindingen printlijst [telefoonnummer 2] d.d. 22 augustus 2018 (dossierpagina’s 549 t/m 551)). Dit gegeven maakt de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon omstreeks 00.00 uur zou hebben afgegeven aan [medeverdachte 2] , ongeloofwaardig. Voor dit oordeel is mede van belang dat verdachte over zijn verklaring dat hij in de avond en nacht van 16 op 17 juli 2018 in het gezelschap van een vrouw (“een chick”) was die hem naar Zaandam zou hebben gebracht om de telefoon aan [medeverdachte 2] te geven en dat hij daarna in Amsterdam-Noord met haar “gechilled” heeft en om 02.00 uur weer bij zijn moeder was, desgevraagd geen bijzonderheden heeft willen verstrekken. De verklaring van verdachte kan daarom niet worden gecontroleerd op juistheid. Daarnaast betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte die verklaring pas in een laat stadium heeft afgelegd, namelijk eerst tijdens het verhoor door de politie op 10 september 2019. In datzelfde verhoor heeft verdachte zich ten aanzien van andere vragen over hem belastende gegevens ten aanzien van zijn mogelijke betrokkenheid bij de overval vervolgens op zijn zwijgrecht beroepen, terwijl het verhoor juist had plaatsgevonden op verzoek van verdachte. Gelet op al het voorgaande wordt het standpunt met betrekking tot het [telefoonnummer] zoals de verdediging heeft ingenomen, niet gevolgd en verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
vijf (5) jaren en zes (6) maanden.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.