ECLI:NL:RBNHO:2019:10770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3582
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg wegens niet blijvende zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar ouders, en de Raad van Bestuur van het CIZ. Eiseres had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), die door het CIZ was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die lijdt aan een ernstige gehoorstoornis en andere medische beperkingen, weliswaar 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft, maar dat niet kan worden vastgesteld dat deze zorg blijvend is. De rechtbank oordeelt dat de medisch adviseur van het CIZ voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de medische adviezen zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres had in beroep aangevoerd dat de zorgbehoefte blijvend is, maar de rechtbank concludeert dat er nog mogelijkheden zijn voor verbetering van haar situatie door behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en benadrukt dat de ouders van eiseres in de toekomst relevante ontwikkelingen in haar medische situatie moeten blijven melden aan het CIZ, zodat opnieuw kan worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor een Wlz-indicatie wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3582

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

wettelijke vertegenwoordigers: [naam 1] en [naam 2] ,
en

de Raad van Bestuur van het CIZ, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2019. Eiseres is vertegenwoordigd door haar wettelijke vertegenwoordigers, haar ouders. Tevens waren aanwezig de heer [naam 3] , sociaal juridisch dienstverlener bij MEE & de Wering en mevrouw [naam 4] , orthopedagoog bij Koninklijke Kentalis Scholengemeenschap Signis SO-CMB. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft meerdere medische beperkingen, waaronder een ernstige gehoorstoornis, en is vanwege deze beperkingen al sinds haar geboorte op de continue zorg van haar ouders aangewezen. Daarom hebben haar ouders op 23 november 2018 een aanvraag om zorg op grond van de Wlz ingediend. Met een Wlz-indicatie heeft eiseres namelijk toegang tot zeer specialistische zorg. Daarmee beogen de ouders dat eiseres zich op de best mogelijke manier kan ontwikkelen en dat zij als ouders hiermee ook enigszins ontlast worden in hun zorgtaken.
1.2.
Na een consultatie met de medisch adviseur drs. [naam 5] heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat – kort samengevat – eiseres weliswaar een zintuiglijke handicap heeft, waarvoor zij is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen, maar dat (nog) niet is vast te stellen dat eiseres blijvend, dat wil zeggen levenslang, is aangewezen op deze zorg.
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat, kort samengevat, zij van mening is dat haar zorgafhankelijkheid wel degelijk van blijvende aard is. Er is een noodzaak van permanent toezicht of 24-uurszorg in de nabijheid en deze is ook blijvend. Ondanks de kleine ontwikkelingsstapjes die eiseres nog zou kunnen maken is door haar doofheid en het Syndroom Chudley-mcCullough de eindverwachting ten aanzien van haar zorgbehoefte blijvend.
1.4.
De medisch adviseur van verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres, drs. [naam 6] , en de KNO-arts dr. [naam 7] , werkzaam bij het VUmc. Met inachtneming van deze informatie heeft de medisch adviseur op 22 mei 2019 en op 11 juni 2019 medische adviezen opgesteld. Op 18 juni 2019 heeft verweerder een concept beslissing op bezwaar opgesteld waarna aan het Zorginstituut Nederland om advies is gevraagd. Op 27 juni 2019 heeft het Zorginstituut Nederland aangegeven geen advies uit te brengen.
2. Verweerder handhaaft in het bestreden besluit, onder verwijzing naar de in bezwaar opgevraagde medische adviezen van 22 mei 2019 en 11 juni 2019, het standpunt dat bij eiseres weliswaar vermoedelijk sprake is van de grondslag zintuiglijk handicap (auditief-communicatief) maar dat momenteel niet is vast te stellen of eiseres blijvend aangewezen is op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Uit de aanvullende informatie is duidelijk geworden dat er inmiddels door GGMD een bijkomende psychiatrische stoornis is vastgesteld en dat er een advies is gegeven om te starten met behandeling. Deze behandeling heeft als doel dat taal een belangrijker communicatiemiddel wordt voor eiseres. Het is nu nog afwachten in welke mate dit bereikt zal worden door de behandeling en hoeveel ontwikkeling verzekerde in haar communicatieve redzaamheid zal laten zien.
