ECLI:NL:RBNHO:2019:10719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
15/019046-19 en 16/041877-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging moord en bewezenverklaring van medeplegen poging doodslag en wapenbezit

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging moord en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachten rade handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende tijd had om zich te beraden op zijn handelen, en dat de aanwijzingen voor voorbedachten rade niet concreet genoeg waren. De verdachte was echter wel schuldig aan medeplegen van poging doodslag, omdat hij samen met een medeverdachte op een woning had geschoten met een automatisch vuurwapen, waarbij de kans op dodelijk letsel voor de bewoners aanwezig was. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door zijn handelen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een vrijheidsbenemende straf passend was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/019046-19 en 16/041877-19
Uitspraakdatum: 24 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op [adres 1] ,
thans gedetineerd in PI [naam PI] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 15/019046-19, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Zandvoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer bewoner(s) van een (beneden)woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (automatisch) vuurwapen (merk Skorpion) een- of meermalen heeft geschoten op en/of in de richting van die (beneden) woning (in welke woning op dat moment voornoemde bewoner(s) aanwezig waren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 26 november 2018 te Zandvoort, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een of meer bewoner(s) van een (beneden)woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg met een (automatisch) vuurwapen (merk Skorpion) een- of meermalen heeft geschoten op en/of in de richting van die (beneden) woning (in welke woning op dat moment voornoemde bewoner(s) aanwezig waren),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 26 november 2018 in Zandvoort en/of elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen aldaar opzettelijk die (met een automatisch vuurwapen bewapende) [medeverdachte 1] met een auto naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of vervolgens aldaar te wachten met de auto, teneinde die voornoemde [medeverdachte 1] na het misdrijf met de auto weg te kunnen brengen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Zandvoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer bewoner(s) van een (beneden) woning gelegen aan de [adres 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een- of meermalen met een (automatisch) vuurwapen (merk Skorpion) op en/of in de richting van die (beneden) woning te schieten (in welke woning op dat moment voornoemde bewoner(s) aanwezig waren);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 26 november 2018 te Zandvoort, een of meer bewoner(s) van een (beneden) woning gelegen aan de [adres 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een- of meermalen met een (automatisch) vuurwapen (merk Skorpion) op en/of in de richting van die (beneden) woning te schieten (in welke woning op dat moment voornoemde bewoner(s) aanwezig waren). bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 26 november 2018 in Zandvoort en/of elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen aldaar opzettelijk die (met een automatisch vuurwapen bewapende) [medeverdachte 1] met een auto naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of vervolgens aldaar te wachten met de auto, teneinde die voornoemde [medeverdachte 1] na het misdrijf met de auto weg te kunnen brengen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Zandvoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen (merk Skorpion), geschikt om (automatisch) te vuren, voorhanden heeft gehad;
en verdachte is onder parketnummer 16/041877-19 ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op of omstreeks 1 juni 2017 te Nieuwegein opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:hij op of omstreeks 1 juni 2017 te Nieuwegein opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 60,7 gram hennep en/of 5,1 gram hasjiesj, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder parketnummer 15/019046-19 gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het feit als poging moord moet worden gekwalificeerd. Onder parketnummer 16/041877-19 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde vervoeren/aanwezig hebben van 60,7 gram hennep.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder parketnummer 15/019046-19 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt van voorbedachten rade of opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om mensen van het leven te beroven.
Onder parketnummer 16/041877-19 heeft de raadsman met betrekking tot beide feiten betoogd dat in verband met onherstelbare vormverzuimen, te weten het ontbreken van een verdenking en het verzuim cautie te verlenen, bewijsuitsluiting dient te volgen. Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman zich verder nog op het standpunt dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken, nu 5,1 gram hasjiesj dient te worden aangemerkt als een gebruikershoeveelheid en niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte daarnaast opzettelijk 60,7 gram hennep heeft vervoerd/aanwezig gehad.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde poging moord onder parketnummer 15/019046-19De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde voorbedachten rade niet wettig en overtuigend is bewezen. Weliswaar bevatten het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring aanwijzingen die wijzen op enige planmatigheid in het handelen van verdachte, maar deze aanwijzingen acht de rechtbank onvoldoende concreet om op grond daarvan te kunnen vaststellen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van poging moord.
