ECLI:NL:RBNHO:2019:10623

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
C/15/290598 / HA RK 19/138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter mr. J. Candido niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft verzoeker op 3 juli 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter mr. J. Candido, die betrokken was bij een hoofdzaak die aanhangig was bij de Rechtbank Noord-Holland. Verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen meer had in de rechter, omdat hij vond dat er geen hoor en wederhoor had plaatsgevonden tijdens eerdere zittingen. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 20 augustus 2019, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak niet.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen, grotendeels al bekend waren bij verzoeker op 9 april 2019, de datum van de comparitie van partijen. Het verzoek tot wraking is echter pas op 3 juli 2019 ingediend, meer dan twee maanden na de relevante gebeurtenissen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen juridisch relevante verklaring had gegeven voor deze vertraging.

Op basis van het feit dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, heeft de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/290598 / HA RK 19/138
Beslissing van 28 augustus 2019
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker 1] ,
wonende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J. Candido,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 3 juli 2019 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie. locatie Haarlem aanhangige zaak met zaak-/rolnummer: 7422821 CV EXPL 18-11456, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 20 augustus 2019. Verzoeker, de rechter en [wederpartij hoofdzaak] (hierna te noemen: de wederpartij in de hoofdzaak), zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek ter rolzitting van 3 juli 2019 het volgende aangevoerd:
“Ik wil de rechter, mr. Candido, wraken. Iedereen heeft recht op een onpartijdige rechter, maar dat is niet meer vast te stellen. Op 9 april is er een zitting geweest waarbij ik dacht inhoudelijk te kunnen antwoorden, maar het klopte allemaal niet voor mijn gevoel. Op de zitting is er inhoudelijk niets besproken. We hebben uitstel gekregen om een nieuwe advocaat te zoeken en om een garantiestelling te regelen. Vervolgens is er op 24 april een vonnis gewezen waarin staat dat we inhoudelijk hebben gereageerd, maar dit klopt niet. Er is geen sprake geweest van hoor en wederhoor.”.
2.2
Ter zitting van 20 augustus 2019 heeft verzoeker het wrakingsverzoek nader toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij de rechter niet meer vertrouwt. Ter zitting van 9 april 2019 heeft de rechter hem geen toelichting gevraagd op de door hem voorafgaand aan die zitting in het geding gebrachte producties, terwijl verzoeker wel verwacht had dat dit zou gebeuren. De tijdens deze zitting gedane wraking had niet ingetrokken mogen worden. De rechter heeft verzoeker daartoe gedwongen. Een gevolg van deze intrekking is een op 24 april 2019 gewezen vonnis dat voor verzoeker nadelig heeft uitgepakt. Het is een vonnis dat is gewezen zonder dat verzoeker zijn standpunt heeft kunnen toelichten. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard dat hij het verzoek tot wraking eerst op 3 juli 2019 heeft ingediend, omdat hij en zijn gemachtigde alles zelf moesten onderzoeken, omdat zij geen juridische bijstand meer hebben van een advocaat.

3.De beoordeling

3.1
In de hoofdzaak heeft verzoeker de wederpartij in de hoofdzaak gedagvaard in verzet tegen een door de kantonrechter in deze rechtbank op 31 oktober 2018 gewezen verstekvonnis in een zaak van die wederpartij tegen verzoeker. Verzoeker heeft tevens een incidentele vordering en een vordering in reconventie ingesteld.
3.2
In de hoofdzaak heeft ten overstaan van de rechter op 9 april 2019 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie heeft verzoeker meegedeeld de rechter te willen wraken. Nadat hem was uitgelegd hoe procedures bij de rechtbank werken, heeft hij dit wrakingsverzoek op een later tijdstip in de comparitie weer ingetrokken. Na deze comparitie heeft de rechter de behandeling gesloten en beslist dat hij op 24 april 2019 vonnis zou wijzen.
3.3
De rechter heeft op 24 april 2019 vonnis gewezen en daarin heeft hij de vordering in het incident afgewezen en de vordering in de hoofdzaak verwezen naar de rolzitting van 8 mei 2019 voor conclusie van repliek aan de zijde van de wederpartij in de hoofdzaak.
3.4
Ter rolzitting van 8 mei 2019 heeft de wederpartij in de hoofdzaak een conclusie van antwoord in oppositie tevens antwoord in reconventie genomen. De rechter heeft de zaak aangehouden tot de rolzitting van 5 juni 2019, teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen met een conclusie van repliek in oppositie en conclusie van repliek in reconventie op de door [wederpartij hoofdzaak] in het geding gebrachte stukken te reageren.
3.5
Op verzoek van verzoeker is de behandeling van de zaak aangehouden tot de rolzitting van 3 juli 2019, wederom om verzoeker in de gelegenheid te stellen een conclusie van repliek in oppositie en conclusie van repliek in reconventie te nemen.
3.6
Op de rolzitting van 3 juli 2019 heeft verzoeker de rechter gewraakt ten overstaan van de op die zitting fungerende rolrechter, mr. S.N. Schipper.
3.7
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Uit de wet volgt dat de verzoeker die feiten of omstandigheden moet aanvoeren.
3.8
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot het verzoek, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Deze rechtsregel brengt mee dat niet mag worden getalmd met het indienen van een wrakingsverzoek, maar dat het verzoek moet worden gedaan zo spoedig mogelijk na het bekend worden van de relevante feiten of omstandigheden.
3.9
Blijkens het proces-verbaal van de rolzitting van 3 juli 2019 en de toelichting van verzoeker en zijn gemachtigde op het wrakingsverzoek tijdens de behandeling daarvan op 20 augustus 2019 hebben de feiten en omstandigheden die verzoeker aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd zich grotendeels voorgedaan tijdens de comparitie van partijen op 9 april 2019 en hebben deze gedeeltelijk betrekking op de inhoud van het vonnis van 24 april 2019.
3.1
De ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden waren bij verzoeker en zijn gemachtigde derhalve merendeels al op 9 april 2019 en uiterlijk na ontvangst van het vonnis in april 2019 bekend. Voor het tijdsverloop van meer dan twee maanden tussen de datum van de comparitie c.q. de datum van het vonnis en de datum van het wrakingsverzoek heeft verzoeker geen juridisch relevante verklaring gegeven. De omstandigheid dat verzoeker en zijn gemachtigde niet direct begrepen hadden dat de kantonrechter naar aanleiding van de comparitie van 9 april 2019 op 24 april 2019 een vonnis in het incident zou wijzen en dat verzoeker en zijn gemachtigden – nu zij geen juridische bijstand meer hebben van een advocaat – zelf alles moesten onderzoeken, zijn voor het te lange tijdsverloop onvoldoende rechtvaardiging.
3.11
De wrakingskamer stelt derhalve vast dat het verzoek tot wraking niet tijdig is ingediend. Dit brengt met zich dat verzoeker niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer komt daarmee niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en verwijst de hoofdzaak daartoe naar
de rolzitting van woensdag 25 september 2019 te 10.00 uur, teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen een conclusie van repliek in oppositie en conclusie van repliek in reconventie te nemen;
4.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. T.S. Röel en mr. H.P. van der Lelie, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.