ECLI:NL:RBNHO:2019:10798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
2 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing zorgaanvraag op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een persoon met het syndroom van Usher

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een zorgaanvraag op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, die lijdt aan het syndroom van Usher en diverse somatische aandoeningen, had eerder aanvragen ingediend voor zorg, die door de Raad van Bestuur van het CIZ waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in staat is om zelfstandig hulp in te roepen door zijn visuele en auditieve beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de zorgaanvraag niet voldoende was onderbouwd, vooral omdat er onvoldoende rekening was gehouden met de complexiteit van eisers aandoeningen en de noodzaak voor 24-uurs zorg in de nabijheid. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser in aanmerking moet worden gebracht voor het best passende zorgprofiel op grond van de Wlz. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Winter),
en

de Raad van Bestuur van het CIZ, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood
.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 11 februari 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder eisers aanvraag van 24 januari 2019 voor zorg op grond van de Wlz afgewezen.
Bij besluit van 4 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn zuster en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Eiser is gediagnosticeerd met het syndroom van Usher en heeft somatische problematiek op basis van hypertensie, COPD Gold 2, status na meerdere kleine herseninfarcten en na myocardinfarct.
1.1
Eiser heeft op 13 september 2018 een aanvraag ingediend op grond van de Wlz. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft er door verweerder een onderzoek plaatsgevonden naar eisers zorgsituatie. In dit kader heeft op 5 oktober 2018 een huisbezoek plaatsgevonden.
1.2
Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder deze aanvraag van eiser afgewezen. Vanuit het huisbezoek komt volgens verweerder naar voren dat door de combinatie van de visuele beperking en ernstig gehoorverlies eiser mogelijk niet in staat is te allen tijde adequaat hulp in te roepen op relevante zorgmomenten. Tevens blijkt volgens verweerder uit de opgevraagde informatie dat er nog behandelmogelijkheden zijn zoals een cochleair implantaat(CI), waardoor de blijvendheid van de zorgbehoefte nog niet is vast te stellen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.3
Op 24 januari 2019 heeft eiser een nieuwe aanvraag op grond van de Wlz ingediend. In dit kader is op 4 februari 2019 een huisbezoek afgelegd en is op 11 februari 2019 een medisch advies uitgebracht. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder eisers aanvraag van 24 januari 2019 afgewezen. Er is volgens verweerder zeker een noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid echter de blijvendheid van deze zorgbehoefte kan nog steeds niet voldoende onderbouwd worden. Er is een CI gepland. De resultaten daarvan zijn wisselend. Als iemand vroeger heeft kunnen horen zijn de hersenen ingericht, geoefend en beschikbaar om geluid waar te nemen en gesproken taal te herkennen. De revalidatie en het resultaat wordt beïnvloed door medische factoren als de staat en de conditie van de gehoorzenuw, taalvaardigheid, motivatie en acceptatie van de resultaten. Sommige mensen kunnen direct na de aansluiting al verstaan, maar dat is zeker niet bij iedereen het geval. Pas na implantatie kan beoordeeld worden wat het individuele resultaat is en of eiser blijvend is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid. Het bezwaar van eiser is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) ook gericht tegen dit besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor eiser nog geen blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid kan worden vastgesteld. Ondanks de vastgestelde grondslagen en behoefte aan 24 uurszorg is er, gezien het geplande CI, nog geen duidelijkheid wat betreft de blijvende behoefte aan deze zorg. Eiser voldoet hiermee niet aan de wettelijke criteria om in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wlz.