3.3.2.
Vrijspraak feit 2 onder parketnummer 16/041877-19
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aangetroffen zak hennep van 60,7 gram. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van die hennep. De resterende ten laste gelegde hoeveelheid hasjiesj van 5,1 gram moet worden aangemerkt als een hoeveelheid minder dan 30 gram, zoals bedoeld in artikel 11 lid 6 van de Opiumwet. Om die reden acht de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj vervoerd of aanwezig heeft gehad. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het gehele onder 2 ten laste gelegde feit. Nu de rechtbank komt tot een vrijspraak acht de rechtbank geen belang meer bij een behandeling van het door de raadsman gedane beroep op vormverzuimen ex artikel 359a Sv, die tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering zouden dienen te leiden.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt onder parketnummer 15/019046-19 tot bewezenverklaring van het onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag en het onder feit 2 ten laste gelegde en onder parketnummer 16/041877-19 tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair, onder parketnummer 15/019046-19, (medeplegen poging doodslag),
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen de volgende feiten vast.
Op 26 november 2018 ging verdachte samen met [medeverdachte 1] vanuit de omgeving Utrecht met een auto naar de woning aan [adres 2] . Dit betreft een benedenwoning. Op het terrein voor de woning stonden twee auto’s. Medeverdachte had een automatisch vuurwapen van het merk Browning, type Skorpion bij zich. Verdachte was de bestuurder van de auto en stopte eerst voor de woning, reed weer weg en stopte daarna nogmaals voor de woning en reed daarna een stukje achteruit. Vervolgens is medeverdachte uit de auto gestapt, voor genoemde woning gaan staan, waarna hij ten minste zeven kogels heeft geschoten in de richting van het slaapkamerraam op de begane grond. Het is op dat moment 02.47 uur. Daarbij zijn twee kogels door de ruit van de slaapkamer geslagen, waarvan er één is terechtgekomen in de rugleuning van een bureaustoel. Een van de bewoners, het slachtoffer, [slachtoffer] , zat op dat moment in deze bureaustoel te gamen op zijn computer. Nadat de schoten waren gelost voelde het slachtoffer pijn in zijn hand en trok hij een glassplinter uit zijn vinger.
De rol van verdachte
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard, dat hij een vriend naar Zandvoort heeft gereden omdat die vriend bij iemand geld wilde innen. Hij had het wapen echter niet gezien en wist dus ook niet dat er zou worden geschoten. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig en gaat daarom aan die verklaring voorbij. De rechtbank acht het in de eerste plaats ongeloofwaardig dat verdachte er daadwerkelijk vanuit ging dat hij midden in de nacht de medeverdachte een rit moest geven om ergens geld te gaan innen. Daar komt bij dat het een lange rit betrof, vanuit de omgeving Utrecht naar Zandvoort, de persoon die hij meevoerde een goede vriend van verdachte betrof en de rechtbank het onder die omstandigheden ongeloofwaardig acht dat verdachte geen nadere vragen heeft gesteld. Daarnaast is het onwaarschijnlijk dat verdachte het wapen, dat ter terechtzitting op verzoek van de officier van justitie is getoond, tijdens deze hele autorit niet heeft opgemerkt. Hierbij komt nog dat verdachte voordat de medeverdachte uitstapte en schoot, al een keer langs de woning had gereden en dat er in de dagen voorafgaan aan de schietpartij contact is geweest met zowel de medeverdachte, de schutter, als een ander gezamenlijk contact bij wie op een later moment ook het bij de schietpartij gebruikte wapen is aangetroffen. Tot slot maakt ook het veelvuldige contact dat na 26 november 2018 nog met de medeverdachte(n) heeft plaatsgehad de verklaring van verdachte, dat hij volledig overvallen was door de schietpartij en zijn gestelde woede daarover richting de medeverdachte, volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte net als zijn medeverdachte met de bedoeling om in Zandvoort op een woning te schieten in de nacht van 26 november 2018 vanuit de omgeving Utrecht naar Zandvoort is vertrokken.