3. Namens eiseres is in beroep aangevoerd dat het onderzoek naar de medische situatie van eiseres onzorgvuldig is geweest. Eiseres vindt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en te weinig informatie heeft ingewonnen. Zo heeft verweerder van de aangeboden hulp om informatie te verkrijgen onvoldoende gebruik gemaakt. Verder is aangevoerd dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat het uitstroomprofiel van eiseres de arbeidsmarkt zou zijn. Vorig schooljaar is door de orthopedagoog namelijk juist vastgesteld dat haar uitstroomprofiel dagbesteding zou zijn. Verweerder gaat dan ook uit van onjuiste informatie. Eiseres is het verder oneens met de conclusie van verweerder dat eiseres nu verdere behandeling ondergaat. Weliswaar is vanwege de stagnatie in de ontwikkeling van eiseres door haar school advies gevraagd aan de GGMD, dit is echter geen behandeling, maar geeft slechts handvatten voor de school. De mogelijkheden van eiseres blijven dus beperkt. Het is ook geen eindgesprek zoals verweerder denkt maar de start van een communicatietraject met de GGMD. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de volgende stukken:
-de verklaring van [naam 4] , orthopedagoog bij Koninklijke Kentalis van december 2018 en die van oktober 2019;
-de brief van de huisarts [naam 6] van 17 december 2018;
-informatie van VUMC audiologie van 12 juni 2019 en 7 augustus 2019,
-het verslag/advies van de GGMD van 14 juni 2019 en die gericht aan de huisarts van 15 mei 2019;
-de brief van arts M & G, jeugdarts [naam 8] van 29 oktober 2019.
Tenslotte is aangevoerd dat het verslag van het telefonisch horen niet overeenkomt met de werkelijkheid. Daarbij komt dat verweerders conclusie vooraf werd meegedeeld met als gevolg dat van een werkelijke dialoog geen sprake was.
4. Naar aanleiding van in beroep door eiseres ingebrachte medische informatie heeft de medisch adviseur van verweerder in beroep aanvullend gerapporteerd. Er is opnieuw audiologisch onderzoek gedaan bij eiseres, waarbij is vastgesteld dat het drempelverlies met cochleair implantaat (CI) rechts 25 dB bedraagt en links 26 dB bij frequenties van 1000, 2000 en 4000 Hz. Om van een auditieve stoornis te kunnen spreken moet het drempelverlies bij deze frequenties met CI aan het beste oor echter minstens 35 dB bedragen. Dit betekent dat de grondslag zintuiglijke handicap niet gesteld kan worden op basis van een auditief communicatie stoornis. Wel kan met deze informatie de grondslag zintuiglijke handicap gesteld worden op basis van een spraak-/taalstoornis. De spraakproductie van eiseres is namelijk ernstig beperkt en de spraakperceptie verloopt niet goed. Door deze problemen zijn er ernstige communicatieve beperkingen en is eiseres volgens de behandelaren van het Audiologisch Centrum gebaat bij totale communicatie, ondersteuning van het mondbeeld, gebruik van gebaren, aanvullende hulpmiddelen en een aangepaste communicatieve aanpak. Deze nieuwe informatie is voor verweerder geen aanleiding om het standpunt uit de eerdere medische adviezen te wijzigen wat betreft het niet kunnen vaststellen van een blijvende noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Verder heeft verweerder in reactie op de beroepsgronden aanvullend toegelicht dat de door eiseres gestelde bijkomende verstandelijke beperkingen bij de beoordeling zijn betrokken in het medisch advies van 22 mei 2019. Op basis van de medisch objectiveerbare informatie is er op dit moment geen aanleiding om te komen tot een grondslag verstandelijke handicap. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat op basis van haar medische gegevens wat nu bekend is, en niet vanwege haar leeftijd, niet is vast te stellen dat eiseres blijvend (levenslang) aangewezen is op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Verweerder handhaaft dan ook haar standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie en dat de benodigde zorg daarom dient te worden vergoed uit een ander domein zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).
5. In reactie op de aanvulling van verweerder in beroep is namens eiseres ter zitting aangevoerd dat eiseres wel degelijk doof is. Ze zit notabene op een dovenschool. De conclusie van verweerder in beroep dat de grondslag auditief-communicatief niet aanwezig is vanwege het niet voldoen aan de drempelnorm, is dan ook ronduit onbegrijpelijk. Een onderzoek gebaseerd op geluid uit boxen en piepjes is simpelweg niet reëel. Verweerder gaat er dan ook ten onrechte nu vanuit dat de grondslag zintuiglijke handicap enkel gesteld kan worden op basis van een spraak-/taalstoornis.
Wettelijk kader
6.1.
Ingevolge artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
6.2.
In artikel 3.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wlz is bepaald dat in het eerste lid onder blijvend wordt verstaan: van niet voorbijgaande aard.
6.3.
Verder blijkt uit paragraaf 2.1.4 van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2019 het volgende:
“Stap 4: Vaststellen of de zorgbehoefte blijvend is
In deze stap wordt vastgesteld of de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals is vastgesteld in stap 3 blijvend is.
