ECLI:NL:RBNHO:2019:10885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
8 januari 2020
Zaaknummer
15/049259-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van woningoverval met geweld door twee mannen verkleed als politieagenten

Op 17 juli 2018 hebben twee mannen, verkleed als politieagenten, een woningoverval gepleegd in Zaandam. Tijdens de overval, die plaatsvond in de nacht, drongen zij de woning binnen terwijl de ouders en hun twee kinderen aanwezig waren. De vader werd met handboeien vastgebonden en de moeder kreeg een wapen tegen het hoofd gedrukt, terwijl de daders om geld vroegen. De buit bestond uit een geldbedrag en sieraden. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, en heeft hen veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden. Daarnaast is er smartengeld toegewezen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gehonoreerd, ondanks de verweren van de verdediging. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder de impact op de slachtoffers en de ernst van het feit, meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/049259-19 (P)
Uitspraakdatum: 17 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 december 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.N. Verlinden en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Zaandam (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in een woning gelegen aan [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een geldbedrag (ter hoogte van 20.000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- gekleed in (een) politie-uniform(en) naar die woning is/zijn toegegaan en/of
- na aanbellen en/of aankloppen die woning heeft/hebben betreden en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) diens armen met handboeien heeft/hebben vastgebonden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) dreigend tegen voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd 'Where is the money’, ‘Waar is het geld', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat verdachte van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij allereerst aangevoerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , nu zij niet hebben verklaard dat door de daders geweld tegen hen is gebruikt. Daarnaast dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van het bedreigen met geweld van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , nu niet uit het dossier kan worden afgeleid dat daarvan sprake is geweest bij deze personen. Verder kan op grond van de wisselende verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet worden bewezen dat een geldbedrag ter hoogte van € 20.000,- dan wel “een geldbedrag” is weggenomen, zodat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht te volstaan met een bewezenverklaring van het wegnemen van “een geldbedrag”. Voor het geval de rechtbank bewijs aanwezig zou achten voor het wegnemen van een geldbedrag van € 20.000,-, heeft de raadsvrouw verzocht om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te horen als getuigen over de hoogte van het geldbedrag dat zou zijn weggenomen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het wegnemen van een geldbedrag
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat op 17 juli 2018 een geldbedrag van € 20.000,- uit de woning is weggenomen. De rechtbank acht wel bewezen dat
een geldbedragdoor de overvallers is weggenomen, nu de slachtoffers hebben verklaard dat de dagopbrengst van het restaurant elke avond mee naar huis werd genomen, de overvallers op zoek waren naar geld en de slachtoffers van begin af aan hebben verklaard dat ook geld is buit gemaakt. Nu de rechtbank niet bewezen acht dat een geldbedrag van € 20.000,- is weggenomen, behoeft het voorwaardelijk gedane verzoek van de raadsvrouw tot het horen van getuigen geen nadere bespreking meer.
3.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2018 te Zaandam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 2] tezamen en in vereniging met anderen, sieraden en een geldbedrag, die/dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die sieraden en dat geldbedrag zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en vervolgens diens armen met handboeien heeft/hebben vastgebonden en
- een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en
- een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en
- dreigend heeft/hebben geschreeuwd 'Where is the money’, ‘Waar is het geld'.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij heeft zij in de eerste plaats aangevoerd dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet meer is veroordeeld wegens enig strafbaar feit. Daarnaast heeft verdachte een sterk sociaal netwerk dan wel vangnet, hij beschikt over huisvesting en hij heeft geen problematische schuld of verslavingsproble-matiek. Verder is verdachte een betrokken vader van drie kinderen in de leeftijd van, 14 maanden, 10 jaren en 14 jaren oud.