Voorwaardelijk opzet
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte, tezamen met zijn medeverdachte, zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte, tezamen met de medeverdachte, het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om (een) bewoner(s) van de woning van het leven te beroven.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de (mede)verdachte de aanmerkelijk kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt dat de medeverdachte als schutter met een automatisch wapen meerdere kogels heeft afgevuurd op een benedenwoning in de richting van een raam. Het was midden in de nacht en de woning was bewoond. Onder die omstandigheden bestond er naar het oordeel van de rechtbank een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat een van de bewoners door de kogels dodelijk zou worden getroffen, mede gelet op de afstand tussen de schutter en de woning en gelet op de hoogte van de inslagen. In dit geval heeft dat gevaar zich ook concreet verwezenlijkt gelet op het feit dat één kogel is terechtgekomen in de rugleuning van de bureaustoel waarop het slachtoffer [slachtoffer] op dat moment zat te gamen waardoor vitale lichaamsdelen van dat slachtoffer ook daadwerkelijk bijna waren geraakt.
(Mede)verdachte wist dat hij op een woning schoot waarbij duidelijk was dat twee auto’s op eigen terrein voor de deur stonden en het midden in de nacht was.
Gelet op het nachtelijke tijdstip en het feit dat er auto’s voor de deur geparkeerd stonden, kon en diende (mede)verdachte er van uit te gaan dat een of meer van de bewoners thuis zouden zijn. Door zich vervolgens niet te vergewissen of zich iemand op de begane grond bevond en in die richting van (het raam) van de woning met een automatisch wapen meerdere kogels af te vuren heeft (mede)verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een of meerdere bewoners dodelijk zouden worden getroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat (mede)verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van een of meer van de aanwezige bewoners van de benedenwoning aan de [adres 2] , waarbij de rechtbank opmerkt dat de aanduiding “zw” aangeeft dat het hier om een benedenwoning gaat, in Zandvoort.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen en de hierboven vastgestelde feiten volgt dat er sprake is geweest van een intensieve samenwerking met een duidelijke taakverdeling. De rol van medeverdachte bestond uit het schieten op de woning. Daarbij werd hij ondersteund door verdachte, die hem als bestuurder van de auto midden in de nacht vanuit de omgeving Utrecht naar de woning aan de [adres 2] heeft gereden. Aldaar is door verdachte, samen met de medeverdachte, eerst nog een voorverkenning uitgevoerd door een eerste keer voor de woning te stoppen en vervolgens door te rijden. Vlak voor de beschieting is de verdachte, als bestuurder van de auto, weer langs de woning gereden, is gestopt en is nog naar achteren gereden, waarna de medeverdachte kon uitstappen en na het schieten op de woning direct weer kon instappen waarna zij beiden direct konden wegkomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte sprake is geweest, die in de kern bestaat in een gezamenlijke uitvoering, en dat het medeplegen bewezen kan worden verklaard, zowel voor de poging doodslag als het voorhanden hebben van het daarbij gebruikte wapen.
3.3.5.
Bewijsoverweging met betrekking tot parketnummer 16/041877-19 feit 1
De raadsman heeft bepleit dat de aangetroffen cocaïne uitgesloten moet worden van het bewijs nu er geen rechtmatige fouillering van zijn cliënt is geweest. De rechtbank passeert dit verweer, nu uit het dossier niet blijkt dat de cocaïne bij een fouillering van verdachte is aangetroffen.
