Op 15 maart 2019 hebben verzoekers tijdens een zitting de wraking van de rechter verzocht in een civiele procedure die aanhangig was bij de Rechtbank Noord-Holland, afdeling privaatrecht, sectie Handel, Kanton en Insolventie. Dit verzoek was gericht tegen de rechter die tevens plaatsvervangend voorzitter is van de Raad van Discipline te Amsterdam. Verzoekers voerden aan dat er sprake was van te veel conflicterende belangen, waardoor een onafhankelijke en eerlijke rechtspraak niet te verwachten viel. De rechter heeft het wrakingsverzoek niet geaccepteerd en voerde aan dat het verzoek te laat was ingediend, namelijk 2,5 uur na aanvang van de zitting. De rechter stelde dat er geen conflicterend belang was tussen haar werk voor de Raad van Discipline en de behandeling van de hoofdzaak.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat verzoekers niet-ontvankelijk moesten worden verklaard in hun verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Noord-Holland, omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot wraking van een rechter die geen bemoeienis heeft met de behandeling van de zaak. Daarnaast werd het wrakingsverzoek tegen de rechter als tardief beschouwd, omdat verzoekers de feiten en omstandigheden al eerder hadden kunnen indienen. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat het proces in de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 maart 2019 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.