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten en jurisprudentie, verzocht een gevangenisstraf voor de duur van maximaal drie jaren op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich in de nacht van 16 op 17 juli 2018 schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval in Zaandam. Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte in de woning is geweest. Verdachte en zijn medeverdachten hebben uitgebreide voorbereidingen getroffen, gezien het feit dat zij zich een jammer, al of niet echte vuurwapens, handboeien en kleding gelijkend op politiekleding hebben verschaft. Door het gebruik van de politiekleding zijn de bewoners misleid en zijn de daders op geraffineerde wijze de woning binnengedrongen. Er is in de woning geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] door hem vast te pakken en zijn armen vast te binden met handboeien. Daarnaast zijn door de overvallers vuurwapens (of daarop lijkende voorwerpen) ter hand genomen, waarmee zowel op het hoofd van [slachtoffer 2] als op het hoofd van [slachtoffer 1] is gericht. In de woning waren bovendien de twee kinderen, van wie de jongste zeven jaar oud was, van voornoemde slachtoffers aanwezig; zij hebben de hele overval meegemaakt. Zij zijn zeer bang geweest en hebben later een traumabehandeling moeten ondergaan.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben slechts uit financieel gewin gehandeld en hebben bij hun handelen geen rekening gehouden met de zeer ingrijpende gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De woningoverval heeft op de bewoners diepe indruk gemaakt en zij hebben daardoor veel angst ondervonden, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting door de officier van justitie voorgelezen slachtofferverklaring. Het gevoel van veiligheid in de eigen woning, is ernstig aangetast. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dit soort gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Daarnaast ervaart de samenleving dergelijke misdrijven als schokkend en dragen zij bij tot gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent het vorenstaande verdachte zwaar aan.
Voor verdachte komt hier nog bij dat zich gedurende het hele proces vrijwel volledig op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Wel heeft verdachte voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling de rechtbank een brief doen toekomen. Deze brief bevat evenwel zoveel dubbele boodschappen, die de verdachte niet nader wilde toelichten, dat deze bij de rechtbank weinig sympathie heeft opgewekt.
De rechtbank is van oordeel dat een ernstig feit als het onderhavige de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarbij gelet op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor een overval op een woning met licht geweld/bedreiging met geweld wordt als oriëntatiepunt gehanteerd een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank zal dit oriëntatiepunt in dit geval tot uitgangspunt nemen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 mei 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder, terzake van soortgelijke feiten tot een zeer aanzienlijke vrijheidsstraf is veroordeeld.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin meegewogen dat twee van de overvallers zich hebben verkleed als politieagenten en dat dat zij, zich voordoend als politieagent, midden in de nacht bij de onwetende slachtoffers hebben aangebeld. Burgers moeten ervan uit kunnen gaan dat zij daadwerkelijk te maken hebben met de politie en niet met personen met verkeerde bedoelingen, en dit geldt eens te meer wanneer het midden in de nacht is. Verder zijn de verdachten op een professionele en berekenende wijze te werk gegaan waarbij vuurwapens of daarop lijkende voorwerpen, handboeien en een jammer zijn meegenomen. Bovendien is met die vuurwapens of daarop lijkende voorwerpen gedreigd. Ten slotte heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon inzake geweldsdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden in dit geval een passende straf is.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 31.750,00 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 29.250,00 voor de materiële schade (contant geld en sieraden) en € 2.500,00 voor de immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu uit de toelichting blijkt dat [slachtoffer 1] als privépersoon verzoekt om een schadevergoeding van het weggenomen geldbedrag uit de kas van het [bedrijf] De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het [bedrijf] zich als benadeelde partij had moeten voegen, aangezien het geldbedrag toebehoort aan de kas van het bedrijf.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] als benadeelde partij in de zin van artikel 51f Sv in verbinding met artikel 361, tweede lid, onder b Sv kan worden aangemerkt, nu zij directeur en enig aandeelhouder is van [bedrijf] en de rechtbank er van uitgaat - bij gebreke van concrete gegevens die wijzen op het tegendeel - dat zij in die hoedanigheid uiteindelijk ook de persoon is die vermogensschade heeft geleden. [slachtoffer 1] is naar het oordeel van de rechtbank om die reden ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank is echter, in het licht van de betwisting door de raadsvrouw, van oordeel dat de vordering met betrekking tot de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Een zorgvuldige behandeling van de vordering vergt nader onderzoek, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de immateriële schade ad € 2.500,00 toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering, die op dit onderdeel niet door de raadsvrouw is weersproken, zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering is niet door de raadsvrouw weersproken.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering is niet door de raadsvrouw weersproken.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering is niet door de raadsvrouw weersproken.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf (5) jaren en zes (6) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. M.E. Allegro, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2019.
mr. L.A. Spoelstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.