3.3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht onder parketnummer 15/019046-19 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 26 november 2018 te Zandvoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer bewoner(s) van een benedenwoning gelegen aan [adres 2] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet, met een automatisch vuurwapen (merk Skorpion) meermalen heeft geschoten op die benedenwoning (in welke woning op dat moment voornoemde bewoners aanwezig waren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 26 november 2018 te Zandvoort, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen (merk Skorpion), geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
en acht onder parketnummer 16/041877-19 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 juni 2017 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram, van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 (onder parketnummer 15/019046-19):
medeplegen van poging doodslag
Ten aanzien van feit 2 (onder parketnummer 15/019046-19):
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van feit 1 (onder parketnummer 16/041877-19):
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de mobiele telefoon moet worden teruggegeven aan de penitentiaire inrichting waar deze in beslag is genomen en de cocaïne dient te worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om hoogstens een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. Daarbij is meermalen met een automatisch vuurwapen op een woning geschoten met als gevolg dat één van de slachtoffers, een veertienjarige jongen, blijvend letsel heeft bekomen aan zijn hand. Dit is een ernstig feit. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader(s) niet alleen de lichamelijke integriteit van het voornoemd slachtoffer geschonden, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, maar ook vrees aangejaagd en een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de overige bewoners. Slachtoffers van een dergelijk feit ondervinden naast de lichamelijke gevolgen - zo leert de ervaring – nog lange tijd nadien psychische schade. De eigen woning is een plaats waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Bovendien brengen dergelijke feiten veelal gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 september 2019. Dit rapport houdt onder meer in:
Betrokkene heeft eerder politie/justitie contact gehad maar een duidelijk patroon in delictgedrag signaleren wij niet. Wel zien wij dat de huidige verdenking, in ernst afwijkt van eerdere verdenkingen. Wij zien problemen op het gebied van het sociale netwerk al kunnen wij geen inschatting maken van welke invloed het sociaal netwerk precies op hem heeft, hoe dit zijn gedrag eventueel beïnvloedt en welke rol hij aanneemt binnen zijn sociale netwerk. Op het gebied van houding en middelengebruik zien wij enige problemen al hebben wij geen signalen die er op wijzen dat middelengebruik het dagelijks functioneren van betrokkene beïnvloedt. Bij een veroordeling zien wij het sociaal netwerk als direct delictgerelateerd. De relatie met partner, gezin en familie zien wij als beschermende factor en dagbesteding zien wij als mogelijk beschermende factor. Gezien de grotendeels ontkennende houding van betrokkene, het ontbreken van grote problemen op de verschillende leefgebieden en de huidige, in ernst afwijkende, verdenking ten aanzien van eerdere verdenkingen kunnen wij geen inschatting maken van de kans op recidive. Wij adviseren het commune strafrecht toe te passen (volwassenenstrafrecht).
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten geen andere straf dan een gevangenisstraf passend en geboden is. Hoewel de rechtbank verdachte weliswaar van onder meer de ten laste gelegde poging moord vrijspreekt acht zij de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend, in lijn met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en in verhouding tot de straf die de rechtbank aan de medeverdachte heeft opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mobiele telefoon, dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de penitentiaire inrichting, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven cocaïne dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 1 van parketnummer 16/041877-19 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Vordering benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.423,42 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/019046-19 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van € 423,42 materiële schade en een bedrag van € 4.000,00 immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen poging doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
[benadeelde] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.5000,00 ingediend wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/019046-19 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen poging doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Artikelen 2, 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/019046-19 onder feit 1 impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 16/041877-19 onder feit 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/019046-19 onder feit 1, impliciet subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16/041877-19 onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- een mobiele telefoon.
Gelast de onttrekking aan het verkeer van:
- opium.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.423,42, bestaande uit € 423,42 als vergoeding voor de materiële en € 2.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2423,42, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
34 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.500,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
72 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mrs. E.M. ten Bos en B.C. Swier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.
Mr. Swier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 onder parketnummer 15/019046-19
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 22 februari 2019 (pagina 120 e.v. van het algemeen dossier).
Ik wordt beschuldigd van een schietpartij in Zandvoort, het klopt..(…). Daar was ik bij.(…), ik was klaar met werken (…). Op een gegeven ogenblik vroeg een vriend of ik hem naar Zandvoort wilde brengen. (…) Wij zijn daarop naar zijn huis gereden, daar heeft hij zich omgekleed. Wij zijn vervolgens naar Zandvoort gereden. (…) Wij zijn volgens mij twee of drie keer door de straat gereden.(…) Hij stapte uit en begon op het raam te schieten. Hierna stapte hij weer in en reden wij weg.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 198 tot en met 201 van het algemeen dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Op maandag 26 november 2018 omstreeks 03.30 uur kreeg ik met mijn collega het verzoek om een recherche-onderzoek in te stellen aan het adres [adres 2] .