2.1
De rechtbank begrijpt het bestreden besluit zo, mede gelet op het verhandelde ter zitting, dat verweerder geen reden ziet om de primaire besluiten 1 en 2 te herzien.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij aanspraak maakt op zorg op grond van de Wlz. De (functionele) verbetering na plaatsing van het CI zal niet zodanig zijn dat de behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid komt te vervallen. Eiser is op dit moment niet in staat adequaat te alarmeren omdat hij geen telefoongesprekken kan voeren en na plaatsing van het CI zal dit hoogstwaarschijnlijk nog steeds niet kunnen omdat de meerderheid van de mensen met een CI dit niet of slechts zeer moeizaam kan. Het resultaat van een CI zal niet leiden tot normaal horen, maar is slechts een hulpmiddel ter verbetering van signaalgeluiden en zal slechts in het gunstigste geval leiden tot spraakverstaan. Door de aard van de beperking en andere omstandigheden zoals zijn leeftijd en overige fysieke beperkingen waar hij mee te kampen heeft komt hij in aanmerking voor een Wlz-indicatie. Zijn geheugen wordt er niet beter op en uit wetenschappelijke informatie van het expertisecentrum doofblindheid, dbconnect, blijkt dat het syndroom van Usher, met of zonder CI, een energetische beperking met zich meebrengt. Ook als met behulp van een CI het restgehoor zo goed mogelijk wordt benut blijven er beperkingen bestaan op het gebied van communicatie, informatieverwerking en oriëntatie. Verweerder heeft te weinig onderzoek gedaan naar de werking van een CI en wat het effect van de plaatsing specifiek bij eiser zou kunnen zijn en er is nog te weinig kennis bij verweerder over het syndroom van Usher, met of zonder implantaat. Verweerder is onvoldoende ingegaan op de in bezwaar aangevoerde argumenten en gaat volledig voorbij aan zijn blindheid en aan zijn energetische beperkingen. Verwezen wordt naar informatie van dbconnect en een formulier CI instemmingsverklaring van 1 april 2019.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Blijkens de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2019 is de behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals bedoeld in artikel 3.2.1 van de Wlz blijvend, als deze van niet voorbijgaande aard is. Eventuele toekomstige verbeteringen in het functioneren kunnen het beperkingenbeeld van de verzekerde niet zodanig wijzigen dat de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid vervalt.
In artikel 3.2.2 van Besluit langdurige zorg (Besluit van 9 december 2014, houdende regels inzake de langdurige zorg (Stb. 2014, 520) is bepaald dat de voorbereiding van een indicatiebesluit in ieder geval omvat een onderzoek van de verzekerde in persoon.
In de Nota van toelichting op dit artikel staat onder meer het volgende vermeld:
“Voordat door het CIZ een indicatiebesluit kan worden genomen, zal een onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden noodzakelijk zijn ter bepaling van de noodzaak van permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid zoals dat in artikel 3.2.1, eerste en tweede lid, van de wet is bepaald.(…)Aanvullend op het eigen onderzoek door het CIZ kan het aangewezen zijn in de oordeelsvorming de informatie te betrekken die bij anderen aanwezig is en die relevant is voor de beoordeling of een verzekerde recht heeft op Wlz-zorg.(…)”.
Wat betreft het tweede lid, is onder meer vermeld:
“Het onderzoek van het CIZ zal zich op al die aspecten van de persoon van de verzekerde richten, die van belang zijn ter bepaling van de noodzaak van permanent toezicht of van de noodzaak om blijvend zorg te ontvangen die gedurende 24 uur per dag in de nabijheid moet zijn.(…)”
4.2
Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat verweerder zich bij het nemen van besluiten mag baseren op medische adviezen, als deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen, inzichtelijk en volledig zijn.
4.3
Niet in geschil is, zoals ter zitting is bevestigd, dat eiser is aangewezen op 24 uurs zorg in de nabijheid, omdat hij bij nood door de combinatie van de visuele beperking en ernstig gehoorverlies niet in staat is om zelfstandig hulp in te schakelen of hulp af te wachten. Ook is niet in geschil dat is voldaan aan de overige voorwaarden in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Het geschil tussen partijen spitst zich enkel toe op de vraag of de behoefte van eiser aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, blijvend is.
4.4
De rechtbank stelt vast dat in het medisch advies van 15 november 2018 is vermeld dat eiser in geval van nood een alarmeerknop kan indrukken, maar dat hij geen antwoord kan geven op vragen, omdat hij deze niet hoort. Hij kan niet telefoneren in nood, omdat hij de toetsen niet kan vinden, maar ook het gesprek niet hoort. Bij het verslag van het huisbezoek op 4 februari 2019 staat: “Hr is niet in staat tot het inroepen van hulp d.m.v. bijv de telefoon, hr kan niet communiceren.” en in het medisch advies“ Hij krijgt geen alarmering omdat hij die niet zou kunnen bedienen.(…)” Door verweerder is niet weersproken dat eiser de hulpknop niet meer is toegekend omdat hij die als gevolg van zijn visuele beperkingen niet kan bedienen. Uit het dossier blijkt verder dat eiser niet kan telefoneren, omdat hij de toetsen niet kan vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het standpunt van verweerder, dat eiser, na eventuele verbetering van het gehoor na een mogelijk implantaat, wel zelfstandig hulp kan inroepen en daarmee niet meer is aangewezen op 24 uurs zorg, geen stand houden, mede gelet op het navolgende.
4.5
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het medisch advies van medisch adviseur [naam 2] , arts, van 15 november 2018, zoals opgenomen in het indicatierapport van die datum en het medisch advies van medisch adviseur drs. [naam 3] van 11 februari 2019, zoals opgenomen in het indicatierapport van die datum.
