In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een omgevingsvergunning aan AAK Netherlands B.V. voor het wijzigen van de transporttijden van vrachtwagens die oliën en vetten verwerken. De vergunninghouder had in 2006 een milieuvergunning verkregen, die in de loop der jaren was aangepast. De aanvraag van 4 mei 2017 betrof de wijziging van de transporttijden, zodat maximaal zes vrachtwagens ook op zaterdagen konden rijden. Eiser, een omwonende, vreesde voor verkeersgevaarlijke situaties in de woonwijk door het vrachtverkeer op zaterdag.
De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder met de wijziging geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu zou veroorzaken dan reeds was toegestaan onder de bestaande vergunning. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder, die stelde dat de geluidseffecten binnen de grenzen van de oorspronkelijke vergunning bleven. Eiser's beroep op de Algemene plaatselijke verordening (Apv) werd verworpen, omdat de relevante regels niet van toepassing waren op deze aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen voor de verkeersveiligheid niet als milieu-effecten konden worden beschouwd in de beoordeling van de omgevingsvergunning.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en bevestigde de toekenning van de omgevingsvergunning aan de vergunninghouder. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen milieu-effecten van de inrichting en verkeersveiligheidseffecten in de beoordeling van omgevingsvergunningen.