Omstreeks 04.15 uur kwam ik ter plaatse aan dit adres. Het adres betreft een benedenwoning,
gelegen op de rechter hoek van een rij huizen. Op het terrein voor de woning stonden twee
voertuigen met Duits kenteken, 1 van het merk Mercedes en 1 van het merk Volkswagen, type Golf.
Aan de linkerzijde van de voordeur van de woning bevindt zich een slaapkamer, aan de rechterzijde van de voordeur bevindt zich de woonkamer.
[slachtoffer] was de zoon die gewond was geraakt. [slachtoffer] verklaarde dat hij in zijn slaapkamer aan het gamen was en naar het beeldscherm van zijn computer keek. Op een gegeven ogenblik hoorde hij een auto aan komen rijden. Hij hoorde dat deze auto stopte en achteruit reed. Vervolgens hoorde hij een knal. Het ging allemaal zeer snel, hij voelde pijn aan zijn hand en is snel zijn kamer uitgerend. Hij dacht dat er een steen door de ruit was gegooid, trok een glassplinter uit zijn vinger, gooide deze weg en is naar zijn ouders gerend, heeft zijn hand onder de kraan gehouden en een doek om zijn hand gewikkeld.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] (pagina 174 e.v. van het algemeen dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als verklaring van de getuige:
Ik ben woonachtig op [adres 2] . Ik schrok wakker samen met mijn man in de nacht doordat mijn zoon heel hard de slaapkamer in rende. Hij schreeuwde en hij liep met zijn hand in zijn andere hand. Er is maandag 26 november 2018 tussen 02.45 uur en 02.47 uur geschoten op mijn woning.
Mijn zoon zag zijn gordijn omhoog vliegen met een harde klap. Mijn zoon zat te gamen in zijn kamer en zat op een bureaustoel in de kamer. Hij heeft nog wat uit zijn vinger getrokken.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 205 tot en met 209 van het algemeen dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Om 02.45.04 uur komt er een donkergekleurde auto aanrijden. Deze auto komt aanrijden met gedoofde lichten en blijft even stilstaan voor de woning.
Om 02.45.09 uur zie ik dat de donkergekleurde auto wegrijdt met gedoofde lichten.
Om 02.47.28 uur zie ik dat de donkergekleurde auto aan komt rijden met brandende lichten. De auto stopt voor de woning en rijdt een klein stukje achteruit.
Om 02.47.32 zie ik dat tijdens het achteruitrijden van de auto de portier aan de rechterzijde van het voertuig open gaat.
Om 02.47.34 stapt er een persoon uit het voertuig die helemaal donker is gekleed. Alleen zijn gezicht is niet bedekt. Ik zie dat beide broekspijpen smal toe lopen. Het lijkt er op dat deze broekspijpen of in een sok zitten dan wel in een paar hoge schoenen.
Om 02.47.35 is te zien dat deze persoon meerdere schoten lost op de woning. Het lijkt alsof het een automatisch wapen betreft.
Om 02.47.38 zie ik dat deze persoon loopt in de richting van de stilstaande auto en aan de rechterzijde van het voertuig instapt. Aan deze zijde stond het portier nog open.
Om 02.47.41 zie ik dat het voertuig wegrijdt.