Hat advies van [naam 2] is tot stand gekomen door middel van dossieronderzoek en door kennisname van de bij verweerder voorhanden zijnde informatie van de behandelend sector, onder meer uit 2002 en van de huisarts van november 2018. Niet blijkt dat [naam 2] verder informatie heeft opgevraagd over de recente medische situatie van eiser. Op pagina 9 van het indicatierapport is vermeld dat er geen recente medische informatie beschikbaar is. Ook in het advies van [naam 3] is als uitgangspunt genomen de voorhanden zijnde medische informatie in het indicatiedossier. In het medisch advies staat dat het onderzoek ten aanzien van het gehoorverlies helaas niet volledig beschikbaar is. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier een Machtiging ‘Opvragen (para)medische informatie’ bevindt, onder andere voor oogarts [naam 4] en dr. [naam 5] .
4.6
De rechtbank stelt vast dat de beoordelende artsen geen nadere informatie hebben opgevraagd van de behandelend artsen. Nu het geschil zich toespitst op het effect van het binnen de complexe doofblindheid in een deelgebied (gehoor) mogelijk uit te voeren implantaatoperatie, is de rechtbank van oordeel dat het op de weg had gelegen juist op dit punt informatie te vragen aan specialisten, temeer in het licht van het aangevoerde dat de blindheid ongewijzigd blijft. En dat ook indien een verbetering van het gehoor zal worden bereikt, de blindheid aan het kunnen alarmeren in de weg staat en eiser als gevolg daarvan de alarmering al niet meer is toegekend. Van belang was actuele informatie op te vragen ten aanzien van de doofblindheid en het syndroom van Usher en naar de werking van een CI en het effect hiervan specifiek bij eiser. Namens eiser is dat ook gesteld. Gelet daarop, had het op de weg van verweerder gelegen daarnaar onderzoek te doen en te informeren bij de behandelend artsen, temeer omdat de medisch adviseur in aanloop naar het primaire besluit 2 heeft geconstateerd dat de informatie “helaas niet compleet is”.
4.7
In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat uit de medische adviezen volgt dat eiser de deur voor derden niet meer kan openen, zijn achterdeur ten behoeve van zijn mantelzorgers daarom niet wordt afgesloten, eiser voorkomende gevaren niet meer ziet, de inname van medicatie soms niet goed gaat, hij houdbaarheidsdata niet kan controleren, hij ook met behulp van de aangepaste beeldschermen niet meer kan communiceren, het toiletbezoek niet altijd even netjes gaat en het huis er rommelig en viezig uit ziet ondanks huishoudelijke hulp.
Daarbij komt dat er inmiddels, onder meer op de hoorzitting, ook melding wordt gemaakt van Usher gerelateerde evenwichtsstoornissen die mogelijk aan een implantaat in de weg staan. Hierop is verweerder niet ingegaan, terwijl het, gelet op de problematiek van eiser wel op de weg had gelegen hierover informatie bij de behandelaars op te vragen. Het standpunt van de medisch adviseur in het medisch advies van 11 februari 2019 over een CI is kennelijk gebaseerd op eigen kennis, zonder dat daarvoor een specialist is geraadpleegd. Meer in het algemeen is de problematiek naar het oordeel van de rechtbank te verkokerd beoordeeld en is er onvoldoende oog voor de samenhang van en tussen de beperkingen van eiser, zoals ook in beroep is aangevoerd.
4.8
De rechtbank is, de zich in het dossier bevindende (medische) informatie in samenhang beziend, van oordeel dat eiser, ook met eventuele verbetering van eisers gehoor door een CI, thans reeds blijvend is aangewezen op 24 uurs zorg. Gelet op al het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met artikel 3.2.2. van het Blz, alsmede de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen en kan het daarom geen stand houden.
4.9
De rechtbank zal het beroep gezien het voorgaande gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet, bij gebrek aan deskundigheid ter zake het stellen van indicaties, geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending daarvan. Bij het nieuw te nemen besluit zal verweerder eiser in aanmerking moeten brengen voor het best passende zorgprofiel op grond van de Wlz en derhalve de primaire besluiten dienen te herroepen.
5. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Niet is gebleken dat andere kosten dan die van door een derde in de beroepsfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding voor deze kosten vast op
€ 1.024,- (1 punt voor het indienen het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt: € 512,-; wegingsfactor 1). Daarnaast moet verweerder het betaalde griffierecht aan eiser terugbetalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 april 2019;
- draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-, te betalen aan eiser;
- gelast verweerder het griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.