Onderzocht wordt of kan worden vastgesteld dat de verzekerde vanwege de ziekte, aandoening, stoornissen en beperkingen blijvend (levenslang) zal zijn aangewezen op permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Er is geen toegang tot de Wlz als er nog mogelijkheden zijn voor zodanige (functionele) verbetering of herstel (bijvoorbeeld vanwege behandeling van de ziekte, aandoening, stoornissen en/of beperkingen) dat er (nog) niet kan worden vastgesteld
Behandeling kan niet worden afgedwongen als de lichamelijke integriteit in het geding komt (bijvoorbeeld bij een operatie).
Bij kinderen wordt afgewogen of er nog (enige) ontwikkeling mogelijk is. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds ontwikkeling/verbetering van de onderliggende ziekte, aandoening, handicap en anderzijds de mogelijkheid om nieuwe vaardigheden aan te leren waardoor het functioneren kan verbeteren. Er is geen toegang tot de Wlz als er nog zodanige mogelijkheden zijn voor verbetering van het functioneren dat er (nog) niet kan worden vastgesteld dat de behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid /permanent toezicht blijvend is.”
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Vooropgesteld moet worden dat thans, naar aanleiding van de in de beroepsfase ingebrachte medische stukken, tussen partijen niet langer in geschil dat er bij eiseres sprake is van een grondslag zintuiglijke handicap. Evenmin is in geschil dat eiseres is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Het geschil tussen partijen spitst zich dus enkel nog toe op de vraag of de behoefte van eiseres aan 24- uurszorg blijvend is.
7.2.
Uit de in deze procedure door verweerder ingebrachte medische adviezen blijkt, kort samengevat en voor zover van belang, dat eiseres ernstige beperkingen heeft, maar daarvoor zowel groeps- als individuele logopedische behandeling en hoortraining op school krijgt. Dit heeft als doel de communicatieve zelfredzaamheid te verbeteren waardoor zij mogelijk in staat zal zijn om in de toekomst binnen haar mogelijkheden beter met haar omgeving te communiceren. Er wordt voornamelijk gewerkt aan het verbeteren van de communicatieve voorwaarden, het gebruiken van haar stem, haar hoorontwikkeling, haar spraakafzien en het vergroten van haar passieve en actieve woordenschat. De medisch adviseur concludeert dat op basis van de lopende behandelingen en resterende behandelmogelijkheden (nog) niet is vast te stellen dat eiseres blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
7.3.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder het bestreden besluit heeft mogen baseren op de in deze procedure ingebrachte medische adviezen. In hetgeen namens eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen grondslag voor de conclusie dat de medische adviezen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, niet concludent zijn of anderszins onjuist zijn. Dat de medisch adviseur van verweerder niet alles wat eiseres heeft aangedragen heeft betrokken in haar adviezen is voor die conclusie onvoldoende.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit de medische adviezen voldoende duidelijk blijkt dat eiseres weliswaar veel zorg nodig heeft, maar dat gelet op de nog resterende behandelmogelijkheden ten tijde van dit geding nog niet vast valt te stellen of eiseres blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Uit de door eiseres in beroep ingebrachte stukken blijkt dit evenmin. Op basis van deze stukken zag de medisch adviseur, zoals hiervoor onder 7.2 weergegeven, ook geen aanleiding om haar standpunt over het niet kunnen vaststellen van een blijvende noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid te wijzigen. Dat verweerder op basis van nieuwe medische gegevens in de beroepsfase de grondslag baseert op zintuiglijke handicap op basis van een spraak-/taalstoornis maakt dit niet anders. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag om een Wlz-indicatie terecht en op goede gronden afgewezen.
7.4.
Tot slot en volledig ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Uit het procesdossier en de behandeling ter zitting komt een duidelijk beeld naar voren van twee zeer betrokken ouders die niets liever willen dan dat hun kind de allerbeste beschikbare zorg krijgt en die in de veronderstelling verkeren dat deze zorg enkel en alleen met een Wlz-indicatie kan worden verkregen. Deze uitspraak zal dan ook een flinke teleurstelling zijn. Zoals verweerder echter ook ter zitting nader heeft toegelicht, betreft deze procedure slechts een momentopname. Dat in deze procedure (nog) niet kon worden vastgesteld dat eiseres blijvend permanent toezicht of 24 uurs zorg in de nabijheid nodig heeft, sluit namelijk niet uit dat eiseres in de toekomst wel kan aantonen dat de benodigde zorg van blijvende aard is. Het is daarom belangrijk dat, zoals verweerder ook ter zitting heeft aangegeven, eiseres relevante toekomstige ontwikkelingen in haar medische situatie kenbaar maakt aan verweerder, zodat deze dan opnieuw kan toetsen of aan de voorwaarden van de gevraagd Wlz-indicatie wordt voldaan.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. M.H. Affourtit-Kramer, leden, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.