Een proces-verbaal Sporenonderzoek (pagina 22 tot en met 29 van het forensisch dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Onderzoek plaats delict - buitenzijde woningOp het fietspad en op de rijbaan voor perceel [adres 2] waren door de ter plaatse gekomen collega's van de Basis Politie Zorg (BPZ) pylonen en een helm geplaatst. Op deze plaatsen zouden door de collega's hulzen zijn aangetroffen. Onder de pylonen en de helm werden inderdaad zeven hulzen aangetroffen (Foto 06 t/m 08 genummerd - 1 t/m 7). De hulzen werden veiliggesteld en voorzien van SIN AALY4804NL, AALY4799NL, AALY4801NL, AALY4803NL, AALY4800NL, AALY4802NL en AALY4805NL. Op de linkerzijde van de Mercedes werden drie beschadigingen aangetroffen (Foto 11 en 12 - genummerd 8, 9 en 10). De beschadigingen hadden een kenmerkende vorm passend bij een zogeheten "ricochet" beschadiging. Dergelijke beschadigingen ontstaan doorgaans als een object, zoals een verschoten projectiel, met snelheid en onder een relatief lage hoek van binnentreden het object raakt. Het object ketst dan als het ware af van het oppervlak. Op het dak van de Mercedes werd waarschijnlijk een deel van een kern van een kogel aangetroffen (Foto 16 en 17 - genummerd 11). Op de straat voor de voordeur lag waarschijnlijk een deel van een kern van een kogel (Foto 18 en 19 - genummerd 12). Aan de bovenzijde van het deurkozijn van de voordeur hing een deel van een mantel van een kogel (Foto 20 en 21 - genummerd 18).
In de voorgevel van perceel [adres 2] werden diverse beschadigingen aangetroffen (Foto 22), te weten:
- een door het ruit van de slaapkamer (Foto 23 - genummerd 14). Deze beschadiging bevond zich op ongeveer 115 cm gemeten vanaf de grond;
- drie ronde, dan wel ovale inslagen in het (raam)kozijn naast de voordeur (Foto 24 t/m 26 - genummerd 13, 16 en 17). Deze beschadigingen bevonden zicht op ongeveer 110 cm (13), 147 cm (16) en 170 cm gemeten vanaf de grond;
- een ronde inslag in het deurkozijn van de voordeur (Foto 27 - genummerd 15). Deze beschadiging bevond zich op ongeveer 130 cm gemeten vanaf de grond;
- een indruk op de slotplaat van het cilinderslot van de voordeur (Foto 28 - genummerd 28). Deze beschadiging bevind zich op ongeveer 130 cm gemeten vanaf de grond.
De beschadigingen in het raam- en deurkozijn werden met een scalpelmesje deels uitgesneden. In de beschadigingen werden geen projectielen aangetroffen.
Waarschijnlijk waren de projectielen zo diep in het hout terecht gekomen dat deze niet aangetroffen konden worden zonder grote schade aan het kozijn te veroorzaken. De aangetroffen beschadigingen zijn passend bij schotbanen van projectielen komend vanaf de openbare weg. Gezien de ronde, dan wel licht ovale vorm van de inslagen, zijn de projectielen loodrecht, of onder een kleine hoek ingeslagen in de voorgevel.
Onderzoek plaats delict - slaapkamerGezien vanaf de openbare weg was in de linker voorzijde van de woning een slaapkamer gelegen. In de linker onderzijde van het rolgordijn zaten twee beschadigingen (Foto 34). Op de vloer van de slaapkamer lag een gedeformeerd projectiel (Foto 35 en 36 - genummerd 20). Op de vloer, onder de computertafel lag een mantel van een projectiel (Foto 37 en 38 - genummerd 25). Op de mantel zat een rode substantie, vermoedelijk bloed. Onder het bed werd de kern van een projectiel aangetroffen (Foto 39 en 40 - genummerd 26). De slaapkamer grensde aan de voorgevel van de woning en in het raam en het raamkozijn waren twee (schot)beschadigingen zichtbaar (Foto 41 t/m 43 - genummerd 23 en 24 - horende bij markering 13 en 14). In de bekleding aan de rechter zijkant van de stoel bij de computer werd een beschadigingen aangetroffen (Foto 44 t/m 46 - genummerd 21). Het frame van de stoel op deze plek was beschadigd. Waarschijnlijk was de stoel op deze plaats geraakt door een projectiel
Reconstructie schotbanen1. Gezien de hulzen op de rijbaan en het fietspad is er minimaal zeven keer geschoten (markering 1 t/m 7). Gezien de inslagen op de auto en in de woning is er vanaf de openbare weg richting de woning geschoten.
2. Waarschijnlijk drie projectielen hebben de personenauto van het merk Mercedes op de oprit van perceel [adres 2] geraakt (markering 8, 9 en 10). Deze projectielen hebben het voertuig op een relatief lage hoek van binnentreden geraakt en hebben vermoedelijk daarna hun baan vervolgd richting de woning.
3. Minimaal drie projectielen zijn in het deurkozijn en het raamkozijn ingeslagen (Markering 15, 16 en 17). Deze projectielen werden niet meer aangetroffen omdat ze te diep in het hout doorgedrongen waren. Vermoedelijk was een projectiel afgeketst tegen het cilinderslot van de voordeur (Markering 28).
4. een projectiel is door het ruit van de slaapkamer gegaan (markering 14 en 23). Vermoedelijk heeft het projectiel bij het doordringen van het raam zijn mantel verloren. Op de vloer van de slaapkamer werden een mantel en een kern van een projectiel aangetroffen (markering 25 en 26). Op de mantel zat bloed en vermoedelijk heeft de mantel de bewoner van de slaapkamer geraakt, die ten tijde van het incident in de slaapkamer aan het computeren was. Van de schootsbaan van dit projectiel kon geen reconstructie gemaakt worden.
5. een projectiel is door het raamkozijn van de slaapkamer gegaan (markering 13 en 24). Waarschijnlijk is dit projectiel door het rolgordijn gegaan en heeft daarna de
rugleuning van de stoel in de slaapkamer geraakt (markering 21). Van deze schootsbaan werd met touw een reconstructie gemaakt (Foto 47 en 48 - op de laatste foto is de schootsbaan met een rode lijn verduidelijkt).
6. de inschoten (markering 13, 14, 15, 16, 17 en 28) in de voorgevel van de woning bevonden zich op een hoogte van ongeveer 110 cm - 170 cm gemeten vanaf de grond.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 31 tot en met 32 van een aanvullend proces-verbaal). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
In de woning werden aangetroffen bewoner en verdachte [medeverdachte 1] , geboren
op [geboortedatum 2] . Om 01:45 uur werd er door collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de onafgesloten kelderbox van de woning [adres 3] , welke ook benummerd was met [nummer] , twee (2) vuurwapens aangetroffen in een zwarte zak met daarop opschrift "Easywalker", welke weer in een rode Kruidvattas zat op een autokinderstoel lag.
Een proces-verbaal van Sporenonderzoek (pagina 84 tot en met 87 van een aanvullend proces-verbaal). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
SIN : AAKE1556NL
Object ; Vuurwapen (Pistoolmitrail)
Land : Nederland
Wapennummer : A 7230
Bijzonderheden : Incl. houder met munitie (4 x s4b 7.65mm, 5 x cbc .32)
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 300 tot en met 306 van het algemeen proces-verbaal). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Bevindingen 24 november 2018
In de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) is te zien dat dit nummer op 24 november 2018 omstreeks 23:55 uur onder het bereik is van een BTS site geplaatst op de [adres 4] . Op dat zelfde moment is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] [verdachte] ) eveneens onder het bereik van deze BTS site. Deze BTS site is gelegen in de nabijheid van de woonadres van verdachte [verdachte] , [adres 1] .
Bevindingen 25 november 2018
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) is om 00:46 uur en 01:42 uur binnen het bereik van de BTS sites geplaatst op de [adres 5] en de [adres 6] in Utrecht, zijnde BTS sites geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] .
Om 03:08 uur is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) onder het bereik van een BTS site geplaatst op de [adres 7] om vervolgens van 03:28 uur tot 06:14 uur weer binnen het bereik van een BTS site, gelegen in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] te zijn.
Van 15:43 uur tot en met 16:19 uur is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) binnen het bereik van BTS sites gelegen in de nabijheid van zijn woning in [woonplaats 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 2] ) is van 16:02 uur tot en met 16:13 uur binnen het bereik van een BTS site gelegen in nabijheid van de woning van verdachte [verdachte] in [woonplaats 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) is van 17:08 uur tot en met 18:11 uur onder het bereik van een BTS site geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 2] ) is van 17.27 uur tot en met 18:12 uur onder het bereik van een BTS site geplaatst in de nabijheid van zijn woning.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) is van 17:35 uur tot en met 17:49 uur onder het bereik van een BTS site geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) is om 20:34 uur onder het bereik van een BTS site geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [verdachte] in [woonplaats 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 2] ) is om 20:44 uur onder het bereik van een BTS site
geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [verdachte] in [woonplaats 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) heeft rond deze tijdstippen geen gesprekken waardoor niet is aan te geven onder het bereik van welke BTS site het telefoonnummer dan is.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) is van 20:50 uur tot en met 21:44 onder het bereik van een BTS site geplaatst op de [adres 5] in Utrecht, een BTS site geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) is van 21:53 uur tot en met 26 november 2018, 00:59 uur onder het bereik van een BTS site geplaatst op de [adres 5] , een BTS site geplaatst in de nabijheid van de woning van verdachte [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 2] ) is van 21:00 uur tot en met 22:30 onder het bereik van BTS sites geplaatst op meerdere locaties in Utrecht. Om 21: 41 uur, het tijdstip dat er bij het tankstation Haan, gevestigd aan de [adres 8] te Utrecht een incident plaatsvindt waarbij de Seat
Ibiza, op naam gesteld van verdachte [verdachte] betrokken is (bron: PV 191, PV camerabeelden tankstation Haan), is het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 2] ) onder het bereik van een BTS site geplaatst in de directe nabijheid van dit tankstation.
Om 23:22 uur is het telefoonnummer [telefoonnummer 3] onder het bereik van BTS sites geplaatst op de
[adres 5] en [adres 9] in Utrecht, BTS sites die in de nabijheid van de woning van
verdachte [medeverdachte 2] zijn geplaatst.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) is om 23:00 en 23:05 uur onder het bereik BTS sites geplaatst in Alphen aan den Rijn en verplaatst zich vervolgens via BTS sites geplaatst in Woerden, Harmelen en Nieuwegein naar Utrecht om vervolgens via BTS sites geplaatst in Maarssen, Maarssenbroek en Loenen aan de Vecht te verplaatsen naar Zandvoort.
Een proces-verbaal onderzoek wapen (pagina 240 tot en met 243 van het forensisch dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Spoor identificatienr. : AAKE1556NL
Het is een vuurwapen in de vorm van een machinepistool. Het wapen heeft het kaliber
van 7,65(x 17)millimeter cq .32 AGP. Dit wapen heeft de uiterlijke kenmerken van een "Skorpion" (Vz61) machinepistool. Gezien het vorenstaande is dit machinepistool een automatisch-vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3 , gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
Een schriftelijk bescheid (pagina 264 tot en met 270 van het forensisch dossier), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 23 januari 2019, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Het vuurwapen [AAKE1556NL] heeft de uiterlijke kenmerken van een semi- en
volautomatisch werkend machinepistool, model Skorpion VZ61, kaliber
7,65mm Browning, serienummer A7208.
Er zijn aanwijzingen gevonden dat de verschoten hulzen van het schietincident in
Zandvoort PL1100-2018227530-13 afkomstig zijn uit vuurwapen [AAKE1556NL], De
sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Voor elk van de zeven hulzen [AALY4799NL t/m -4805NL], kaliber
7,65mm Browning, en vuurwapen [AAKE1556NL] zijn de volgende hypothesen
beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De bevindingen van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel
waarschijnlijker3 wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/041877-19
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 10 december 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De cocaïne die is aangetroffen is van mij.
Een schriftelijk bescheid (pagina 79 tot en met 80 van het dossier), te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 september 2017, inhoudende een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Omschrijving: volgens opgave 0,70 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne.
Een proces-verbaal van bevindingen. (pagina 5 tot en met 8). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Op donderdag 01 juni 2017, omstreeks 17.00 uur, reed ik [verbalisant 3] , samen
met collega [verbalisant 4] in de algemene surveillance te Nieuwegein. De man bleek genaamd te zijn: [verdachte] .